Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijStaatkundige Bedenkingen, betreffende het Zeewezen der onderscheiden Volken van Europa, gegrond op de plaats hebbende Tractaten van Vrede, Koophandel en Zeevaart. Naar het Fransch van den Burger Arnould, Chef van het Bureau en de Balans van Koophandel van Frankryk. In den Haag, by I. van Cleef, 1798. In gr. 8vo. 484 bl.Zeldzaam behelst de rugzyde eens Tytels rechtstreeks het doel eens Werks: dan, op de rugzyde in het Werk voorhanden, treffen wy dit zeldzaame aan in deeze woorden: Het oogmerk deezer bedenkingen is geen ander, dan om het Britsche Zeeweezen aan geheel Europa, als een reusagtig, dreigend gevaarte, af te maalen, het welk door middel zyner eigene kragten schrik inboezemt, en, zonder de hulp van eenige Mogendheid van het Vaste Land, over alle de verbintenissen der aan zee gelegen Magten kan zegepraalen, indien alle de Natien, welke eenig belang by de Vryheid der Zee hebben, aan deszelfs dwinglandy geen eeuwigen haat toezweeren. 't Zyn de Slotwoorden des Werks zelve, 't geen wy nu onze Leezers wat meer van naby moeten doen kennen, als een Stuk, in deeze dagen, van het hoogste aanbelang. De Schryver stelt ons in zyne Voorreden in staat tot een nader verslag. De Burger arnould vermeldt daar in, onder andere: ‘In de achttiende Eeuw hebben drie der gewigtigste gebeurtenissen ter ontwikkeling der vermogens, die de Europeaanen voor het Zeeweezen bezaten, niet weinig bygedraagen; te weeten, de Oorlog over de Throonsopvolging in Spanje, die in den aanvang van dit Tydperk plaats hadt. Hier door werd de Staatzugt van de voornaamste Zeemogenheden, door de hoop van eenig gedeelte van het Erfgoed van den overleden Spaanschen Alleenheerscher, in Mexico en Peru gelegen, te zullen erlangen, in beweeging gebragt, terwyl eene aan- | |
[pagina 218]
| |
gegaane overeenkomst de Magten van den tweeden en derden Rang tevens dezelfde aandrift en werkzaame neiging deedt gevoelen. - Ten anderen deedt het Onafhangelyk-verklaaren van America, geduurende het laatste gedeelte van die zelfde Eeuw voorgevallen, de algemeene werkzaamheid verdubbelen, door aan de bekwaamste der mededingeren het grootste deel van eenen uitgestrekten handel, die tevens de eenige mogt genoemd worden die in de Nieuwe Wereld nog volkomen vry was, aan te bieden. - Eindelyk schynt de gedenkwaardige Fransche Omwenteling, op het einde van denzelfden Eeuwkring, zich met de Vryheid des Americaanschen Volks te vereenigen, ten einde aan de Verbintenissen der Volken, die beide deeze Werelddeelen bewoonen, in de negentiende Eeuw eene nieuwe werkingskragt by te zetten. De ontwikkeling van dit nieuw raderwerk, waar door de Maatschappyen van deezen tyd in beweeging gebragt worden - zie daar het onderwerp van dit Geschrift.’ Voorts vermeld en met de stukken getoond hebbende, hoe onvoldoende het is, wat men tot nu toe over het Zeeweezen van laater tyden geschreeven heeft, vaart de Schryver voort: ‘Juist deeze gaaping in de leere, betreffende het Zeeweezen, in den bovennatuurkundigen zin genomen, is het, welke wy door deeze Verhandeling tragten aan te vullen, welker samenstel de overeenstemming, de zydelingsche betrekkingen en het staatkundig oogmerk der diplomatische handelingen, ten aanziene van den Koophandel en Zeevaart der Europeaanen, der achttiende Eeuw ten grondslag heeft.’ Dit alles erkent de Burger arnould, dat, breedvoerig uitgewerkt, voor deezen tyd niet geschikt is. ‘Buiten dien, vervolgt hy, is het van het grootste aanbelang, dat men, zo spoedig mogelyk, allen Volken van Europa de geweldaadige aanmaatigingen van het Britsche Staatsbestier voor oogen stelle, daar dit al zyn vermogen en voorspoed tot de schepping van zodanig een Zeeweezen en zulk eene Staatkunde heeft doen zamenloopen, welke in staat waren alle dryfveeren der nyverheid by andere Volken ganschelyk te verlammen of te vernietigen.’ Voorts berigt ons de Schryver, dat het Plan van dit Werk zeer eenvoudig is, en geeft hy het met deeze woorden op: ‘Elke aan Zee gelegen Natie van Europa treedt daar in op haar beurt ten tooneele, waar by men een kort verslag der staatkundige geschiedenis van dezel- | |
[pagina 219]
| |
ve, zoo als zy zich vóór den aanvang der achttiende Eeuw bevond, opgeeft. Hier by ontwikkelt men vervolgens de middelen, die men, geduurende het laatstgezegde tydperk, door derzelver verschillende Gouvernementen zag in het werk stellen, ten einde zich een staatkundig Zeeweezen te vormen, of hetzelve verder uit te breiden. Hier moest Spanje, als dat Ryk het welk den eersten grondslag der Volkplantingen onder de Volken van laater eeuwen leide, het eerst te voorschyn treeden. De Magten van het Zuiden en Noorden maaken hier op beurtlings het onderwerp van zoo veele afzonderlyke beschouwingen uit. De twee laatste HoofdstukkenGa naar voetnoot(*) loopen over Frankryk en Engeland, en strekken dus, op dat ik my eens op die wyze uitdrukke, het slot der ontleeding van alle deeze Europeaansche Mogenheden uit, waar by men alle derzelver byzondere rechten aangevoerd [aanvoert], alle derzelver ontwerpen naauwkeurig gewikt [wikt], alle derzelver vermogens met de uiterste oplettenheid gadeslaat, alle derzelver voordeelen op hunne juiste waarde schat, en alle derzelver geweldaadige inbreuken op de rechten van anderen door [voor] onze tydgenooten en de nakomelingschap opengelegt [openlegt]. Dusdanig een plan vereischte, dat alles, wat Frankryk en Engeland betreft, opzettelyk en in 't breede behandeld werd, ten einde dit te gemaklyker op de tegenwoordige omstandigheden te kunnen toepassen, en 'er de gevolgen, die het oplevert, op eene des te treffender wyze uit te doen voortvloeijen. - Naar wy ons durven vleijen, zal de sluijer, waar door de noodlottige gevolgen, die de geest van verweldiging, in zo veele opzigten door het Britsche Staatsbestier aan den dag gelegd, noodwendig voor alle de Volken van Europa hebben moest, | |
[pagina 220]
| |
nog steeds voor het oog der min geoefenden verborgen bleeven, door ons volkomen verscheurd worden. Mogten wy dus door het gemeenmaaken van onzen arbeid dit drievoudig oogmerk bereiken, dat naamelyk alle Hoven zich gemeenschappelyk tegen dat van Londen vereenigden; dat alle Natien overreed werden, dat zy een zelfde belang met Frankryk hebben, en dat dit laatste Gemeenebest uit de misslagen van zyn voorig Bestier die lessen der Ondervinding ontleende, welke deszelfs gedrag, ten aanzien van zyn staatkundig Zeeweezen, in het toekomstige konden regelen.’ Daadlyke Gebeurtenissen maaken, in Staatkundige Beschouwingen, zo groot eene verandering, dat het zeer noodig is, den tyd te weeten, wanneer zy gemaakt en op 't papier gebragt zyn; te meer in dagen als de tegenwoordige, wanneer Gebeurtenissen van het uiterste aanbelang elkander schielyk opvolgen. Wy wenschten daarom den tyd der vervaardiginge van deeze Staatkundige Bedenkingen wel te weeten; doch het Voorberigt heeft geen jaar- of dagtekening; alleen leezen wy aan den voet eener bladzyde: ‘Dit stuk was reeds vóór het openen der laatste Onderhandelingen afgewerkt. Men zal daarin zeer duidelyk zien, dat de Staatzugtige oogmerken van Engeland door middel van een beredeneerd verslag van deszelfs openbaare handelingen alleen reeds ten duidelyksten blyken. Onze aangevoerde bewyzen hebben met die geweldige en zelfs eerroovende uitvoeringen [uitvaaringen], welke in de nieuw uitgekomen Brieven van edmund burke, betreffende de Vreedesonderhandelingen met het Uitvoerend Bewind aangevangen, [voorkomen,] niets hoegenaamd gemeen.’ - Terwyl uit den loop des Werks blykt, dat de Schryver zyne berigten ontleent uit bescheiden in den Jaare 1796. Zie onder anderen bl. 447. En hoe veel is 'er zints niet gebeurd, 't welk aan veele Beschouwingen eene gansch andere wending zou geeven. Wy agten het onnoodig hier van eene optelling te doen. Eigenaartig sloegen wy eerst op, wat wy wegens het Bataafsch Gemeenebest vermeld vonden; en wel inzonderheid, uit welk een oogpunt deeze Fransche Burger den tegenwoordigen toestand beschouwde; hier toe strekt zich ook, veronderstellen wy, de begeerte onzer Leezeren uit. Welaan, wy willen daar aan voldoen, met goeddeels af te schryven, wat daar toe behoort. Veele aanmerkin- | |
[pagina 221]
| |
gen zouden 'er op te maaken vallen. En heeft de Vertaaler het noodig geagt eene algemeene Aantekening agter dit Hoofdstuk te voegen, met eene opgave van onze Zeemagt omtrent het einde van July 1797. Waar uit blykt, dat dezelve niet zo zeer te versmaaden was. ‘Alle mogelyke oorzaaken,’ schryft hy, ‘schynen zamen te loopen om het Bataafsch Gemeenebest den luisterryken rang, dien het te vooren onder de Zeemogendheden bezat, thans te doen verliezen. De Fransche Omwenteling is eene gebeurtenis van het hoogste gewigt in den keten der betrekkingen, waarin de Natien van Europa onderling staan: deeze zal wisselvalligheden ten gevolge hebben, waar van het onmogelyk is de uitkomsten, zodanig als zy zich door elkander slingeren kunnen, te berekenen. Men heeft reden om te dugten, dat het Bataafsch Gemeenebest, door zo veele tegen elkander inloopende belangen gestadig geschokt, ten laatsten zal moeten bezwyken, ten merklyken nadeele van alle de Volken, die deszelfs nyverheid gestadig het noodzaaklykst onderhoud verschaft, door de Graanen van het Noorden gestadig met eene behoorlyke spaarzaamheid naar het Zuiden te doen vloeijen, en die in zyne Pakhuizen op te leggen, en dus door deszelfs verre vooruitziende zorgvuldigheid aan de algemeene behoeften het noodige te verschaffen. De Zeemagt van het Bataafsch Gemeenebest bestondt, by de Fransche Omwenteling, in Vredestyd, in zeven en tachtig Schepen: te weeten vier en veertig van vier en zeventig tot zes en vyftig Stukken Kanon, drie en veertig Fregatten van veertig tot vier en twintig Stukken, en ongeveer honderd andere Vaartuigen van allerlei grootte, die, alle te zamen, twee duizend drie honderd Stukken, en vyftien duizend man Zeevolk voerden. Wanneer men het Zeeweezen van het Bataafsch Gemeenebest, ten tyde der Fransche Omwenteling, nog eens met eenen ontleedenden blik onder de onderscheiden betrekkingen van den Koophandel beschouwt, bevindt men het op alle Zeeën van Europa, Asia, Africa en America, ten vollen werkzaam; doch 't zelve is thans, op dat ik my dus eens uitdrukke, in de betrekkingen, waar in het met de openbaare magt staat, ganschelyk ontwapend, en dit wel, wyl het door Engeland, als het ware, gestadig ingeslooten gehouden wordt, terwyl dit Ryk by alle de ontwerpen, die het beraamt, hetzelve ter bevorde- | |
[pagina 222]
| |
ring van zynen eigen handel tragt te doen dienen. Aan de andere zyde schynen de merkbaare vorderingen, welke Pruissen sederd minder dan eene halve Eeuw in de koopvaart maakte, vooral door de eerste Verdeeling van Poolen, en ook nog onlangs door de bepaalde aanwinst van Dantzig, en het aan Zee gelegen gedeelte van het Poolsch Gemeenebest, dat Ryk, het welk tot nu toe slechts eene Landmogenheid was, eenige verzamelplaatzen ter vereeniging van alle onderscheiden takken van den Handel, die Amsterdam zo lang bezat, op te leveren, terwyl de evengemelde Koopstad zeer veel naar eenen boom gelykt, wiens twygen op het punt staan om van derzelver stam losgerukt te worden. Alle deeze hier en daar in 't ronde weggevloeide sappen zullen denzelven welligt in 't einde doen verdroogen, en dat geene, wat te vooren aan deezen tronk ten voedzel verstrekte, onder de verschillende havens der Oostzee verdeelen. Indien dit eens het geval werd, zouden Nederland en Venetie, na beiden, het een in het Noorden, het ander in het Zuiden, in het Zeeweezen en den Koophandel de eerste rol gespeeld te hebben, in het einde een niet weinig verschillend lot ondergaan. Beiden waren zy derzelver vroegst bestaan ter Zee aan vrees, aan schrik, of aan vervolgingen, verschuldigd; beiden verschaften zy zich in den beginne, door eene altyd gevaarlyke visschery, een bestaan; beiden zogten zy in eenen voordeeligen buitenlandschen handel eene vergoeding voor dat geene, wat hun op hunnen eigen, al te bekrompen, grond mangelde. Dan Nederland hadt [was] zynen voornaamsten luister aan nog veel heldhaftiger poogingen dan Venetie verschuldigd; terwyl het laatste zyn koopgeluk aan zyne ligging hoofdzaaklyk moest dankweeten: wyl deeze de rykdommen der Indiën, als 't ware, volkomen onder zyn bereik stelde. Venetie verloor, uit hoofde van gebeurtenissen welke het menschelyk vernuft niet staat was vooruit te zien, zynen uitsluitenden handel in de Waaren, welke Asia oplevert, in dezelfde eeuw, geduurende welke de ontdekkingen, door de overige Volken van Europa door middel van onderneemingen gedaan, waar van men nog nimmer eenig voorbeeld zag, zeer ryke bronnen van voorspoed in de beide halfronden voor de nyverheid der Bataven openden. Venetie, door alle Mogenheden met nydige oogen beschouwd, zag zich op het punt om voor de vereende | |
[pagina 223]
| |
Magt van Duitschland, Frankryk en Spanje, die zich te Kameryk zamen verbonden hadden, en nog door den Banblixem van het Vaticaan boven dien versterkt werden, te bezwyken. Het ontkwam egter aan dit gevaar, met verlies van de helft zyner bezittingen in Italie. De Nederlandsche Gewesten verstrekten gestadig en algemeen tot een voorwerp van bewondering en nayver, veeleer, dan van nyd, voor de voornaamste Zeemogenheden, welke zich egter somwylen over de beledigingen, welke zy daar van ontvingen, wisten wraak te verschaffen. Venetie, in het einde ryk geworden, legde zich geheel op de Staatkunde en het in 't werk stellen van onderhandelingen toe, waar van zy zich thans nog met het meeste voordeel ter bevordering van zyn belang weet te bedienen. Ten aanzien van het Bataafsch Gemeenebest, het welk door zyne omwenteling en veroveringen tot het hoogste toppunt van roem en magt verheven werd, werd 'er egter een tydstip gebooren, waar op het zich door de dwaaze zugt, om een weezenlyke invloed op de voornaamste Staatsvertrekken van Europa te bezitten, in eenen maalstroom der Staatzugt [zag] medegesleept, die voor 't zelve ten uitersten noodlottige gevolgen hadt. Venetie blyft nu reeds zedert tien eeuwen met een Aristocratischen Senaat, en eenen Doge, of opperste Overheidspersoon, wiens ampt voor deszelfs geheele leeven is, gestadig in aanweezenGa naar voetnoot(*). - Nederland daarentegen zag deszelfs Staatsbestier bereids twee eeuwen agter een gestadig verdeeld tusschen het burgerlyk gezag der Staaten-Generaal, en eene magt, welke, reeds in den aanvang zyner grondvesting, uit noodzaaklykheid alleen, aan een Capitein-Generaal over de Land- en Zeemagt opgedraagen, vervolgens voor eenigen tyd opgeschort, en by een aannaderend gevaar weder toevertrouwd. Door middel zyner huwelyken, die hem met andere Vorsten vermaagschapten, heeft dit Opperhoofd, onder den naam van Stadhouder bekend, zich tot eenen erflyken beheerscher van dit Gemeenebest weeten op te werpen. Eindelyk behoudt Venetie nog steeds een ongemeen vermogen en overvloed, een soort van onafhangelykheid, en zekeren aanzienlyken rang onder de Mogenheden van Europa; dan Nederland, bykans onophoudelyk door Gods- | |
[pagina 224]
| |
diensttwisten, of Staatsgeschillen, inwendig beroerd, door drie Landmogenheden, als 't ware, ingeslooten, en gestadig door de schraapzugt van Engeland gefolterd, ziet zich, na een roemryk aanweezen van genoegzaam twee eeuwen, op de vier onderscheide Werelddeelen, met het gevaar bedreigd, van zyn werkzaam en schitterend bestaan, in de moerassen, waar uit het oprees, weder te moeten bedelven. Dusdanig een treurig lot, indien het aan dit Gemeenebest te beurte viel, ware een wezenlyk onheil voor alle Burgermaatschappyen van Europa, welke zich daar door van een leevend voorbeeld van het ongemeen vermogen, het welk de arbeidzaamheid by een Volk vermogt, moesten beroofd vinden. Ja een geruimen tyd nog zou dit voorzeker door alle Wysgeeren, en Vrienden van het menschlyk geslacht, betreurd worden.’ Wy hebben dus geheel willen opgeeven, wat de Burger arnould wegens ons Vaderland vermeldt. Wy schreeven het huiverend over, en wenschen, als rechtschaapen Minnaars des Vaderlands, dat de treurige schets, hier opgehangen, nimmer eene daadlyke gelykheid kryge! Staatkundige vooruitzigten, hoe zeer ook beneveld, kunnen op het onverwagtst opklaaren. Mogt dit het lot onzes Vaderlands weezen! De mededeeling, intusschen, hier van belet ons den Leezer iets anders uit dit doorwrogte Werk aan te bieden. Het verdient aller opmerkzaamen aandagt. Wel wenschten wy, dat de Vertaaling in minder haast vervaardigd was. In 't geen wy overnamen, hebben wy eenige der grofste misslagen aangeduid; ze zyn meestal van dien aart, dat ze door een nader overzigt des vertaalden arbeids zeker zouden geweerd zyn. |
|