Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTweede Voorbericht, geplaatst voor den tweeden Druk van het Werk, getyteld Socrates als Burger beschouwd, door Mr. J. Luzac. Voor de Bezitters van den eersten Druk. In gr. 8vo. 25 bl.Over het Werk, waar toe deeze bladen ten tweeden Voorberigt dienen, hebben wy, eenigen tyd geleden, ons oordeel geveldGa naar voetnoot(*). In dit Aanhangzel des reeds geplaatsten Voorberigts vermeldt de Schryver de vry algemeene goedkeuring, aan zyn socrates, als Burger beschouwd, binnen en buiten 's lands gegeeven; terwyl het sterk vertier een tweeden Nederduitschen Druk noodzaaklyk maakte; hier in vindt hy ‘eene meer dan genoegzaame belooning, en tevens eene altoos byblyvende verzoeting voor de onderdrukkende onregtvaardigheid,’ waar van hy schryft, ‘nu zedert twee jaaren het Slachtoffer te weezen.’ Hy beklaagt zich, dat 'er, zedert de uitgave der Verzameling van Stukken, in het naastvoorgaande Artykel vermeld, ettelyke maanden verloopen zynGa naar voetnoot(†), dat zyne Beschuldigers, hoe openlyk door hem voor 't oog der geheele Natie uitgedaagd, zwygen, - dat andere zaaken afgedaan worden, ‘en hy van zyn welherkreegen regt verstooken blyft,’ en voert den laatst afgetreeden Voorzitter van het Provinciaal Bestuur, a.j. verbeek, een | |
[pagina 43]
| |
zeggen uit diens Historie der Spartaanen, tot aan den dood van den jongen Agis, wel schamper toe. Een kort woord voert hy te gemoete aan een der Beoordeelaaren van zynen socrates, wien zyne verklaaring van het woord Aristocratie min hadt bevallen; haalt de bepaaling, door polybius van dat woord gegeeven, aan ‘als alleen dan plaats hebbende, wanneer de Staat door de Rechtlievendste en wysste Mannen, by voorkeur daar toe gekoozen en aangesteld, wordt bestuurd,’ met byvoeging: ‘polybius, een staatkundig woord zyner eigene Moedertaale uitleggende, en in deezen het voetspoor van plato en aristoteles betreedende, kan, myns bedunkens, tegen priestley, tozen, schlözer, radermacher, en zo veele andere Schryvers van deezen tyd, als 'er zyn mogen, wel opweegen.’ Naa nog eenige aanmerkingen over dit woord en het gebruik dier benaaminge gemaakt te hebben, komt hy tot de Democratie, en wel bepaald tot die ‘waarin de wil des Volks in het gewoon bestuur de hoogste wet is,’ - welke hy voor de allerongelukkigste houdt, rondborstig afkeurt, en in den haatlykst mogelyken dag zer. Zyn gevoel leidt hem tot het besluit: ‘Ik voor my verkies in een Land te woonen, daar niet elk en een ieder, uit den hoop, zonder onderscheid, maar de kundigsten en besten, bevoegd gerekend worden om my te regeeren.’ - Tot die keus wordt de Hoogleeraar door zyn eigen gevoel gebragt; en de Ondervinding, merkt hy op, brengt hem tot hetzelfde besluit. De Ondervinding, die hem doet vraagen ‘waar immer of ooit, in een eenigzins uitgestrekt, volkryk, en vooral handeldryvend, en dus niet geheel armoedig, noch door zyne nabuuren, door bergen, sneeuw, ys en rotzen, afgescheiden Land, eene zuivere Democratie plaats hadt, zo dat, zonder eenig inmengzel van Aristocratie, 's Volks Wil altoos en in alles de hoogste Wet ware, en dat, nogthans, het geluk des Volks op den duur verzekerd bleef?’ - Deeze vraag wordt met uitroepingen in deezervoege beantwoord. ‘Raadpleegt men de Ondervinding der Oudheid, helaas! - Raadpleegt men die der voorige twee of drie laatste eeuwen - helaas! - Raadpleegt men die der jongstverloopene jaaren! - die ondervinding met bloed bemorscht, die zig op een stapel van ontzielde lyken, op eene onmeetbaare hoogte van puinhoopen der verbrande en verwoeste steden, voor het aangezigt van alle Vol- | |
[pagina 44]
| |
keren, in deeze en de volgende eeuwen, zo lang onze Aardkloot aanweezig zal zyn, ten hoogen Hemel verheft - raadpleegt men die yslyke ondervinding - helaas! duizendmaal helaas!’ |
|