scherts het voorhoofd wel diep frontzelen. En onderschryven zeer gaarne, 't geen paape, omtrent het slot des boven aangeduiden Stukje, schryft: ‘Hoe zal men de menschen van de veelvuldige gebreken en ziekten geneezen, waar aan zy ten opzigte van het Patriotismus onderhevig zyn? - De geschiktste wyze, dunkt my, is deeze; dat wy, zonder hen te noemen, hen om hunne eigene dwaasheden en gebreken doen lachen; dat wy 'er hen al het bespotlyke en schadelyke van doen geveolen, en na dit gedaan te hebben, dat wy hen dan, als 't ware, tusschen vier oogen, en vooral vriendbroederlyk, met zigzelven bekend maaken. - Voorzigtigheid is hier vooral noodig. Iemand in persoon aan te randen, iemand opzetlyk bespotlyk en veragtlyk te maaken, dit doet de Wysgeer niet; dit voegt geen menschenvriend! Echter de gebreken en zotternyen met zo leevendige kleuren te schilderen, dat zy, die 'er aan schuldig staan, onbedoeld 'er hun eigen beeldtenis in vinden, zo dat hun gewisse ontwaakt - dit is, wel verre van misdaadig te zyn, eerst het waare doel getroffen.’
Maar wy moeten wel zeer twyfelen, of de Schryver van dit Werkje de Man zy, om de bezwaarlyke en om die reden zeldzaam gelukkig slaagende taak, het schryven van eene Satyre, naar eisch te volvoeren. Bovenal daar wy hem dikmaals een hulpmiddel zien bezigen, 't welk armoede, of iets ergers, verraadt; een hulpmiddel, 't geen hy, bykans 't geheele Werkje door, te baate neemt. Het aanvoeren naamlyk van Bybelsche Geschiedenissen en Spreekwyzen, 'er als met de hairen bygesleept; zodanig, dat de toeleg, om die Geschiedenis in een belachlyk licht te stellen, elk in 't oog loope. - Wy bekennen, dit steekt zeer af, dit treft; maar by welken? By Menschen, die door zogenaamde geestigheden, doch van de laagste en veragtlykste soort, getroffen worden; en geen doorzigts genoeg hebben, om te ontdekken, dat dit een armhartige kunstenaary is, om te behaagen aan een slag van Lieden, op welker lachende goedkeuring geen braaf Man eenigen prys kan stellen.
Wy willen geen bladzyden by bladzyden vullen met voorbeelden van deeze laffe en dikmaals gezogte trekken; ze hebben ons onder het leezen te zeer verveeld; zy overschaduwen te zeer het geestige, 't welk anderzins hier en daar gevonden wordt.
Nog een andere kunstenaary, om zeker slag van Leezers uit te lokken, neemt de Schryver te baat, die ook kennelyk in een ander zyner Schriften doorstraalt, van naamlyk niet zeer kiesch te weezen, en 'er, gelyk men zegt, wat van St. Anna te laaten onder loopen. Wy zullen even min hier voorbeelden van aanvoeren - de Burger moge weer boos worden.