Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 84]
| |
oogenblik te twyfelen, of deeze l. junius brutus van dezelve ons toekwame. Wy, voor ons, houden ons verzekerd, dat de Burger a. loosjes Pz., de Uitgeever, ook de Schryver is van dit Stukje; dat hy, te midden zyner bezigheden en den last des Representantschaps van Holland, tyd heeft kunnen uitspaaren, om zynen Landgenooten dit voorbeeld van Burgertrouw, en Liefde voor het Vaderland, voor oogen te houden. Een voorbeeld, bovenal der bespiegeling waardig en nuttig in dagen, ‘waarin, gelyk hy zich uitdrukt, zo veelen het masker van Vaderlandsliefde aantrekken, alleen om zich of de hunnen te begunstigen door Eerampten, waar aan meestal groote voordeelen verknogt zyn, en anderen met den Naam van brutus schermen, zonder iets van de waare verheevenheid zyns Characters te kennen.’ Op eene korte Inleiding volgen zeven Tafereelen, die ons deezen waaren Volksvriend, en onbezweeken Liefhebber zyns Vaderlands, in de bekende harde Proeve, welke hy van 't een en ander gaf, afschilderen, en op 't hartroerendst voor oogen houden. De bekende Geschiedenis van dien Romein komt ons hier op het treffendst voor oogen. Elk Tafereel heeft iets kenmerkend uitsteekends, om de Dwinglandy met haatlyke verwen, en de Vryheidsmin met gloeijende kleuren, te schilderen. Met een der kortste, maar geenzins minst treffende, deezer Tafereelen willen wy ons Maandwerk opcieren, en tot het beschouwen der overige onze Leezers uitlokken. Zie hier het zesde. ‘Nu opent zich een tafreel voor onze oogen, waar op het menschdom reeds eeuwen met zidderende bewondering gestaard heeft; twyfelende of het de grootheid van Geestvermogen van een medebroeder, zegepraalende over de tederste aandoeningen der natuur, dan of het de schoonste proef der Regtvaardigheid meest moet bewonderen. Brutus, zo gevoelig van ziel, zo teder van gevoel, toen, in lucretia, het overschot der Burgerlyke Vryheid geschonden en vermoord was, brutus moet nu Rechter zyn, over zyne eigene Zoonen, die Rome aan den afgezwooren Dwingeland zogten te verraaden. 't Is nog vroeg op den dag, en het Romeinsche Volk, | |
[pagina 85]
| |
t'zaamgeroepen, verschynt in grooten getale op de Gerichtsplaats. - Brutus en collatinus, voorgegaan door de Byldraagers en gevolgd door den geheelen Raad, verschynen in het midden. Zy zetten zich, met al de achtbaarheid, den Romeinschen Vaderen zo eigen, in het midden hunner Medeburgeren neder. En aan derzelver hoofd zit de Redder van het Roomsche Volk, de voornaamste bewerker van de zo grootsche Omwenteling, in welker morgenstond het Romeinsche Volk zich nog verheugt. Naauwlyksch zyn zy gezeten, of de misdaadigers vertoonen zich mede, en aan derzelver hoofd de twee Zoonen van brutus; titus en valerius. - De vitelliers, Zusters Zoonen van collatinus en Zwaagers van brutus, volgen, en agter hun de aquiliers, Neeven van collatinus. Eene meer dan gewoone stilte, zo eigen aan Gerichtshandelingen, heerscht onder het Volk, 't geen naauwlyksch zyne oogen durft gelooven, daar het de Zoonen van brutus met de handen op den rug aan paalen ziet vastbinden, terwyl de Vader zelf ten rechterstoel is gezeten. Deezen sloegen de oogen met eene diepe verontwaardiging op de misdaadige Zoonen. Geenen beschouwden met traanen den ongelukkigen Vader. Weder een ander voorwerp treft de aandacht van het Volk. Valerius, de zo by het Volk beminde valerius, nadert brutus, en reikt hem eenige Brieven over, terwyl de Slaaf, de schenker uit het huis der aquiliers, als beschuldiger ter Gerichtsplaats opkomt. Geheel het Volk is bewondering en verstomming. De Rechtspleeging vangt aan. Brutus neemt eerst de Brieven van zyne Zoonen. Hy erkent terstond het zegel en het opschrift. Met eenen ongemaakten moed en kragtige stem, zegt hy: Deeze zyn de Brieven van titus en valerius. - Schryver, lees dezelve den Volke voor. Onder het leezen van den Schryver alreeds ryst nog de verwondering des Volks over de grootheid en onbeschaamdheid van de misdaad van titus en valerius. Naadat de Brieven zyn afgeleezen, wenkt brutus den Slaaf en schenker der aquiliers. Nader gy onbe- | |
[pagina 86]
| |
schroomd, jongeling, zegt brutus, gy, die wel myne Zoonen en uwe Meesters hebt aangeklaagd, nader onbeschroomd, en meld my, waar van gy titus en valerius beschuldigt. De jongeling, door deeze taal en de overtuiging van de rechtvaardigheid zyner zaak bemoedigd, herhaalt, met weinige woorden, het geen hy valerius in 't breede vermeld hadt. Met welk een eerbied beschouwt het Volk van Rome eenen anders by hun zo diep verachten Slaaf. Zy zien in hem, en met het hoogste recht, den Behouder van Stad en Volk - jaa de achtbaarheid van brutus en den Romeinschen Raad is ter naauwernood genoegzaam om het gejuich der menigte te beteugelen. Naadat de Slaaf heeft uitgesprooken, wendt zich brutus tot zyne Zoonen, twee jeugdige schoone Romeinen, die, met den doodsangst op 't gelaad, brutus, hunnen Vader, dien gestrengen Republikein, een blik als Rechter op hun zien werpen Op eenen toon, die zelfs de twyfelagtige onschuld eene kleine huivering door het hart zou gejaagd hebben; op eenen toon, waar in geheel de Rechter spreekt, vraagt brutus hun: titus! valerius! wat antwoordt gy op alle deeze bezwaaren? Met een onbegrypbaar gewigt zonken deeze weinige woorden van brutus in de zielen zyner Zoonen. Treurig wenden zy de hoofden na elkander - en, zonder de oogen op te durven heffen na den rechterlyken Vader, vloeijen de traanen van berouw en schuldbekentenis langs hunne kaaken neder. Het aandoenlyk Romeinsche Volk begint op het gezicht deezer traanen te weeklaagen. collatinus stort zelve traanen. Uit de oogen van valerius zelve kan men eene overhelling tot genade leezen. De Raad der Romeinsche Vaderen aarselt om dit vonnis in deszelfs volle gestrengheid te volbrengen. Alleen brutus, verheeven boven alle de zwakheden van gewoone zielen, weegt bedaardlyk de grootheid van het misdryf en het belang van Rome tegen elkander. Op den zetel, waar hy, in naam van het Romeinsche Volk, rechten moet, kent hy geene andere betrekkingen - zelfs de tederste stem der natuur, die van den Vader voor zyne kinderen, zwygt in hem. Brutus ryst van zy- | |
[pagina 87]
| |
nen Rechterstoel, en een doodlyke stilte heerscht onder den Raad en het Volk. Allen zwygen met eenen twyfelmoedigen angst, als of zy hun eigen vonnis zullen hooren. Eene algemeene bleekheid bedekt het aangezigt der aanweezigen, eene koude rilling doorloopt aller leden, en elk schroomt bykans om adem te haalen; op dat niet misschien dat geruisch één woord van brutus zal doen verlooren gaan. Met eene heldere en door geene aandoening altoos belemmerde stem, spreekt brutus, met weinig woorden, dus het vonnis over zyne Zoonen: Byldraagers! volbrengt uwen pligt. Zo ras heeft brutus deeze woorden niet gesprooken, of de Byldraagers volvoeren zyn bevel, en ontkleeden titus en valerius. Onder het Volk ryst nu wel eerst een gemompel. Daarna schreeuwen zy, zo dat het verstaanbaar is op den Rechterstoel van brutus: Zulk een Man moest niet kinderloos zyn! - wy schenken hem het leeven der Jongelingen. - Dat titus en valerius, om een Vader als brutus, het leeven behouden. Brutus laat deeze woorden voorby rollen, zonder 'er eenige acht op te slaan; terwyl de Byldraagers, zyn bevel volgende, titus en valerius geesselen. Ook deeze geesseling beweegt het hart van brutus niet. Nog is het Recht des Vaderlands niet voldaan. - Naa de geesseling zien de Byldraagers om, en een wenk van de hand van brutus beveelt hun voort te vaaren. - Titus en valerius buigen zich neder - en de noodlottige byl maakt een einde aan hun leeven, daar de afgekapte hoofden der verraaderlyke Zoonen aan de voeten van hunnen Rechter, van hunnen Vader, nederstorten. Nu heeft het recht omtrent titus en valerius zynen eisch, en het Vaderland is gewrooken. De Raad en het Volk, verslagen over deeze ontzettende hoogte van Romeinsche Burgertrouw, twyfelen, of zy brutus om deszelfs gestrengheid moeten haaten of beminnen. Maar niet lang duurt die twyfel. Brutus, geheel Rechter tot op dit oogenblik, slaat naauwlyksch de oogen op de afgekapte hoofden en de bloedende rompen zyner Zoonen, of hy gevoelt zich geheel Vader! - Zyn hart, dat, als Rechter, onbeweeglyk was, gelyk een rots, wordt, nu het zyn rechterlyke pligt | |
[pagina 88]
| |
volbragt heeft, zo week als wasch. - Hy gevoelt zyne kragten uitgeput - en daar de traanen uit zyne oogen opwellen, verlaat hy zynen Rechterstoel; laatende aan zynen Ambtgenoot de uitvoering der overige vonnissen over. - Nu is het Volk verzoend met den gestrengen Rechter, daar zy in hem den Mensch, den Vader, wedervinden.’ Dit Werkje, hoogst keurig uitgevoerd, is vercierd met een anticq Borstbeeld van brutus, door Vinkeles. - Indien deeze arbeid zynen Landgenooten niet geheel ongevallig is, geeft de Schetzer deezer Tafereelen, in 't slot zyns Voorberigts, te verstaan, dat hy misschien tot een Pendant zal geeven m. junius brutus, den laatsten Romein, die, door een der stoutste onderneemingen, zyne Medeburgers uit den klaauw der Overheersching poogde te redden. - Ons dunkt dat wy alle reden hebben om dit te verwagten. |
|