of koude der ververschte lucht voor onverschillig rekent, onze Schryver daarentegen gelooft, ‘dat de koude, als koude, (zie bl. 22.) op het gansche beloop der Kinderziekte, het zy dan ingeënte, het zy natuurlyke, een meer voordeeligen invloed heeft, dan de warmte, zo dat, alles gelyk staande, de eerste te verkiezen zy.’ Dit wordt niet alleen door onzen Schryver gesteld, maar met zeer voldoende redenen bevestigd.
Verder gaat de Schryver, op bl. 34 en volgg., over tot het onderzoek der denkbeelden van den Heer Tersier, aangaande de eigenaartige gelykheid der ingeënte en natuurlyke Pokjes, omtrent welke zekerlyk ongegronde stelling de Schryver zich, onder anderen, aldus uitdrukt. - ‘Maar nog meer stond ik verbaasd, toen ik bemerkte de slimme wyze, op welke gy die verzekering algemeen zoekt te maaken, en door uwe redeneering uwe Leezers in 't geloof zoekt te brengen, dat genoegzaam alle Inenters alleen in het genot der vrye lucht het voordeel der Inentinge stellen; immers zodanig moeten of zullen ten minste de meeste uwer Leezers besluiten uit uw zeggen, dat dat genot het eenige is, waarop eenpaarig door alle Inenters wordt aangedrongen. - Ondertusschen is het een en ander vry verre bezyden de waarheid. Gelyk ik buiten u geene Schryvers kenne, die alleen in het bestier het voordeel der ingeënte Pokjes stellen gelegen te zyn, schoon het mogelyk is, dat 'er zulke zyn, zo durf ik ik wel verzekeren, dat de meeste Inenters eenpaarig, behalven op het genot der versche lucht, tevens en altoos op verscheiden andere maatregelen, by de Inenting in acht te neemen, aandringen, en dat zy vooral de wyze, van het pokgift door Inenting mede te deelen, als den voornaamen bron beschouwen, waar uit de voordeelen van dat konstmiddel voortvloeijen.’
Tot verder bevestiging zyns gevoelens berekent de Schryver het getal dier geene, welke door de Inenting sterven, in vergelyking van die geene, welke door de natuurlyke Pokjes worden weggesleept. Hy betoogt dat het getal der eerste niet noemenswaardig, terwyl het getal der laatste altoos zeer groot is, niettegenstaande de lucht zo veel wordt verfrischt, als maar immer mogelyk is. Welk laatste hy niet alleen bevestigt met zyne eigene ondervindingen, maar insgelyks uit de waarneemingen in de Londensche Ziekenhuizen genomen. ‘Ook heb ik