| |
Het leven van Fredrik des (den) tweeden, Konings (Koning) van Pruissen, geschetst door een vrymoedig man. Uit het Hoogduitsch. Eerste Stuk. Te Leyden, by D. du Mortier en Zoon, 1797. In gr. 8vo. 168 bl.
Naarmate de begrippen aangaande de eigenlyke waarde van den mensch meer algemeen gezuiverd worden, moet van zelve het vooroordeel wechvallen, dat weleer aan uiterlyke, geruchtmakende, handelingen zo geredelyk de schatting toekende, welke de man van ware verdiensten alleen recht heeft te vorderen. Wy zien dit reeds ten volle bewaarheid omtrent de nagedachtenis van velen, wier schynbare grootheid hunne lage zielsgebreken, hunne verfoeilyke inzichten en gruwzame daden, aan de opmerkzaamheid van verblinde tydgenoten onttrok. De beter verlichte nakomeling toetst hun doorgaand karakter aan de eeuwige wetten van recht en orde. Deze toets
| |
| |
leert hem een aantal gekroonde Hoofden, door slaafsche vleijers en domgehouden onderdanen als Goden der aarde vereerd, in de meeste gevallen als vertrappers van het recht der onschuld, als geessels voor hun Volk, als schandvlekken des menschdoms, kennen. Eenmaal, voorspellen wy, zal de by velen nog gevestigde naroem van Frederik den tweden, dus lange te onrecht onder den naam van den Groten bekend, ook dit einde hebben. De Schryver van het Werk, dat wy hier aankondigen, geeft daartoe ene zeer gerede aanleiding. Wie zyne schets van het leven van Frederik den tweden gelezen heeft, zal, hy moge de staatkunde en het krygsbeleid van dezen Koning nog enige bewondering waardig keuren, hem evenwel den naam van den Groten, den Wyzen, den Rechtvaardigen, niet langer toekennen. Wy verwachten zulks te meer, daar deze levensschets blyken draagt van met alle onpartydigheid geschreven te zyn, en daarin gene daden van Frederik gevonden worden, welke niet in openlyk uitgegeven Schriften, en meestendeels zo geheel en al in die van de hem vergodende Schryveren, voorkomen. - Het Werk voorhanden loopt in twé Stukken af. De overzetting van het laatste zal, volgends bericht des Uitgevers, ook zeer spoedig volgen. In dit eerste wordt de levensgeschiedenis van Frederik tot aan de uitbarsting van den zevenjarigen oorlog voortgezet. Hetzelve levert in zyn geheel een beknopt en aangenaam verhaal. Korte stalen van het één en ander, vooral de zulke, die 's Konings byzonder karakter meest kenmerken, kunnen wy niet voorby onze Lezers mede te delen. Van zyne gestalte en opvoeding wordt ons het volgende bericht: ‘Zyne lengte haalde niet over de vyf voeten en eenige duimen. Het hoofd hing hem een weinig op zyde, 't welk waarschynlyk aan zyn veelvuldig fluitspeelen was toe te schryven. In zyn aangezicht, 't welk men noch vol noch schraal kon noemen, zag men sterke en ernsthafte trekken; de neus was lang, en
de oogen drukten vooral den toorn op eene schrikverwekkende wyze uit. Hy werd met bierpap grootgemaakt, en de gronden zyner verstandelyke opvoeding werden gelegd door zekere Hugenoote, du Val de Recoule genaamd, welke hem ook zyne aanstootelyke liefde voor de Fransche taal inprentte. Met zyn zevende jaar kwam hy onder het opzicht van zekeren du Han de Jendun, die des Prinsen smaak of vooroordeel voor alles, wat Fransch was, nog meêr versterkte.’ Hierna laat onze Schryver ene kleine tekening van het karakter zyns Vaders volgen, om daaruit voor zyne Lezers enig licht te verspreiden over hetgeen hun anders in het karakter van Frederik onverstaanbaar zoude blyven. Deze tekening van het karakter van den woesten Frederik Wilhelm, die van zyne onderdanen slechts soldaten wilde vormen, en alles, tot zelfs de uitspraken der Rechters, onder het bedwang van zynen oostindischen rotting stelde, komt geheel
| |
| |
overeen met hetgeen Voltaire van hem zegt, dat hy naamlyk een Wandaal ware, die, gedurende zyne gehele regering, slechts daarop bedacht was, dat hy geld verzamelde, en met weinige kosten de schoonste troupes onderhield. - Zeer strydig met het karakter zyns Vaders vertoonde zich in sommige opzichten de geaardheid van Frederik, waarvan men, volgends onzen Schryver, den grond moet zoeken in het bedwang, waaronder hy in zyne kindsche en jongelingsjaren moest leven. ‘Gelyk, zegt hy, de dwangvolle, zotte, etiquette aan het hof van Fredrik des (den) eersten in Fredrik Wilhelm de boven alles gaande zucht voor de krygskunde deed geboren worden, even zo deed, misschien, des Vaders krygszuchtige onweetendheid, in zynen Zoon Fredrik den tweeden, de liefde voor Letteroefeningen en Kunsten ontstaan. Ten trots deezer strydige neigingen, ging echter de krygskundige geest des Vaders in den Zoon over, en, al waren 'er niet nog andere kentekenen voorhanden geweest, zo zou men het enkel uit deezen geest hebben kunnen opmaaken, dat Fredrik de Zoon van Wilhelm ware.’ De afkeer van alle Godsdienstoefeningen en bedienaren van den Godsdienst, welke Frederik al vroeg betoonde, en ook als Koning bestendig liet blyken, wordt hier mede toegeschreven aan den dwang zyns Vaders, die hem steeds noodzaakte stipt ter kerke en ten nachtmale te gaan; gelyk ook aan de wyze, op welke de Hofprediker Woltenius hem in de leerstellingen der Gereformeerde Kerke onderwees. Zyn zonderling gemengd karakter, welk men intusschen niet genoeg had opgemerkt, gaf aanleiding, dat, by zyne verheffing tot den troon, velen zich in de verwachtingen, van hem opgevat, sterk bedrogen vonden. ‘De Dames droomden van een schitterend hof, versierd met al den glans van een dwangloos vernuft, - Grieksche pracht en alle bevalligheden, welken uit Kunsten en Wetenschappen geboren worden. Het Volk hoopte op eene vermindering van lasten, - op vermindering van den dwang tot krygsdiensten, en eene
milddaadiger regeering. De schoone Geesten, die Fredrik in zyn geliefd Rhynsberg steeds op zyde waren, zagen in hunne verbeelding louter gouden bergen vooruit. Dan alles verkreeg spoedig eene gedaante, tot hiertoe geheel niet verwacht. De Koning was even zo zuinig als zyn Vader. Zyn tafel, daaronder begrepen die der huisbedienden en officieren, kostte jaarlyks slechts 12000 daalders. Zyn Kamerdienaar was tevens Opperhofmeester en Oppermondschenker. De Armée werd met eenige Regimenten versterkt. De schoone Geesten te Rhynsberg werden wel bevorderd, echter moesten zy iets by de hand neemen, - werken - en zich nuttig maaken.’ Hoezeer Frederiks overdreven eerzucht, zyne, voor een groot deel belachlyke, begeerte om als een Vernuft van den eersten rang, als een schitterend Wysgeer, bekend te staan,
| |
| |
hem in het vak der letteren aanhoudend werkzaam hield, onderdrukte evenwel deze begeerte geenzins den krygskundigen geest, welken hy van zynen Vader had geërfd. Hoezeer hy in vele inrichtingen toonde de verlichting te beminnen, vreesde hy echter, dat te veel licht den krygsgeest, welks hoofdbestanddelen werkzaamheid, matigheid en ondergeschiktheid, zyn, mogte uitblusschen. Hy ontwierp zich deswegen tweërleie plans: hy wilde naamlyk zyne onderdanen beheerschen als Vader, en zyne soldaten als Despoot. Van dit Despotismus haalt onze Schryver ene ysselyke anekdote aan, welke hy van den Franschen beschryver van Frederiks leven ontleent. ‘In den eersten Silesischen oorlog was het, in zekeren nacht, op levensstraffe verboden licht in het leger te hebben. De Koning ging voorby de tent van den Hopman Zieter, en ontdekte licht. De ongelukkige had zo even aan zyne geliefde Echtgenoote geschreven, en was van meening den brief te verzenden. - Wist gy het bevel niet? vraagde hem de Koning, terwyl hy in de tent trad. De Hopman wierp zich aan zyne voeten, en erkende zyne (zynen) misslag. Zit neder, zeide de Koning, en schryf nog in den brief, wat ik u zal opgeeven. - De Hopman gehoorzaamde, en Fredrik zeide hem deeze woorden in de pen: morgen zal ik op het Schavot sterven. Zieter werd ook in de daad den volgenden dag ter dood gebragt.’ - Zouden alle de meest geroemde bedryven van dezen Koning, te samengenomen, in het oog van den Wyzen, tegen dezen énen trek van monsterachtige wreedheid wel kunnen opwegen? - Hetgeen van 's Konings krygsbedryven vermeld wordt gaan wy met stilzwygen voorby. Het merkwaardigste daarvan is in het Werk zelve onder een kort overzicht gebragt. De Lezer zal daarin de baatzuchtige redenen, welke den Koning tot zulke stoute ontwerpen voerden, duidlyk ontwikkeld, en tevens volkomen bevestigd vinden, dat Frederik doorgaands aan zyne geliefde spreuk, beati possidentes, veel
getrouwer bleef, dan aan zyne, in de van hem uitgaande Schriften te vinden, wysgerige denkwys, waartegen hy, met de verstgaande onbeschaamdheid, in zyne openbare bedryven immer handelde. - Zonderling mag het intusschen schynen, dat het krygsgetier niet vermogt zynen smaak voor Letteroefeningen en Toonkunst, noch zyne overhellende neiging voor het zinlyke, te verdoven. Middelerwyl, dat hy Theresia de ene Stad harer erve voor, de andere na, ontnam, liet hy in Berlin enen prachtigen Schouwburg voor Zangspellen (Opernhaus) bouwen. Zangers en Zangeressen werden uit Italien, - Dansers en Danseressen werden uit Parys ontboden. Zy werden beter dan zyne Ministers betaald. Op den 1sten van Wintermaand des Jaars 1742 werd deze Schouwburg met het Zangspel Kleopatra geopend. Da klederen der Dansers kostten alleen 60,000 daalders. ‘Deeze verkwisting, merkt onze Schry- | |
| |
ver aan, schynt met den huishoudkundigen geest des Konings vry wat in verschil te staan, en gaf, misschien, Voltaire aanleiding om het volgende te schryven: ‘Deeze zonderlinge regeering, die nog meêr zonderlinge reden - het tegenstrydige van Stoicismus en Epikureismus - de gestrengheid en krygstucht, die verwyfdheid in het binnenste van het Paleis - Pages, met dewelken men zich in het Kabinet den tyd verkortte, en soldaaten, welken men zes- en dertig maalen onder de vensters des Alleenheerschers (die op hen acht sloeg) door de spitsroede liet loopen - zedekundige redeneeringen en eene teugellooze uitgelaatenheid - dit alles maakte met elkander zulk een klugtig, onnatuurlyk, schildery, als voor deezen weinig menschen kenden, 't welk zich, echter, van tyd tot tyd in Europa verbreid heeft.’ Aangaande deze tegenstrydigheid in het geheel karakter des Konings geeft onze Schryver nog ene menigte voorbeelden, waarvan wy ook gaarn het een en ander zouden aanroeren, zo ons bestek dit gedoogde. Nog maar een paar stalen van Frederiks verregaande onrechtvaardigheid en gruwzaam Despotisme,
en wy moeten daarmede onze Lezers naar het Werk zelve verwyzen. ‘Een zeker Jood Wolf, een Fabrikeur in zyde, bevond zich niet langer in staat, om zyne Fabriek, die hy 'op eigene kosten had opgericht, zonder Landsvorstelyke ondersteuning voort te zetten; hy verkocht, dieshalven, zyne zyde stoffen voor zeer laage pryzen, en daukte de arbeidslieden af. Deeze begaven zich tot den Koning, en klaagden, dat zy geen werk hadden, Fredrik beval den Jood, terstond, deezen lieden werk te geeven, of dat hy hem anderszins zyne bezittingen ontneemen, en hem uit het land zoude jaagen. De arme Wolf was hier door gedwongen, om zyne Fabriek met verlies aan den gang te houden.’
‘Een lieveling des Konings (men zegt, dat het Quintus Icilius geweest is) had veel schulden gemaakt, en wist geen raad, hoe dezelven te betaalen. Eindelyk viel hem daartoe een middel in. - Uwe Majesteit zou my gelukkig kunnen maaken, zeide hy eens, op zekeren dag, tegen den Koning, zonder dat het haar een penning behoefde te kosten. - Van harte gaarne, zeide de Koning; maar op wat wyze? - Uwe Majesteit moest de goedheid hebben van den Jood Ephraim te beveelen, dat hy my zyne dochter ter vrouw moest geeven. - - Zyt gy zot? gy wilt eene Joodin trouwen? - - Sire! ik heb zulk eene liefde voor dit meisjen en haare Louis d'Or opgevat, dat ik geen rust hebbe, voor dat ik ze bekome. Fredrik bemerkte nu het oogmerk van zynen lieveling, en gaf het verzocht bevel. Icilius begaf zich nu naar den Jood, haalt het Koninglyk bevel voor den dag, en begeert de dochter op het oogenblik te trouwen. De oude verschrikte
| |
| |
Ephraim stelt hem de zwaarigheid wegens het onderscheid in Godsdienst voor, en dat het hem onmooglyk was zyne dochter aan eenen Christen uit te huwen - alles was te vergeefs: - hy wilde de dochter hebben. Eindlyk komt de Hebreër met voorslagen van vergelyking op de baan. - - Hy biedt 10000 daalders - men hoort 'er niet na - men wil slechts het meisjen hebben. - Nu 20000 - men blyft onverbidlyk. Voor 20000 daalders zich te laaten berooven van het geluk, om de jonge Juffrouw Ephraim te bezitten, dat was eene ondoenlyke zaak. - Nu biedt de oude op het laatst 30000: dat was juist de som, die de schelm noodig had, om zyne schulden te betaalen. Thans werd de zaak in overweeging genomen, en, na veel biddens, liet men, ten laatsten, de schoone Israëlitinne vaaren. Het geld werd betaald, en de Koning lachte met zynen lieveling, over deeze grap.’ En nogthans, merkt de Vertaler aan, heette Frederik de Rechtvaardige, de Wyze, de Groote. Wy twyfelen niet, of velen, die deze vrymoedige levensschets gelezen hebben, zullen over deze grootheid van Frederik geheel anders leren denken, dan zy dit tot hiertoe deden. Wy twyfelen niet, of velen zullen onder de lezing derzelve dikwyls geneigd worden met den Vertaler uit te roepen: ‘Wie vreest en siddert niet voor het eenhoofdig oppergezag, 't welk zelfs onder de beheering van het grootst vernuft en rypst verstand, zo ligt, zich waant verheven te zyn boven alle wetten - 't welk bevelen geeft alleen om het vermaak te genieten van, zelfs in buitenspoorigheden, gehoorzaamd te worden; 't welk aan die bevelen gehoorzaamheid eischt, omdat het bewust is van eene meerderheid, wier kracht en steunsel alleen bestaat in de afweezenheid des gevoels van eigene waarde, en de verdooving van den gloed der edele Vryheid in slaafsche zielen, door overmagt aan het dwangjuk gewend! - Wie yst niet, behalven voor alle Despotismus, onder welk eenen naam ook
geöefend, inzonderheid voor dat van eenen enkelen sterveling, die zich boven duizenden weet te verheffen; voor wien vuige slaaven knielen, terwyl zy het verschriklyk slagzwaard kusschen, waarmede hy naar lust en welbehagen over het leven zyner medemenschen beschikt!’
|
|