Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaderlandsch Woordenboek, oorspronglyk verzameld door J. Kok. Drie-en-dertigste Deel. W - Y. Met Kaarten, Plaaten en Pourtraiten. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo. 297 bl.Meerder verscheidenheids dan de laatstgemelde DeelenGa naar voetnoot(*) biedt dit XXXIII Deel deezes Werks aan. Schoon zeer breede Geslachtregisters, in het Plan des | |
[pagina 225]
| |
Schryvers vallende, niet weinig plaats vullen; als het Geslacht van wynbergen, - van oem van wyngaarden, - en van yvoy. 't Gebeurt soms dat dusdanige Geslachtregisters meer dan enkele Naamen opgeeven, en iets, der Vaderlandsche Geschiedenisse toelichtende, inhouden, inzonderheid wanneer ze niet uit Boeken ontleend, maar door de Naakomelingschap den Opsteller en Uitgeever deezes Werks ter plaatzing toegezonden zyn. 't Is met dit oog, dat wy de drie gemelde Geslachtlysten doorleezen hebhen, om ook uit dit Deel iets onzen Leezeren te bieden. Het Geslachtregister der van wynbergens hebben wy daar toe vergeefsch doorloopen. Met het inzien des Geslachts van oem van wyngaarden, den Steller van dit Artykel door een nog leevend Lid en Afstammeling van dit Geslacht toegezonden, slaagden wy tot ons oogmerk eenigzins gelukkiger. Van 't zelve zyn thans nog naakomelingen, hoewel in de Vrouwelyke Linie, aanweezig. Geen Hollandsch Geslacht kan misschien zyne Oudheid tot zulk eene hoogte als dat van oem te rug brengen, en van daar in eene onafgebrookene aaneenschakeling doen nederdaalen. ‘Oem, zonder eenige verdere byvoeging, was de oorspronglyke Naam deezes Geslachts. Zo vroeg als voor meer dan zevenhonderd jaaren, naamlyk in den Jaare 1058, vindt men dien Naam vermeld. Te Dordrecht of in den omtrek daar van schynen de vroege Voorouders toen reeds hun verblyf te hebben gehouden. Ook schynen zy ten Graaflyken Hove niet onbekend te zyn, gelyk blykt uit het volgende voorval, 't welk wy, hoewel de Naam niet vermeld wordt, niet kunnen nalaaten hier kortlyk aan te tekenen, ter vereerende naagedagtenisse van den uitvinder van een gelukkig slaagenden krygslist. Dordrecht werd gedreigd met eenen vyandlyken aanval door de Luikenaars. Alle tegenstand, door openbaar geweld, scheen geen baat te zullen doen, van wegen de in 't oog loopende overmagt des vyands. Ter goeder uure kreeg de Heer oem den volgenden zonderlingen inval. Hy raadde den Graave, rondsom Dordrecht eene menigte van kuilen te doen graaven, en voorts met hooi, stroo en groene zooden dezelve zodanig te overdekken, dat ze niet konden bemerkt worden. Voorts moest de Graaf, met zyne Krygsmagt, zich binnen Dordrecht opsluiten, en aldaar de aankomst des | |
[pagina 226]
| |
vyands afwagten. De Graaf, genoegen neemende in den toegedeelden raad, en al het noodige, volgens oem's aanwyzing, hebbende doen 't werk stellen, hadt het genoegen deezen list met dien gelukkigen uitslag te zien bekroond worden, dat de niets kwaads vermoedende vyanden, in grooten getale, in de verborgen kuilen plotzeling nederstortten. Toen vielen de Dordrechtenaars, met den Graaf aan 't hoofd, op de verraste Benden aan, doodden ze by menigten, en namen een goed deel gevangen. - Naar de meening van zommigen, zou, aan dit voorval, het Geslachtwapen zynen oorsprong zyn verschuldigd; zynde een zilveren Schild, belaaden met vyftien groene zooden, waar van negen in het bovenste en zes in het onderste deel geplaatst zyn, elke rye één verminderd; hebbende het Schild in 't midden een Rooden Balk, belaaden met een Gouden Leeuw, tot de Schamelheid, den Staart na den Kop omgekruld; de Tong en Klaauwen blaauw en uitgestrekt, met deeze Spreuk: de leeuw is bevryd met groene zooden.’ In de volgende Geslachtlyst, vier en twintig Bladzyden beslaande, treffen wy voorts weinig meer dan bloote Naamen, althans niets overschryvenswaardigs, aan. Doch Mr. floris oem van wyngaarden wordt in een afzonderlyk Artykel, in deezer voege, gedagt: ‘Deeze bekleedde den post van Pensionaris in zyne Geboorteplaats Dordrecht. Hy was een yverig Voorstander der Voorregten van de Stad. Een zeer treffend bewys daar van vertoonde hy, in den Jaare 1518, ter gelegenheid als te Brussel gehandeld wierd over het Dordrechtsche Stapelregt, 't welk 't zelve door verscheide Hollandsche Steden werd betwist, als die zich daar door merkelyk bekort rekenden. Meester floris oem van wyngaarden, overtuigd van de overgroote voordeelen, welke hier uit voor zyn Vaderstad ontstonden, in de onderhandeling over dit onderwerp, het woord hebbende opgevat, stelde zich zo yverig in de weer, ter verdeediging van het Regt zyner Stede, dat hy den haat van veelen zich daar door op den halze haalde. In 't byzonder was op hem gebeeten albrecht van loo, ten dien tyde Advocaat van Holland; een Ampt, naderhand, onder de benaaming van Raadpensionaris van Holland, zeer vermaard geworden. Van loo was tevens Raad van den Graave. De grond des ongenoe- | |
[pagina 227]
| |
gens, welk deeze tegen Mr. floris hadt opgevat, was de vrymoedigheid van den Dordrechtschen Pensionaris, waar mede hy den anderen openlyk in 't aangezigt hadt durven aanzeggen, dat het hem niet vrystondt, deeze beide Ampten tevens te bekleeden; alzo 's Graaven belangen met die der Staaten van Holland niet altoos overeenstemden; en hy, diensvolgens, meermaalen in het geval zich kon bevinden, om in 't een of ander opzigt zynen Eed te moeten breeken, en de belangen van den eenen of anderen Meester te verraaden. Zeer duur kwam deeze vrymoedigheid aan floris oem van wyngaarden te staan. Met allerlei beschuldigingen wierd hy ten Hove van karel den V, als Graave van Holland, aangerand, en hy daar door zo zwart gemaakt, dat zyne vyanden in hun oogmerk, om hem den voet te ligten en van allerlei bewind te ontzetten, naar hunnen wensch slaagden. Een Brief, gedagtekend in Spanje, uit Saragossa, den zesden Dec. des Jaars 1518, en gerigt aan de Wethouderschap van Dordrecht, hieldt in, een bevel aan dezelve, om Mr. floris oem van wyngaarden van zyn Ampt te ontzetten, en binnen het tydsverloop van twaalf uuren, naa het leezen van den Brief, de Stad Dordrecht te doen verlaaten. Zeer ontzettende voor de Dordrechtsche Regeering was dit bevel. Zy erkende de waarde van haaren Pensionaris, niet alleen als een yverig, maar ook als een kundig en bekwaam Voorstander van de Voorregten haarer Stad. Alle tegenbedenking en wederstand, intusschen, was hier vrugtloos. Met hoe veel tegenzins ook, het aangekondigd gebod moest gehoorzaamd worden. Van geen langen duur nogthans was de ongenade van Mr. floris. Tot zyn geluk was hy een Vriend van den vermaarden adriaan floriszoon, naderhand by den naam van Paus adriaan den VI bekend. Deeze, zynde geweest Leermeester van karel den V, en Kardinaal, behieldt vervolgens geen geringen invloed op het hart van zynen Koninglyken Leerling. Ten behoeve van zyn ongelukkigen Vriend, afgezetten Pensionaris, bediende de Kardinaal zich van dien invloed, met zo gelukkigen uitslag, dat Mr. floris, eerlang, in zyne verloorene eer hersteld wierd. 't Bleef niet by de bloote ontheffing van schuld en straffe. In vergoeding voor den geleden hoon, klom hy tot nog hooger | |
[pagina 228]
| |
aanzien, dan hy voormaals hadt bekleed. Hy bekwam de aanzienlyke waardigheid van Raad in den Hove van Holland, welke hy vervolgens tot zynen dood toe heeft bekleed. Daarenboven vindt men aangetekend, dat Mr. floris, in de maand February des Jaars 1525, onder de Ridderschap en Edelen van Holland ter Dagvaart van die Provincie is verscheenen. Naar het oordeel van alle voorstanders van Vryheid in den Godsdienst, vindt men, als een vlek in het karakter van floris oem van wyngaarden, aangetekend, dat hy een yverig tegenstreever was van de Leer van martinus lutherus, welke thans eenigen opgang begon te maaken. Hy beweerde, dat het glimmend vuur, in zyn beginne, moest gebluscht worden, en men hetzelve den tyd niet moest geeven om zich in lichterlaaije vlammen te verheffen. Geen wonder, derhalven, dat de afzetting en ballingschap van Mr. floris, onder de goedgunners en voorstanders der Luthersche Leere, welke men toen reeds, ook te Dordrecht, aantrof, geene kleine blydschap hadt verwekt.’ De Geslachtlyst van yvoy, van dit nog aanweezig Geslacht ter plaatzinge in dit Woordenboek toegezonden, en geheel zo als het ontvangen is overgenomen, geeft eenige meerdere byzonderheden aan de hand, en verscheide staalen, hoe Mannen uit dat Geslacht, wegens de Godsdienstbelydenisse Frankryk geruimd hebbende, zich in Nederlandschen Krygsdienst kweeten. Dit neemt eenen aanvang met francois van hangest, Heere van genlis, Edelman van 's Konings Kamer, Capitein van het Kasteel de Louvres. ‘Hy woonde,’ vinden wy van hem opgetekend, ‘de meeste Oorlogen van zynen tyd by in Italien en in Vlaanderen; doch eindelyk de Protestantsche Gevoelens omhelsd hebbende, was hy een der Hoofden van de Religionaires en van de Party van den Prins van condé, wierd Collonel van hunne Infanterie, en was te gelyk een aanhanger van de Party, welke zich in de Nederlanden tegen den Koning van Spanje ontwikkelde; hy stierf te Straatsburg Ao. 1569. Jan van hangest - genlis - gezegd d'yvoy, ter onderscheiding van zyn Broeder jan, en naar de Heerlykheid van dien naam, werd ook Heer van Genlis, na den dood van zynen Broeder francois; doch zonder in 't bezit daar van te komen. Gelyk zyn Broeder hadt hy de Leer der Hervorming omhelsd, en hieldt | |
[pagina 229]
| |
openlyk de zyde der Religionisten in Frankryk, voor dewelke hy, geduurende twintig dagen, in 1562, de Stad Bourges tegen 's Konings troepen verdeedigde; maar eindelyk gewonnen (zo als zommigen willen) door de vleijeryen van het Hof, gaf hy dezelve over, en vertrok naar zyn huis. Dan, weinig tyd daar naa, voegde hy zich weder by dezelve, vertrok eindelyk naar de Nederlanden, doende veel voordeel aan den Prins van oranje, voor welken hy zich in 1570 van Valenciennes meester maakte, en door de relatien, welke hy onder de Protestanten in Frankryk hadt, en door den naam, dien hy zich onder het Leger van den Prins van condé hadt verworven, bragt hy veel toe tot het bekomen van Volk voor het Leger van den Prins van oranje, voor welke Party hy dan ook met Graaf jan van nassau, in 1572, na Frankryk reisde, om onderhoud van Troupes te bekomen, waarin hy in zo verre slaagde, dat hy met eenig Volk dat zelfde jaar nog kwam afzakken, om de Stad Bergen in Henegouwen, door de Spanjaarden belegerd, te ontzetten. Doch door de geheime intrigues van het Hof van Frankryk, ter verdelging van het Protestantendom, werd hy 'er een der eerste slachtofferen van, en als de voorboode van de daar op gevolgde St. Barthelemi, vermids hy, door de trouwloosheid zyner Gidsen by eene hinderlaage der Spanjaarden geleid, gedeeltlyk door de zynen werd verlaaten, en zelfs gevangen gemaakt en op het Kasteel van Antwerpen gebragt, alwaar die wreede vervolgers der Gereformeerden hem, tegen het regt der Volkeren aan, hebben vermoord, en dus een gelyk lot als zyne Landgenooten heeft ondergaan.’ Voorts is dit Geslacht, 't welk nog andere Mannen opleverde, meest in Krygsdienst deezer Landen geweest, onder welken nicolaas van hangest - genlis, gezegd d'yvoy, en diens Zoon maximiliaan byzonder uitsteeken, gelyk uit deeze Geslachtlyst blykt. De laatere Afstammelingen, die men te Utrecht aantreft, hebben Krygs- of Regeeringsposten bekleed. Indien de Geslachtlysten byzonderheden van dat slag als deeze opleveren, kan men zich eenige Bladzyden van enkele Naamen getroosten. - Wy zouden meer byzonderheden, dit Geslacht betreffende, overgenomen hebben; doch de opgegeevene zyn ter proeve genoegzaam. |
|