Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOntwerp van Staatsregeling, voor het Bataafsche Volk. Door eenige Nederlandsche Burgers. Te Amsterdam, by M. Schalekamp, het derde Jaar der Revolutie. In gr. 8vo. 68 bl.Een kort Voorberigt doet ons de herkomst van dit Ontwerp kennen. De Burger f. wykman, Secretaris eener Commissie, benoemd uit de Algemeene Burgervergadering, en de Grondvergadering der Bataafsche Clubs, binnen Amsterdam, geeft ons des verslag; vermeldende, hoe deeze Commissie belast was, om het gearresteerde Plan van Constitutie van dien tyd te herzien, en haare Aanmerkingen aan beide de Corporatien mede te deelen. ‘Deeze arbeid,’ op dat wy 's Voorberigt-Schryvers eigene woorden bezigen, ‘werd straks afgebrooken, door het bezef van deszelfs nutteloosheid, terwyl dat Plan by de Nationaale Vergadering zelve herzien, en, zoo men vertrouwde, zeer zeker zou verbeterd worden. Deeze Commissie verkreeg welhaast eenen nieuwen last, om zich, zonder echter voorby te zien het goede, dat in het eerste Plan mogt zyn opgeslooten, voornaamlyk te bepaalen tot de veranderingen, welke door de Nationaale Vergadering daarin zouden gemaakt worden. - Men beyverde zich hier aan te arbeiden; | |
[pagina 78]
| |
dan de verwarde behandeling van zaaken, by gemelde Vergadering, waar door de eerste Hoofdpunten verschooven, en laatste Stukken eerst beraadslaagd werden, gaf wederom aanleiding, dat men met deezen arbeid geenzins zoo geregeld konde voordgaan als men wel gewenscht had, en veel, zeer veel, moest overlaaten, tot op dien tyd, wanneer dat Ontwerp van Constitutie, 't geen op Dingsdag den 8sten van Augustus zal beslist wordenGa naar voetnoot(*), door den druk werd gemeen gemaakt. - En hier wederom gaven de menigvuldige bezigheden, waar mede zich ieder der Leden van deeze Commissie overlaaden vondt, eene nieuwe aanleiding tot vertraaging. Intusschen heeft de Commissie in deezen verrigt wat zy konde. Zy heeft het navolgend verbeterd Ontwerp vervaardigd, waar in zy meent, dat zeer veel gebragt is, het geen aan het by de Nationaale Vergadering gearresteerd Ontwerp mangelt; zeer veel, dat overeenkomt met de waare Grondbeginzelen eener Vertegenwoordigende Volksregeering, en waaruit dus ieder Burger, beide Ontwerpen vergelykende, zyn oordeel over dat, welk aan het Bataafche Volk ter beslissing is voorgedraagen, het best zal kunnen opmaaken. De Commissie is zeer verre af om haaren arbeid als in alle opzigten volmaakt te beschouwen; dan zy vleit zich met de gunstige verschooning der gebreken by ieder, die by zichzelven van dit moeilyke werk bewust is, en die gevoelt hoe zelfs het verschil van gevoelens der onderscheidene Leden, in eene zaak als deeze, van invloed moet weezen. - Intusschen vertrouwt zy, dat zy met deezen arbeid, hoe gebrekkig dan in zommige opzigten, zal voldaan hebben, zoo wel aan het oogmerk van hun, die haar tot dit werk verzogten, als aan dien pligt, welken zy zichzelve voorstelde, om veelen haarer Medeburgers in te lichten, wegens die gewigtige Hoofddeelen, die in eene echte Staatsregeling behooren gemeld te worden; en waar van echter in het gemelde Ontwerp niets te vinden is; terwyl zy, aan den anderen kant, met haaren arbeid meent te doen | |
[pagina 79]
| |
zien, hoe 'er veel in eene Staatsregeling voor het Bataafsche Volk kan gemist worden, het geen zoo overbodig, tot verveelens toe, en overal met vreemde bastaard-woorden, en onverstaanbaare uitdrukkingen, is aangevoerd; iets, waar voor zich de Commissie volstrekt geoordeeld heeft te moeten hoeden.’ Het Plan, waar tegen dit Ontwerp is ingerigt, heeft de Nationaale Veroordeeling ondergaan, gelyk wy, in den voorleden jaare, gemeld hebbenGa naar voetnoot(*), en dus is aan den wensch der geenen, die het zo hoogst gebrekkig vonden, voldaan. 't Zal te bezien staan hoe het met een volgend af zal loopen, waaromtrent nu, reeds vóór de geboorte, zo veel geschreeven, gewoeld en gerequestreerd wordt. En waar in de Geestlykheid der geweezene bevoorregte Kerk zo voorbaarig werkt. Wy willen, om uit dit Ontwerp iets te geeven, de weinige Artykelen afschryven, van den Godsdienst handelende; waar in zeker die Kerkyveraars geen genoegen zullen neemen. Zy komen op de zes volgende neder: 1. ‘De Kerk is afgescheiden van den Staat. Geene burgerlyke voor- of nadeelen zyn aan de belydenis van eenige Godsdienstige begrippen gehecht. - Alle Kerkgenootschappen staan op eenen gelyken voet onder de bescherming der Wet. 2. Vry staat het aan een genoegzaam aantal Burgers een Kerkgenootschap op te richten, mids kennis daar van geevende aan 't Plaatslyk Bestuur; doch geen Kerkgenootschap vermag in Leere, in Inrichtingen, op eenigerlei wyze, hoegenaamd, een ander Kerkgenootschap beledigen of in den weg staan. 3. Elk Kerkgenootschap is verpligt, al het geen tot deszelfs weezen, Kerkgebouw, Leeraars, enz. behoort, zelf te bekostigen. De Staat betaalt niets, hoegenaamd, van het geen het Kerklyke aangaat, noch mengt zich dienaangaande in. 4. Alle Kerkgenootschappen verrigten hunne Godsdienstoefeningen binnen de daar toe bestemde Gebouwen, met ontslootene deuren. Buiten dat Gebouw mag niemand eenige tekens, hoegenaamd, draagen van eenige Kerkelyke Orde of Ampt, en niets, dat de Godsdienstoefening betreft, mag buiten dat Kerkgebouw gebezigd worden. | |
[pagina 80]
| |
5. Al wie tot Leeraar, of eenig ander Ampt, in een Kerkgenootschap beroepen wordt, zal, voor en aleer hy zyne bediening mag aanvaarden, als zodanig by 't Plaatslyk Bestuur voorgedragen worden, en by 't zelve de Burgerbelofte moeten afleggen. 6. Alle byzondere benaamingen van Godsdienstige begrippen worden verboden, en de Kerkgenootschappen zullen geene andere naamen mogen voeren, dan die der Zinspreuken, of Zinnebeelden, boven den Voorgevel van hun Gebouw geplaatst.’ |
|