Gemaklyke geneezing van een slymprop in den neus (Polypus).
Door den Heer Ficker, Med. Doctor te Paderborn.
Een gezond Vrouwsperzoon, ongeveer twintig jaaren oud, wierd in 1790 door eene geweldige neusbloeding overvallen, welke, door het aanleggen van koud water, en het inspuiten van Azyn, gestuit wierd. Dit ongemak wierd gevolgd door eene hardnekkige verkoudheid, verzeld gaande met sterke hoofdpyn, welke ongemakken niet ophielden, voor dat de zieke eene volkomene verstopping van het rechter neushol en het aanwezen van een vreemd lichaam in hetzelve bespeurde, 't welk, by het in en uitademen, opwaards en nederwaards bewoogen wierd. Een bekwaam Geneesheer en een handige Wondarts ontdekten ras, dat een zogenaamde Slympolyp de geheele rechter neusholte vervulde; waarop dezelve, volgens de gewoone manier van werken, stukswyze wierd voor den dag gehaald, met een gedeelte van het benedenste sponsbeentje. Om verder het wederaangroeijen van den Slymprop te beletten, wierd in den neus ingespooten een afkooksel van Calamus Aromat, met Aluin: terwyl inwendig, tot verbetering der vogten, Kwikzilver en Spiesglas bereidzels wierden voorgeschreeven, teffens met veelerleye andere oplossende en tegen de Kropzeerige ongesteldheid dienstige middelen. Niettegenstaande dit alles, was de Slymprop, na verloop van een half jaar, wederom zo groot, dat 'er al weder eene nieuwe smertelyke konstbewerking noodig wierd. Toen ook hier door de vernieuwde aangroeijing van het gezwel niet verhinderd wierd, nam de Kranke haare toevlucht tot een beruchten Kwakzalver, die, benevens den Slymprop, den geheelen binnenwand der Neusholte, door brandmiddelen, byna geheel vernielde. Ondertusschen was deeze slegte behandeling geenzins van het gewenschte gevolg, de Slymprop keerde weder, de Lyderes nam wederom haare toevlucht tot den Heelmeester, die haar voorheen behandeld had, welke haar, op nieuws, door de Konstbewerking, van haar onheil verloste.
Daar intusschen, na verloop van drie maanden, na de laatste bewerking, het ongemak al wederom eene aanmerkelyke grootte had bekomen, begeerde de Kranke van