Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 135]
| |
Proeve van een Ironiesch Comiesch Woordenboek, van verouderde, vernieuwde en nieuw uitgevonden Woorden en Spreekwyzen, in de Nederduitsche Taal. Voorgeleezen in, en opgedragen aan, de Maatschappy der Verdiensten, ter Spreuke voerende: Felix Meritis; door A. Fokke Simonsz. Medelid derzelver Maatschappye en van het Genootschap ter bevordering van waaren Godsdienst, Deugd, Kunst en Weetenschap, opgerigt in de Bataafsche Republiek; Hoofdlid van het Amsterdamsch Dicht- en Letteroefenend Genootschap, en van het Rotterdamsch Dicht- en Letterlievend Genootschap, ter Spreuke voerende: Studium Scientiarum Genitrix.Γεράσϰω δ᾽ ἀεὶ πολλὰ (ϰαινὰ) διδασϰόμενος Eerste Stuk. A-H. Te Amsterdam, by G. Roos, 1797. In gr. 8vo. 148 bl. Een Woordenboek om te vermaken is, in de daad, een vreemd verschynsel. Evenwel voldoet deze Proeve van den burger fokke zo geheel aan dat oogmerk, als enige zyner overige boertige Schriften. Wie van dezen Schryver inzonderheid zyne Boertige Reis door Europa, de Moderne Helicon, en het Toekomend Jaar Drieduizend, met genoegen gelezen heeft, zal in dit Woordenboek van verouderde, vernieuwde en nieuw uitgevonden, Woorden en Spreekwyzen geen minder behagen scheppen. Schoon van enen gansch byzonderen aanleg, is hetzelve geheel in den geest der opgenoemde Werken, daar ook het doel van den vernuftigen Schryver met deze Proeve, in de daad, geen ander is, dan om alle soorten van Lezers enig vlugtig vermaak en uitspanning van ernstiger en belangryker bezigheden te verschaffen. Wat de wyze der behandeling van dit Werkjen aangaat, fokke zelf verklaart zich in zyn Voorbericht daarover voorlopig in dezer voege: ‘zy is over het geheel Ironiesch, en tevens, waar sommige Woorden zulks konden dulden, ook Comiesch; men houde derhalven, by deszelfs leezing, slegts altyd den eigentlyken aart der Ironie of verbloemde Reden in het oog; en dat het aan haar, onder alle andere schryfwyzen, even als aan de beschaafde Satire geoorloofd is, eenigzins tot boven de eigentlyke meening des Schryvers te stygen, waarom men ook heure voortbrengzelen niet zo naauwkeurig na den letter behoort op te neemen, en altyd slegts als algemeene, en eenigzins overdreevene, trekken behoort te waardeeren. De Ironie immers is niets anders dan een Redeneerkunstig of Rhetorisch Vergrootglas, | |
[pagina 136]
| |
't welk de onder deszelfs bereik liggende voorwerpen, of sterk vergroot, of de van dezelven afkaatzende straalen omgekeerd op het netvlies der ziele maalt, op dat het verstand die, in derzelver waare gestalte, aan dezelve zoude kunnen overbrengen.’ Dan het zal, tot een beter oordeel, geschiktst en nodig zyn onze Lezers iets ter proeve mede te delen. Wy kiezen daartoe, als een Woord, dat de Schryver niet alleen Ironiesch, maar tevens zeer Comiesch, behandeld heeft, het laatste van dit Eerste Deel, naamlyk | |
Hoogmoed.‘Langen tyd,’ schryft fokke, ‘heeft men omtrent dit Woord en deszelfs betekenis gedwaald, meenende dat het een aandoening en zedelyke kwaal der ziele ware. Het is echter verre van daar, en nu onlangs heeft men ontdekt, dat het wel degelyk een lighaamelyke kwelling, eene ziekte des lighaams is; welke uit eene soort van besmetting bestaat, waarvoor het gestel van sommige persoonen meer, en dat van andere minder geneigdheid heeft. Toevallig is men op deze gewigtige ontdekking gekomen; immers de laatste Staatsomwentelingen, zo wel in de Fransche Republiek, als in Venetien, Genua en elders voorgevallen, hebben gelegenheid gegeeven, om het heir der lighaamskwaalen met deze eene nog te doen aangroeijen; de vrye keuze der burgers omtrent de persoonen, welken aldaar sedert het Lands- en Stadsbestuur hebben bekleed, was oirzaak, dat sommige braave, echter uit den, weleer zogenoemden, burgerstand ontleende, lieden mede tot hooge waardigheden gekooren werden, en juist aan dezen hebben de beroemdste Fransche en Italiaansche Physiologisten het eerst bespeurd, dat de verandering van lucht, en het geduurig verblyf in groote, zwaar bemuurde, Gebouwen, het gestel van sommige menschen sterk aantast, en eene ziekte te wege brengt, welke wy wel der moeite waardig oordeelen, om in derzelver naam, oirzaak, kentekenen, geneezing, en manier van leeven, hier wat nader te ontwikkelen; ten einde elk Burgerman, die genoodzaakt is, of in het vervolg genoodzaakt wordt, om naby de zeelucht, of in groote zaalen, zyn' meesten tyd door te brengen, zig tegen deze ziekte kunne beveiligen. Men noemt dit nieuw ontdekte kwaad Arrogantia, 't welk zo veel betekent als Hoogmoed of Trotschheid; byaldien het, ten tyde van Hippocrates, bereids ontdekt geweest ware, zoude het zeekerlyk ἀλαξονεια of μεγαλοφροσυνη geheeten hebben; doch te dier tyde werd het nog voor een zielenkwaal gehouden. De oirzaak is onlangs, gelyk gezegd is, opgespeurd; de zeelucht, of de zoute uitvloeiselen derzelve, vermengd met | |
[pagina 137]
| |
den geest van den uitslag, of verkalking der gemetselde wanden, welken de Bouwlieden Melaatschheid der Muuren noemen, en die in groote Zaalen en Vergaderplaatsen veelal plaats heeft, sluipt door inademing, en door de poriën des lighaams, in het bloed, en veroirzaakt, by eenige weinigen, die niet, als 't ware van jongs op, aan dezelven gewoon zyn, de lastige ziekte, welke wy Hoogmoed en Trotschheid noemen. Derzelver kentekenen zyn als volgt: in het begin der ziekte begint de buik een weinig te zwellen, met eenige ongerustheid in de pols; deze zwelling neemt eindelyk toe, en de buik zet zich merkelyk uit; vervolgends klimt de materia peccans naar boven, doet de kin uitzetten, en het aangezicht opblaazen; de oogen beginnen strak te staan; de spieren van het aangezicht ondergaan een zekere verlamming, inzonderheid de Musculus Zygomaticus, en zyne byliggende spieren, zodat het lagchen of vriendelyk zien volstrekt daar door belet wordt, gelyk ook de verlamming der Halsspieren de Nekspieren te sterker doet werken, die dus het hoofd geduurig achter over trekken. Deze paralytique aandoening tast vervolgends ook de Tongspieren aan, dit veroirzaakt een kleine belemmering in de spraak, die zeer naby komt aan het qua qua der Kalkoenen. De ziekte meestal heur' zetel in den buik hebbende, worden, na mate het kwaad toeneemt, de voeten en het geheele onderlyf geweldig bezwaard, zodat de natuurlyke en ongedwongen gang zeer belemmerd wordt, en na die der Ganzen of Paauwen begint te zweemen. 'Er komt eene uitvalling van het Hoofdhair, of Alopecia, by, waardoor de Patient genoodzaakt wordt van zig van een dikke paruik te voorzien, en in de open lucht het hoofd gedekt te houden, zodat hy niet in staat is, om, zelfs den nederigsten groet en buiging, anders dan met het knikken van het hoofd te beändwoorden, dat echter door de verstyving der Halsspieren hem nog zeer moeijelyk valt; maar den hoed afneemen wordt hem volstrekt onmogelyk. De ziekte meer en meer toeneemende, wordt de Patient eindelyk gemelyk, norsch, lastig en ondraagelyk voor hen, die met hem verkeeren, en vervalt eindelyk niet zelden in eene volstrekte Hypochondrie. - Met dit alles is deze lastige ziekte juist niet doodelyk, en zelfs, wanneer ze tot een werkelyke koorts of krankte overslaat, ziet men dezelve geheel verdwynen, even als de Waterzucht, wanneer die tot Teering overgaat. De geneezing dezer kwaal is moeijelyk, en gaat zeer traag voort, echter dat is al mede nadat de gestellen zyn; men kan, nadat de eerste wegen, na gewoonte, door geschikte purgantia, bevoorens gezuiverd zyn, een aderlaating in 't werk stellen, en dezelve, al na dat het gestel meer of min | |
[pagina 138]
| |
sterk is, eenige reizen herhaalen, wyl men hier meest werken moet om het lighaam te verzwakken, en de zieke in 't bed te helpen. - Wanneer nu de materia peccans genoegzaam verminderd is, kan men het navolgend Decoctum voorschryven: ℞. Aquae aequalitatis libras quatuor Van dit Decoctum moet alle uuren een lepel vol ingenomen worden. Wanneer men eenige beterschap na het gebruik van dezen drank bespeurt, gaa men daar slegts mede voort, en schryve slegts daaglyks voor iteretur ut heri; eindelyk kan men het Helleborum, of Nieskruid, 'er aflaaten; wyl het geweldig niezen, dat op deszelfs gebruik volgt, den Patient te zeer verzwakt, en de harssens nu reeds behoorlyk van de ziektestof geledigd zyn. Komen 'er, onder het gebruik dezer drank, nog eenige vlaagen van naar 't hoofd opstygende dampen, dan laate men den zieken slegts rieken aan het volgend Spiritus: ℞. Superbia ante casus uncias quatuor. | |
[pagina 139]
| |
Zodra men den zieken hier aan laat rieken, zal de benaauwdheid bedaaren. Allengs en met geduld zal de geneezing dezer hardnekkige kwaal, door het bestendig gebruik dezer middelen, onder den zegen der Godinne Hygicia, volgen. De manier van leven of diëet, na de geneezing, moet aldus ingericht worden. Men behoort zig, zoveel mogelyk, voor de Zeelucht en groote bemuurde Zaalen te myden, doch het beroep zulks niet duldende, ten minsten altyd het boven opgegeeven Spiritus by zig te draagen, ten einde daar telkens aan te kunnen rieken. - Alle groote en heete Spyzen, en de geheele Oostersche Kruidkraam, en alle uitlandsche Gerechten, dienen hier niet; de Spyze moet zagt en voedzaam zyn, en, gelyk men zegt, uit eene oude Hollandsche Vaderlandsche keuken komen; te weeten Melkpap, Erten, Boonen, Grutten, Boter, Kaas, enz. De Drank moet dun Bier weezen, liefst Scharrebier; maar vooral geen Princesse Bier, want dat is te winderig en verwekt benaauwdheden. Wyn is mede niet dienstig, wyl ze te veel verhit, en naar 't hoofd stygt. - Allerlei zedelyk en geoorloofd vermaak en uitspanning is zeer nuttig, inzonderheid het dikwyls bywoonen van den Schouwburg, en het leezen van vrolyke Blyspellen, als zyn: de Glorieus van Destouches, de Burgerlyke Edelman van Moliere, de Staatkundige Tinne- | |
[pagina 140]
| |
gieter van Holberg, de Eerlyke Armoede en de Neef van Guadeloupe van Mercier, en andere diergelyke vermaakelyke Tooneelspellen; neigt men naar ernstige bezigheden en overdenkingen, dan kan het geen kwaad dat men somtyds eeus langs een kerkhof wandele, al is het juist geen maaneschyn, dat komt 'er, in dit geval, zozeer niet op aan; men kan ook, by klaar lichten dag, de graven en derzelver inhoud wel betrachten, en dat is juist het gene deze wandeling voor den Lyder van nut maken kan. Ook is het niet kwaad de werken van Young en Danneil, voor divertissement, eens te doorbladeren; 'er is zo iets in, dat alle opgeblazenheid, door winden van trotschheid en hoogmoed verwekt, eensslags bedaart en ter nederslaat; voords ware het niet kwaad, dat men somtyds eens in de Hospitaalen eene visite aan de zieken ging geeven, dat is ook zeer versterkend voor gestellen die aan den Hoogmoed laboreeren; en konde men, tot men geheel geneezen ware, ergens in het Landschap Drenthe, of elders, by de eenvouwdige Landlieden, een optrekjen krygen, dat zou mede veel tot versterking en toeneeming van kragten kunnen dienen; in één woord, geduld en stille overdenking zyn in staat, om, al ware het kwaad nog zo verouderd, het eindelyk geheel te overwinnen en te geneezen.’ Op dezen geestigen en vermaaklyken trant ontwikkelt fokke in dit Eerste Deel van zyn Woordenboek, waaraan hy met veel recht den naam van Ironiesch Comiesch heeft toegevoegd, de verouderde, vernieuwde en nieuw uitgevonden, betekenissen van meer dan zestig woorden: Wy hebben in hetzelve zyn genie dikwyls bewonderd, en moeten vooral daarvan met lof gewagen, dat hy zyne kennis van vele zaken overal zo uitnemend te passe brengt. Voorts hopen wy, dat dit Werkjen velen aan de verkeerdheden van onzen leeftyd indachtig maken, en dus niet alleen tot vermaak, maar ook tot nut en lering, zal kunnen strekken. Dat hetzelve daartoe, gelyk iedere Satire, welke de waarheid ten grondslag heeft, geschikt is, zullen onze Lezers uit het gegeven staaltje reeds kunnen opmaken. |
|