water, wel de voornaamste reden is van het zo aanmerkelyk bederf, waar mede het Amsterdamsch Burgwalwater is aangedaan, wordt voornaamelyk hier uit beweezen, dat het Stads binnenwater weleer niet alleen, van wegen deszelfs vischrykheid, wierd verpagt; maar ook hier uit, dat, volgens Wagenaar, dit zelfde water in 1525 nog zeer goed was tot het bereiden van spyzen en tot het brouwen van bier. Ja zelfs hier door, dat 'er nog eene Keure overig is van 1591, by welke bevolen wordt, dat de Verweryen nergens, dan ter plaatze daar nu de Groenburgwal en Zwaanenburgwal gelegen zyn, mogten worden opgericht, op dat niet het Stads water zoude geinfecteerd worden. Niet minder klaarblykelyk is het bewys, genomen uit het gebeurde in het noodlottig jaar van 1672, wanneer Koning Lodewyk de XIV, reeds meester zynde van Gelderland, het Sticht, en een gedeelte van Holland, het overige, en vooral Amsterdam, hoopte te dwingen door middel van het geweldig hoog binnenwater, 't geen hy, door het doorgraaven van den Lekdyk, veroorzaakte, zonder echter daarmede zyn oogmerk te kunnen bereiken, dewyl de afstrooming door Amsterdam en elders zo groot was, dat dit water in geenen deele tot de begeerde hoogte kon klimmen. Ondertusschen had die vermeerderde afstrooming door Amsterdam ras ten gevolge, dat de stank en brakheid van het Burgwalwater geheel verdween, en het water zo zoet wierd, dat de Noordhollanders hunne Waterschepen binnen deeze Stad, voor de St. Anthoniessluis, met zoet water lieten volloopen.
Verder wordt voldoende betoogd, dat, hoe nuttig ook de zogenaamde cirkuleering door de Stad, door middel van uit- en inlaatende Sluizen, moge zyn, deeze werkdaad toch alleen verricht wordt door middel van zout water, en dus niet in staat zy tot het grondig herstellen van het kwaad; dan dat hier toe alleen met goed gevolg zou kunnen dienen een vermeerderde doorloop van zoet water. Ten dien einde vermeenen de Stellers van dit Rapport, dat het wel der moeite waardig zoude zyn, om te onderzoeken of niet eene doorgaaving by den Overtoom zou kunnen gemaakt worden, met dit gevolg, dat men een gedeelte van het zoet water der Haarlemmermeer door Amsterdam zou kunnen lossen, en dus zich van het brak water ontdoen. Iets dat wy zeer mogelyk achten, mits dat 'er een zwaare Schutsluis in