Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Noord-Americaansche Onlusten, en den daar uit gevolgden Oorlog met Engeland en deezen Staat, tot den tegenwoordigen tyd. Uit de geloofwaardigste Schryvers en egte Gedenkstukken zamengesteld. Met Plaaten. Ten Vervolge op J. Wagenaar's Vaderlandsche Historie. XVIde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo. 379 bl.In dit Deel wordt de Vaderlandsche Geschiedenis des gebeurtenisvollen Jaars 1787 voortgezet. Vreemd moge het voorkomen, dat de Schryver, Holland meer in 't byzonder, overeenkomstig zyn meermaals aangeduidde plan, beschouwende, op Haarlem Heusden laat volgen; dan de gelyksoortigheid en de verwantschap van 't geen te Haarlem, ten deezen Jaare, wegens den Volksinvloed en de Magistraatsbestelling, voorviel, in 't laatst voorgaande Boek vermeld, en ook door ons overgenomenGa naar voetnoot(*), strekte ten beweegreden. Heusden was, in deeze dagen, de eerste der niet stemmen- | |
[pagina 71]
| |
de Steden in Holland, welke zich tegen de Inbreuken op haare Regten en Vrydommen met mannenmoed verzette, en worstelende haare zaak volhieldt, tot dat zy, nevens andere, voor Buitenlandsche Overmagt moest bukken. Haare Geschiedenis maakt geen gering gedeelte des XLIV Boeks uit, waar mede dit Deel aanvangt. Zy vonden een yverig voorstander en handhaaver haarer zaake in f. van der kemp, Doopsgezind Leeraar te Leyden, die zich ten deezen dage ook elders als een warm voorstander der Volksvryheid, en een boezemvriend der capellens, deedt kennen. - Niet de Stad, maar de zaak waar voor zy yverde, maakt dit gedeelte der Geschiedenisse belangryk. Haare eisch, om zitting ter Staatsvergadering te hebben, werd in dezelve zeer verschillend opgenomen; als mede de daar gemaakte Regeeringsverandering, onder Invloed des Volks. ‘De zaak der Heusdenaaren,’ vermeldt onze Geschiedschryver, ‘baarde den Hollandsche Staatsleden, die des verschillende hier in 't breede opgegeeven begrippen koesterden, niet weinig verlegenheids. Gaf men hun toe, dan liep men gevaar om alle kragt van Oppergebied over die en andere kleine Steden te verliezen, en zette de deur open voor derzelver vorderingen en eischen, en by voortgang ook aan de Dorpen; eene onafhangelykheid in welke veelen weinig smaaks vonden. - Verzette men zich met hoog Gezag, door Krygsmagt ondersteund, tegen het gebeurde in Heusden, men betradt het zo zeer gewraakte spoor der Staaten van Gelderland tegen Hattem en Elburg.’ - Van hier verscheidenheid van begrippen, en besluiteloosheid; en beraadslaagingen hoe deeze zaak op de voegelykste wyze ten einde te brengen. De Heusdenaars hielden vol, tegen de woelingen der Ridderschappe, met eenige Steden, waar onder Gornichem in partydigheid uitstak. Hun zaak hing nog onafgedaan, toen de Omwenteling alles afbrak. Voorts vinden wy in dit Boek vermeld de Poogingen van Woerden, der andere kleine Steden, en van het Platte Land, om Invloed op 's Lands Regeering te krygen; de hooggaande Onlusten in 's Gravenhage, tusschen de Schutters en de Genootschapsleden; het oprigten van een Opregte Vaderlandsche Societeit, door den Graaf van bentinck; de onrustige beweegingen, daar gereezen, welke aanleiding gaven tot het voorstel om in die Hofplaatze de Bezetting te versterken; waar over | |
[pagina 72]
| |
de Geschillen zo hoog liepen, dat Dordrecht en Haarlem zich het bywoonen der Staatsvergadering onttrokken. Een voorval, hier met alle kleuren geschetst. Terwyl dit Boek afloopt met de schandelyke gebeurtenis van het beschilderd Vaandel met een Leeuw aan de Galg; en de voorzorgen in die Hofplaats gedraagen tegen de inkomst van het Burgerleger, met eenige zich daar by paarende omstandigheden. In het XLV Boek vat de Schryver de nedergelegde draad der veel stofs vervattende Rotterdamsche Gebeurtenissen, ten deezen Jaare, weder op. Wanneer wy vermelden, dat de Regeeringsverandering te dier Stede, met den aankleeve van dezelve, in 't breede vermeld, en het gebeurde in dat Tydvak voortgezet wordt, tot het ontwerpen van een nieuw Stads Regeeringsreglement, door de komst der Pruissen verydeld, herinneren wy onze Leezers eene menigte van gewigtige gebeurtenissen, in eene Stad van die aangelegenheid en invloed. - Geen geringe voorraad van schryfstoffe levert, in dit zelfde Boek, Delft op, inzonderheid daar deeze Stad, onder de dekking van het Zuidhollandsch Burgerleger, de Regeering verandert. Dat wy hier den Vaderlandschen Schryver hooren. ‘Sterk en streng waren veelal de Maatregelen te Delft genomen; doch de Verklaaring der Leden des Genootschaps van Wapenhandel, in het Tydsgewrichte [dat de koning van Pruissen zyne eischen deedt], ging alles, wat wy van dien aart nog te boek sloegen, wyd en verre te boven. Naa aangeduid te hebben, dat zy de Eischen des Konings van Pruissen zo vernederend en onbillyk vonden, dat geen waar en vooral geen gewapend Vaderlander dezelve zonder verontwaardiging hooren of herdenken kon; dat deeze Eischen, wel verre van den rechtschaapen Patriot vreeze aan te jaagen, hem veeleer op zyne eigene Waardy, op de Eere van zyn Vaderland, en op het welzyn van het Algemeen, bedagt deeden zyn, en by tyds die maatregelen te neemen, welke de goede zaak des Volks verdient, en zyner waardig bevonden worden, - veronderstelden zy, dat waardige Representanten van vrye Burgers nimmer zouden toestemmen om die Eischen in te willigen, en rekenden zich verpligt den Raad van Delft het algemeen Besluit, door de Genootschaps-Leden genomen, bekend te maaken; ten einde de Raad, waarin de Leden een volkomen vertrou- | |
[pagina 73]
| |
wen stelden, zodanige maatregels zou kunnen neemen als de nood des lieven Vaderlands vorderde. Waar op zy dus voortvaaren: 't zyn de eigene woorden. “By het afslaan deezer vernederende Eischen zou het mogelyk kunnen gebeuren, dat de Koning van Pruissen, welke deeze Eischen aan een Vry Volk heeft durven doen, zyne Militaire Magt gebruikte, om, ware het mogelyk, met Geweld ons te dwingen, om dat geene te accordeeren, waar toe geen Eerlyk, geen Vry Volk en Moedig Vaderlander immer vrywillig besluiten kan. In zodanig een geval, Wel Ed. Agtb. Heeren! heeft het Genootschap van Wapenhandel beslooten, om met alle mogelyke Magt uit te trekken, en deeze Provincie ten dienste te staan op alle zulke Plaatzen als de nood zal vereischen, en bevonden zal worden ter meeste afweeringe van vyandlyk geweld te kunnen strekken; niet twyfelende of de Gewapende Burgermagt van Holland zal met zulke of dergelyke kragtdaadige poogingen desgelyks den algemeenen Vyand te keer gaan, en zyne heillooze oogmerken helpen verydelen; het Genootschap althans zal, van zyne zyde, alles te werk stellen, om hunne Gewapende Medebroeders hier toe aan te spooren. Dan daar het zeer hachlyk en onvoorzigtig gehandeld zou weezen, deeze Stad van alle Gewapende en Weldenkende Vaderlanders te ontblooten, daar 'er met zekerheid een aantal van Oranje in deeze Stad zou overschieten, die, wanneer de Gewapende Magt van het Genootschap was uitgetoogen, zich denkelyk, of liever zeker, verzetten zou, zo tegen de waardige en Vaderlandlievende Leden van deezen agtbaaren Raad, als tegen de Vrouwen en Kinderen, en verder agterblyvende Vrienden, der uitgetrokken Manschappen, welke als dan zeer ligt ten prooije der verbitterde Oranje-yveraaren zouden kunnen worden; zo heeft het Genootschap, ter geruststelling van deezen Ed. Agtb. Raad en verdere Weldenkenden, tevens beslooten, om, in gevalle de Inval door de Pruissen geschiedt, zich direct meester te maaken van, en te arresteeren alle zodanige Lieden, zonder aanzien van Persoonen, die by het Genootschap bekend staan voor Aankleevers en Handhaavers van de snoode en verraaderlyke belangens en oogmerken van willem den V. | |
[pagina 74]
| |
Deeze gearresteerde Persoonen zal het Genootschap met zich tegen den Vyand aanvoeren; alle Diensten, tot welke zy, zonder vrees, kunnen gebruikt worden, opleggen; hun aan het heetste vuur blootstellen, en, in gevalle de goede Party moest bukken, gemelde gearresteerde Persoonen de eerste Slachtoffers der Nederlaage doen worden. Insgelyks, zo naa de uittrekking de Aanhang van Oranje, in deeze Stad, den Ed. Agtb. Raad, of de goede Burgery, in 't allerminst mogte beledigen, of geweldig attaqueeren, zullen de gearresteerde en medegevoerde Persoonen daar voor aanspraaklyk gesteld worden, en voor alles moeten boeten, wat hun Aanhang, in deeze Stad, tegen den Ed. Agtb. Raad of goede Burgery misdoet, en de billyke straffe hunner Aanstookingen en Volksmisleidingen, zonder eenige Form van Proces, daadlyk ontvangen.” ‘Deeze Verklaaring werd aan het opgebrooken Burgerleger voorgeleezen, en algemeen, door het driemaal aanslaan der Wapenen, toegejuichd, ten teken van daar mede in te stemmen, en dezelve als zyn eigen besluit aan te neemen. - Men las dezelve in de Nieuwspapieren, met wydverschillende aandoeningen. Veele Voorstanders van de zaak der Patriotten zelve huiverden op het verneemen van zulke stappen, die eene ongehoorde verdelging der Party dreigden. En valt het ligt te raamen, welk eene uitwerking dit Stuk moest baaren binnen Delft zelve, waar men by ondervinding wist, dat het Genootschap het niet by dreigen liet berusten; maar het doen 'er byvoegde. De verslaagenheid was onbeschryfbaar groot. Veele der voornaamste Aanhangeren van Oranje koozen terstond de party om de Stad te verlaaten. Doch de tyd gedoogde niet, dat allen, of de meesten, dit redmiddel te werk konden stellen. Waar van het gevolg was, dat veelen de uitvoering van deeze schrikbaarende bedreiging deels ondervonden.’ Dit beschreeven hebbende, vervolgt de Geschiedboeker: ‘De verdere afgezette Raaden, en anderen, hadden reeds hun heil in de vlugt gezogt, en deeden dit niet weinigen, door den nagt begunstigd, terwyl de scherpste Huisbezoeking, met de scherpste bedreigingen tegen de verbergers, geschiedde. | |
[pagina 75]
| |
De dag brak aan, en het vlugten nam een einde. Zommiger Huizen waren met Wagten van het Genootschap omzet; deeze ook stonden by de geslootene Poorten; zonder verlof mogt niemand ter Stad uit; de Schuiten werden opgehouden, en mogten op het uur niet afvaaren, voor de Schuit, die eerst moest komen, daar was. De Godsdienstoefening ging beevend toe, daar men in de Kerken rondzag, of 'er ook in waren, die men gaarne in handen zou hebben; de Leeraars ontvingen een Briefje, by 't welk zy gelast werden met het volmaaktste Gebed te besluiten. De Raad vergaderde dien dag verscheide keeren, ook des avonds. By de Regeeringsleden was wel geneigdheid om de Gevangenen te ontslaan; doch het Genootschap weigerde hier in te bewilligen. Alleen verwierf de Regeering, dat de Gevangenen in een der vertrekken van het Stadhuis hunne slaapplaatzen hadden; en ook verlof kreegen om iets van hunnen toestand, die zeker zeer benaauwend was, aan Egtgenooten en Kinderen te doen weeten.’ Naa het slyten van een bangen nagt en dag werden de gevangene Heeren, op het onverwagtst, uit hun arrest ontslaagen, en onder een toevloed van aanschouweren, door eenige Genootschapsleden, na hunne Huizen geleid; naa vooraf een Geschrift te hebben moeten tekenen, by 't welk zy beloofden niet uit Delft te zullen gaan. Verbaazend is de schielyk daar op volgende lotwissel, hier beschreeven; verbaazend de aanval eener Haagsche Plunderbende op Delft, welke met alle kleuren der verschrikkinge gemaald wordt. Het XLVI Boek is aan de verdere beschouwing van Hollands Zuider- en ook het Noorderdeel gewyd, in de laatste dagen vóór de Omwenteling en de eerste daar op volgende. Hier doen zich op den voorgrond op, de verrigtingen van het Zuidhollands Burgerleger, naa te Delft het oogmerk bereikt te hebben; 't geen aan 't zelve ook te Vlaardingen gelukte, doch niet in het Prinsgezind Brielle. Het nabuurig Hellevoetsluis strekte ten tooneele van een met moeite gedempt Oproer, met Plundering gepaard. Breed worden Dordrechts lotgevallen in dit tydsgewricht beschreeven, en worden de Ommestreeken niet ongedagt gelaaten; zo ook Gouda, Leyden en Rhynland, vol Voorstanders der Oranje-Partye. ‘By de Omwenteling,’ vermeldt de Schryver, ‘zette | |
[pagina 76]
| |
men in deezen Oord, op de gevoeligste wyze, den Patriotten betaald, 't geen men oordeelde geleden te hebben. De Huisluiden maakten 'er hun werk van, om ze op te vangen en over te brengen. - Te Rhynsburg, waar men, ondanks de meerderheid der Prinsgezinden, een gewapend Genootschap opgerigt en met luister tot stand gebragt hadt, moest by de Staatsomwenteling de Patriottische Party veel lyden. Plunderzieke handen repten zich in het vernielen van de goederen, zo der Dorpelingen, als der zodanigen, die, in deeze aangenaame streek, het stille buitenleeven gezogt hadden. De Zuster van den Hoogleeraar p. camper, de Weduwe des Advocaats hekkenhoek, van eene tegengestelde Staatkundige denkwyze met haar Broeder, te Rhynsburg op een Buitengoed leevende, moest hetzelve ontruimen, vlugten, en aan de schendzieke handen der dolle plunderzugt, tot groote schade, overlaaten.’ Schiedams verdeeldheid der Regeering en daar uit ontstaande strydige handelwyze, die zich ter Staatsvergaderinge, met zo veel onderscheidings, liet zien, wordt breed vermeld. - Schoonhovens ommekeer en vreugd by der Pruissen komst vindt haare afwisseling door het geen die Stad van de Pruissen te lyden hadt. Leerdam stondt zulks van de Prinsgezinden uit, en werd beteugeld door die van Vianen; doch deeze moesten op hun beurt des dubbel boeten. ‘Deeze Stad was het voorwerp,’ zegt de Schryver, ‘van den haat der Prinsgezinden in dien oord; en stondt dezelve by de keerwisseling der Staatzaaken een ongunstig lot te wagten. 't Geen ook deeze Stad trof. Van de Bezetting verlaaten, hadt men de Oranjevlag laaten waaijen, eer nog de Pruissen, door hindernissen in den weg, de Stad konden naderen. Deezen, daar gekomen, vonden, volgens pfau, de Poorten geslooten, doch niet verdeedigd. Zy slooten 'er eene van open, en namen hunne kwartieren, zonder dat iemand hun ontrustte. Hy voegt 'er by, dat de Patriotten, op het eerste verschynen der Pruissischen, uit de Stad geweeken waren. Volgens dit berigt vervalt het schieten veeler Patriotten te Vianen, die in hevige driftvervoering dit onbezonnen bedryf zouden gepleegd, en daar door de Pruissen ter plundering aangezet hebben, ten eenemaale. Dit schynt uitgevonden te zyn om | |
[pagina 77]
| |
de balddaadigheden en hooggaande plunderingen, door de Pruissen daar aangerigt, te vergoelyken; althans de schuld hier van den Patriotten aan te wryven. Zeker gaat het, dat de Prinsgezinden, zo wel als Patriotten, in deezen ramp, die veele huizen deerlyk trof, deelden, en waarvan de Goederen der Kerke niet verschoond bleeven. Een lot, 't welk daar ter Stede de eerst opwellende vreugd der Voorstanderen van Oranje deedt zakken.’ Naa kortlyk Ysselstein en Woerden beschouwd te hebben, gaat de Schryver tot Noordholland over, en vermeldt het byzonderste in de Steden voorgevallen; het verslag besluitende met het geen aan den Zaànkant voorviel. Wy zullen, 't geen wy ten agteren zyn in het vermelden van de uitgegeeven Deelen deezes Werks, dit Jaar tragten in te haalen. |
|