wysheid als ter kamer uitjaagt, en de tong der Geleerden doet zwygen; wanneer het spreeken van de taal des gezonden verstands noodloos wordt; en het spreeken in 't geheel, buiten het spel, eene soort van onbeleefdheid. - Of ook, wanneer men ontdekt, dat de Talenten, die de verwonderende eerbiedenis der wereld verwekt hebben, zich alleen bezig houden met de tafelwelvoeglykheden in agt te neemen en te regelen, met kunstig net voor te snyden, of een kop koffy vol bevalligheids over te geeven. - Als men niets hoort dan praat van den dag, die men allerwegen kan hooren; en den tyd ziet doorbrengen in pligtpleegingen, die het hoofd geen bezigheid verschaffen, en waar in het hart misschien niet deelt.
Gaan wy in het gezelschap van Kerklyke Persoonen; onze verwagting is natuurlyk, gesprekken te zullen hooren over een of ander stuk der Kerklyke Geschiedenissen, en zo al niet over het Leerstellige der Godgeleerdheid, en de Geschillen daar over gereezen, althans iets dat betrekking heeft tot de kennis der Waarheid en van onzen Pligt, en overeenkomt met het deftig vertoon, 't welk zy maaken. Maar wy staan versteld, als wy hun in 't breede hooren uitweiden over dagelyks voorkomende gevallen, die men van anderen even goed of beter verneemt; als wy verneemen, dat zy over een welvoorziene en lekkere tafel en keur van wynen spreeken, of de schoonheid van deeze en geene Dame verheffen, of boerten met de wanstaltigheid eener wanbehaaglyke.
Niet beter vaart men dikwyls in 't gezelschap van Handeldryvende, en in hun tydlyk Beroep bezige, lieden. Verwagt men daar de belangen des Handels en byzonderneden daar toe betrekkelyk te verneemen, of kundigheden in een of ander bedryf op te doen; men vergist zich deerlyk. Koude Winters, smoorheete Zomers, schriklyke Onweeren, vernielende Stormen, worden opgehaald, Plaisierpartyen herkauwd, nieuwe beraamd, Weddingschappen gedaan. Met één woord, 'er valt niets gewigtiger en leerzaamer voor dan men zou hooren in het vermengd gesnap van een Koffyhuis, of Kroeg.
Bovenal vinden wy ons, in 't gezelschap van Lieden, die voor Geleerden bekend staan, veeltyds zeer bedroogen in onze verwagting. De rede is, dat zy het gezelschap aanzien als eene gelegenheid om de boog der Letteroefeningen te ontspannen; om iets te verneemen van de dagelyksche voorvallen en gebeurtenissen des tyds; dit is, men moet het bekennen, hooger te schatten by Menschen van mindere bekwaam- en vatbaarheid, dan het uitpluizen der geleerde onderwerpen, met welke zy zich anders onledig houden; maar met dit alles is het iets anders, en veel minder dan onze verwagting ons beloofde, te vergeesch beloofde.
‘Uitspanning van den geest,’ zegt johnson ergens, ‘is