Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 143]
| |
Geschiedenis van Karel Grandison, door Richardson. Uit het Engelsch. Met Plaaten. Eerste Deel. Tweede Uitgave. Te Amsterdam, by J. Allart, 1797. In gr. 8vo. 496 bl.Het strekt tot eer van onze Natie, dat dezelve niet verzadigd is met de vertaalde Uitgave van een der beste Romans, die immer den dag aanschouwden, in den Jaare 1756, enz. onder den Tytel: Historie van den Ridder Baronet karel grandison, in een reeks van gemeenzaame Brieven, uit de oorspronglyke in 't licht gebragt, door den Uitgeever van pamela en clarissa, by van der plaats te Harlingen, en van tongerlo te Amsterdam, uitgegeeven. Eene Vertaaling, die haare Goedkeurders verworven heeft, en ook, in de daad, verdiende. Onverbeterlyk was dezelve niet. Meermaalen hooren wy by onze nabuuren de Duitschers, en, in navolging van deezen, by eene groote verandering aan een Werk toegebragt, ook by ons, van omarbeiden spreeken; in overeenkomst met deeze bewoording zouden wy het woord omvertaalen ten aanziene van het Werk voorhanden mogen gebruiken, of, wil men dit liever, smeeden. Doorgaande, want elk heeft tog zyne verkiezing, doorgaande heeft dit Werk by den op nieuw daar aan besteedden arbeid gewonnen; en deeze Uitgave het bygevoegd cieraad van keurige Plaaten. Weshalven wy niet twyfelen of het zal koopers genoeg vinden; terwyl de hooge prys, die de voorige Druk op Verkoopingen doorgaans mogt gelden, ten blyke strekte van de graagte om zich den Grandison aan te schaffen. Men verlangt en verwagt niet, dat wy in den lof van deezen Zedekundigen Roman zullen uitweiden, of eenig verslag geeven van den Inhoud, niet alleen in 't algemeen genoeg bekend uit de voorgaande Vertaaling, maar ook uit den Grandison in 't klein, of verkort, nevens de Pamela en Clarissa, van den menschkundigen richardson uitgegeeven - van den menschkundigen richardson, die reeds gedeeltlyk, uit een der Voorredens, door wylen den Eerw. j. stinstra, voor de door hem vertaalde Clarissa, bekend was, en van wien wy in vroegeren tyde, in het Mengelwerk onzer Letteroefeningen, een breed Leevensberigt gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*). Aan 't hoofd deezer Uitgave vinden wy geen ongepast toevoegzel, getyteld: Proeve over de Geschiedenis van karel grandison, den Uitgeever door eenen Letterminnaar medegedeeld; eene Proeve, die zeker hier verdiende plaats te vinden, dewyl zy, behalven eenige nuttige aanduidingen, de oplossingen behelst van verscheide bedenkingen tegen deezen Roman te berde gebragt. | |
[pagina 144]
| |
Met genoegen vonden wy daar in verzameld de sterkste getuigenissen ten voordeele van richardson, uit de pen zyner Landgenooten, uit die van Franschen en Duitschers, gevloeid; alle zodanig, dat ze blyk draagen, hoe men bykans geene woorden heeft weeten te vinden om den verdienden lof des Engelschen Schryvers uit te meeten. ‘Dan,’ voegt hy 'er nevens, ‘ik wil my niet op het getuigenis van anderen beroepen; ik beroep my op myne eigene ondervinding, op de ondervinding van allen, die met den redelyken wensch, om zich te verbeteren en wyzer te worden, de Geschiedenis van grandison in handen namen. In dit Boek genoot ik allen genoegen, dat een beschaafde verkeering voor een man van smaak, en die in de studie van het menschlyk hart behaagen vindt, kan opleveren. Nimmer lag ik het ter zyde, of ik herinnerde my het een of ander treffend voorval of gesprek, dat ik in een gezelschap hadt opgedaan, waar in ik zo eigen was geworden, dat ik my verbeeldde tot dezelfde Familie te behooren. Ik bemerkte dikwyls, om het met de woorden van d'arnaud uit te drukken, dat ik, door die verkeering, waarlyk ondervinding had gekreegen.’ - De Opsteller der Proeve vereenigt zich voorts met dit getuigenis van d'arnaud: ‘Alles wat montagne, claron, la rochefoucault en nicole in stelregels bragten, heeft richardson in bedryven voorgesteld. Een grondstelling is eigenlyk een afgetrokkene en algemeene regel van gedrag, waar van men de toepassing aan onszelven overlaat. Zy drukt uit zichzelven geen tastbaar beeltenis in onzen geest, daar men, integendeel, hem, die werkt, als voor oogen heeft, zich in zyne plaats stelt, vóór of tegen hem wordt ingenomen, zich met hem in de rol, die hy speelt, vereenigt, indien zy deugdzaam is, en dezelve met verontwaardiging verfoeit, indien zy van ondeugd en onbillykheid zamenhangt.’ Wat de Schryver deezer Proeve wyders bybrengt om dit Werk tegen opspraak en vittery te verdedigen, slaa de Leezer zelve na, en hy zal, nevens ons, voldoening vinden. Wy stemmen van harten in het slot. ‘Richardson behoefde zulke verdedigingen niet. Wie vatbaar is voor de heilzaame indrukzelen, welke deeze Geschiedenis in deugdlievende harten kan voortbrengen, zal geen gesleepen bedilzugt raadpleegen, om die indrukzelen te verzwakken; maar zich, veelmeer, om het streelend gevoel derzelven, en de zalige gevolgen daar van, oprechtelyk verheugen.’ Twee Plaaten van vinkeles vercieren dit Deel. |
|