Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensberigt van Adam Smith, L.L.D. Lid van de Koninglyke Maatschappyen te Londen en te Edenburg.(Ontleend uit het Account of the Life and Writings of adam smith, by dugald stewart, F.R.S.E.)
adam smith, die zyn Naam, behalven door andere Schriften, onsterflyk gemaakt heeft door het Werk, getyteld: Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of NationsGa naar voetnoot(*), werd den vyfden van Zomermaand des Jaars 1723, te Kirkaldy, in Fifeshire, gebooren. Zyn Vader was te dier plaatze Comptrolleur der Tollen, en zyne Moeder van eene deftige Familie in de nabuurschap. Hy was het éénig Kind, uit dit Huwelyk gesprooten, en maar weinig maanden oud, toen zyn Vader hem door den dood ontrukt werd. Gelyk veele andere kloeke en eerste Vernuften, bragt hy met zich ter wereld een zieklyk en zwak gestel, 't welk de zorgvuldigste oppassing vorderde van zyne Moeder. Zy behandelde dit Kind met zeer veel toegeevenheids, 't welk egter geene uitwerking ten nadeele hadt op zynen aart of gesteltenisse; en haare moederlyke bezorgdheid, hem beweezen, werd, in den loop eens langen leevens, betaald door alle oplettenheid, welke kinderpligtige dankbaarheid kon voorschryven. | |
[pagina 543]
| |
In zyne vroege Kindsheid kwam hem een geval over van een zeer zonderlingen aart. Met zyne Moeder op 't Land een bezoek afleggende by haaren Broeder, speelde het Kind alleen aan de deur; het liep eenige daar zwervende Goedergelukzegsters, of Gypsies, in 't oog, die het ongemerkt wegstalen. Dit toeval zou zyn leevenslot hebben kunnen beslissen. De leevensstand zou zyn zagt en buigzaam Character gevormd hebben; en de Wysgeer, wiens Schriften thans Europa verlichten, zou een zwervend Landlooper geworden zyn. Gelukkig voor de wereld werd dit Kind welhaast gemist. Zyn Oom vervolgde de Gypsies, agterhaalde die in een woud, en verloste den kleinen gevangenen. De jonge smith ontving de eerste beginzels zyner Opvoedinge op de School te Kirkaldy, en trok welhaast de aandagt, door zyne zugt tot Boeken, en de verbaazende kragt zyner geheugenisse. Het zwaklyk Lichaamsgestel, 't geen hy omdroeg, stelde hem buiten staat om te deelen in de werkzaame uitspanningen zyner Schoolmakkeren; doch hy verwierf hunne genegenheid door de edelmoedigheid van zyn hart. Zelfs in dit vroege Leevenstydperk hadt hy zich aangewend de hebbelykheid om in gezelschap, als 't ware, afweezig te zyn, en met zich zelven te spreeken; iets, 't geen, met toeneemende kragt, hem zyn geheele leeven lang bybleef. Met den Jaare 1737 werd hy gezonden na de Universiteit van Glasgow, waar hy, met onderscheidende toejuiching, de gewoone Lessen in de Wysbegeerte bywoonde. De naamen van simson en hutcheson vercierden toen die Kweekschool. Uit de dagelyksche lessen en byzondere aanspooringen van zulke bekwaame Leermeesters, kon zyn werkzaame geest niet dan een oogst van vrugten inzamelen. Nayver wekte zyne leergierigheid op, en bestuurde zyne eerste stappen. Zyne geliefdste naspooringen waren, in den beginne, Wiskunde en Natuurlyke Wysbegeerte; maar in deeze vakken was de bestemming zyns verstands niet. Andere onderwerpen booden zich aan, meer gelykaartig aan zyn smaak; en voelde hy zich aangedreeven, door de sterkstwerkende geestdrift, tot het nagaan van de Menschlyke natuur in de volste uitgebreidheid. Nogthans genoot hy het voordeel zyner vroegtydig verkreegene bekwaamheden, die zyn gezellig onderhoud verfraaiden, en hem de gelukkigste ophelderingen verschaften in zyne bespiegelingen van den natuurlyken voortgang van 's menschen geest in de naspeuring der | |
[pagina 544]
| |
waarheid. ‘Den invloed van zynen vroegen smaak in de Geometrie der Grieken (schryft de Heer stewart) kan men bespeuren in de klaarheid en volkomenheid zyner beginzelen, soms tot die langwyligheid overhellende, waar mede hy nu en dan zyne staatkundige redenkavelingen omkleedt.’ Smith's Vrienden hem tot den dienst der Engelsche Kerke bestemmende, verliet hy Glasgow, en ging als Bursaal van snell's Stichting in Baliol College, Oxford; maar aan dien beroemden Zetel der Zanggodinnen, en Moeder van zo veele Heiligen, Redenaaren en Helden, betuigde smith maar zeer schraale verpligting te hebben. De magere Lessen, nu en dan gegeeven binnen deeze Kloosteragtige muuren, waren luttel geschikt om een in meer ruimte werkende leergraagte te voldoen. - Maar hy hadt reeds een vasten grondslag van kundigheden gelegd, en de onwaardeerlyke hoedanigheid van geduurige en gezette Letteroefening zich eigen gemaakt. Naardemaal ledig te zyn niet volstrekt te Oxford gebooden was, zette hy zyne geliefdste Studien by zichzelven door, alleen daar van afgeroepen om aan de Wetten der Hoogeschoole te voldoen. Byzonder bevlytigde hy zich om bekend te worden met de beschaafde Taalen, zo oude als hedendaagsche; van het fyne en kiesche der Engelsche Taale verkreeg hy zulk eene maate van kennis, als men naauwlyks zou kunnen verwagten van zyne Noordlyke Opvoeding. Met oogmerk om zyn styl te verbeteren, vertaalde hy veel, bovenal uit het Fransch; eene handelwyze, welke hy gewoon was aan te raaden aan allen die in schryven zogten uit te munten. Zyn zedig gedrag en heimlyke Letteroefeningen schynen egter de jalousy, of het ongunstig vermoeden, by de Opzienders dier Hoogeschoole gaande gemaakt te hebben. Hem werd niet vergund de Fluweele Kap te draagen, door den Heer gibbon, boertende, de Kap der Vryheid geheeten. Men verhaalt, dat de Hoofden van het Collegie goedvonden zyn Kamer te doorzoeken, en onder zyne Boeken vindende hume's Treatise on Human Nature, toen eerst in 't licht gekomen, namen de Bezoekers dat kettersch Boek weg, en gaven den jongen Wysgeer eene strenge berisping. Niettegenstaande den raad zyner Vrienden, verkoos Mr. smith na geene bevordering in de Kerk te staan. Het kwam noch met zynen smaak overeen, noch met zyn Ge- | |
[pagina 545]
| |
weeten, eenig byzonder Stelzel van Leerstukken te verkondigen, Naa zeven jaaren verblyfs te Oxford, keerde hy tot zyne Geboorteplaats weder, en leefde by zyne Moeder, steeds in Letteroefeningen onledig; doch zonder eenig bepaald plan voor zyn leeven in 't toekomende. Met den Jaare 1748 begaf hy zich na Edenburg, waar hy, onder bescherming van den beroemden Lord kames, Lessen gaf over de Redeneerkunde en de Fraaije Letteren. Het plan was geheel nieuw, en de gesteldheid der tyden scheen geheel gunstig voor zodanig eene onderneeming; want het volk in Schotland begon te verryzen uit dien staat van kwyning en laagheid, waarin hetzelve langen tyd gedompeld geweest was. Werkzaamheid vertoonde zich in alle leevenskringen; Mannen van Letteren durfden na den roem van hooge beschaaving en fraaiheid dingen; en onze Broeders in het Noorden begonnen, onder bejegening van een gunstig gestarnte, den loop in de letteroefenbaane. De Voorleezingen van Mr. smith hadden een doorsteekend blykbaaren invloed op het hervormen van den openbaaren smaak. Te Edenburg werd, korten tyd daar naa, een afzonderlyk Hoogleeraarschap opgerigt voor de beschaafde Letteren; en in de overige Schotsche Universiteiten werden de barbaarsche stelzels der Redeneerkunde, in 't algemeen, verworpen, en de kinderagtige optelling van Redenkunstige Figuuren maakte plaats voor de verstandige verklaaring der redelyke beginzelen van een goeden schryftrant. Mr. smith zag zich, in 't Jaar 1751, gekoozen tot Hoogleeraar in de Redenkunst op de Universiteit van Glasgow, en in het volgend jaar bevorderd tot die waardigheid in de Zedelyke Wysbegeerte. Die hoogstbelangryke post bekleedde hy, met het betoon van uitsteekende bekwaamheden, den tyd van dertien jaaren, welke hy altoos aanmerkte als het nuttigst en gelukkigst tydperk zyns leevens. Hy verdiende en verwierf de hoogagting zyner Amptgenooten, en de bewondering der Jongelingschap, aan zyn onderwys toevertrouwd; zy waren aan hem niet meer verknogt uit hoofde zyner uitsteekende bekwaamheden als Leermeester, dan wegens zyne beminnelyke hoedanigheden als Mensch. In het behandelen der onderwerpen zyns tegenwoordigen Hoogleeraarschaps verliet hy vrymoedig en rustig het plat getreeden pad, en volgde vry den wenk van zyn uitsteekend vernuft. Zyn trant van Onderwys mede te | |
[pagina 546]
| |
deelen, schoon niet uitsteekend gevallig, was kunstloos en aanbindend genoeg. Hy vertrouwde het meest aan mondlyken voordragt, voor de vuist medegedeeld. Elk Vertoog bestondt uit verscheide onderscheidene voorstellen, die, in algemeene uitdrukkingen begreepen, dikwyls een wonderspreukig voorkomen hadden. Deeze poogde hy te bewyzen en op te helderen; eerst ging dit sammelende en met tusschenpoozingen toe; maar, voortgaande, scheen de stof zich in overvloed aan te bieden; zyn voordragt kreeg meer ziels, werd vloeiend en overtuigend. Zyne Lessen behelsden het voornaamste van alles wat hy naderhand in 't licht gaf over Zedekunde en Staatkundige Huishoudkunde (Political OEconomy); en veele zyner byzondere begrippen werden door deezen leertrant vroegtydig buiten 's Lands verspreid, schoon in een onvolmaakten en verminkten staat. Zyn eisch op oorspronglykheid lydt geen twyfel. Reeds zo vroeg als in den Jaare 1753 leeraarde hy openlyk de vernuftige bedenkingen over Manufacturen, Koophandel en Financie, welke zo breedvoerig ontwikkeld en zo gelukkig beweezen worden in zyn onsterflyk Werk over den Rykdom der Volken. Dusdanige denkbeelden waren toen geheel nieuw, althans op dit Eiland. De Fransche OEconomisten, 't is waar, hadden, vóór den even aangeduiden tyd, een dergelyk, en zelfs een wydstrekkender, Stelzel opgerigt; maar hunne byzondere Stellingen bleeven voor de wereld onbekend, tot het Jaar 1756, wanneer de schrandere en braave Staatsdienaar turgot eenige belangryke Artykels vervaardigde voor de Encyclopedie. Onze smith raapte, ongetwyfeld, het meeste voordeel uit het leezen van hume's Political Discourses, in den Jaare 1752 in 't licht gegeeven: welke zeer rechtmaatige en vrye beginzels behelzen, schoon doormengd met gronddwaalingen; want het is ten aanziene van dien diepdenkenden Schryver opmerklyk, dat hy zelden voorzigtig was in het daarstellen van zyne beginzelen: en nogthans leidde hy uit die beginzelen gevolgen af, met eene juistheid en schranderheid, welke immer een Redeneerkundige ten toon spreidde. Mr. smith trok byzonder voordeel, in het opdoen zyner kundigheden, van eene Societeit van agtenswaardige Kooplieden te Glasgow, een der handelrykste en verlichtste Steden des Ryks. Door hun kreeg hy kennis | |
[pagina 547]
| |
aan veele zaaken, anders buiten het bereik van zyne kennisneeming liggende; hier door ontving hy veele aanmerkingen van de hoogste aangelegenheid, de vrugt van eene langduurige ondervinding en daar by gevoegde bepeinzing. Het is der optekening waardig, dat de groote turgot eerst zyne denkbeelden van de onbepaalde vryheid des Handels ontving uit de verkeering met gournay, een oud Koopman. Tot dus lange was Mr. smith niet als Schryver ten voorschyn getreeden; maar, in den Jaare 1755, begon men te Edenburg een Review uit te geeven, schoon men dat werk welhaast staakte. In dit werk gaf hy twee stukken, het een eene Beoordeeling van johnson's Dictionary, en het ander eene Bespiegeling van den Staat der Letterkunde op het Vasteland in Europa. Beide deeze stukjes hebben hunne verdiensten; dan het laatste toont inzonderheid eene vrye en uitgebreide kundigheid in dat vak, op een tyd, toen buitenlandsche Letterkunde al te gemeen in Engeland verwaarloosd lag. Onzes Geleerden Theory of Moral Sentiments, die in den Jaare 1759 het licht zag, werd gunstig ontvangen, en verschafte welhaast groote agting aan den Schryver. Omtrent het einde van 't Jaar 1763, liet Mr. smith, door een zeer ruim aanbod, zich overhaalen, om van zyn Hoogleeraarschap afstand te doen, en den Hertog van bucceleugh op diens Reize te vergezellen. Zy hielden zich slegts eenige dagen te Parys op, en trokken na Thoulouse, waar zy achttien maanden bleeven. Deeze omstandigheid was allergunstigst voor Mr. smith, die, zeer gemeenzaam verkeerende met de voornaamste Leden van het Parlement van Frankryk, gelegenheid bekwam om de naauwkeurigste kundigheden op te doen van de inwendige Staatkunde des Franschen Ryks. - Van Thoulouse deeden zy een tour, door de zuidlykste Provincien, na Geneve, en bragten twee maanden door op die bevallige plaats. - Omtrent Kerstyd des Jaars 1765 keerden de Reizigers na Parys, waar zy tot in October des volgenden jaars bleeven. Deeze tien maanden sleeten zy in den kring der verlichtste en beschaafdste Mannen. De aanbeveelingen van Mr. hume bezorgden den Heer smith eene naauwe kennismaaking en verkeering met turgot, quesnay, d'alembert, helvetius, marmontel, en andere Wysgeeren. Van de deugdzaame | |
[pagina 548]
| |
en edele Familie van rochefoucauld ontving hy de onderscheidendste beleefdheden. ‘Het genoegen, 't geen Mr. smith smaakte in het gezelschap van turgot,’ schryft Mr. stewart, ‘kan men zich gereedlyk verbeelden. Hunne gevoelens over de weezenlykste stukken der Staatkundige Huishoudkunde waren dezelfde: beiden waren zy bezield met denzelfden yver voor de beste belangen des Menschdoms. De geliefdste Letteroefeningen van beiden hadden hun onderzoek gewend op onderwerpen, waaromtrent de verstanden van de bekwaamsten en best onderrigtsten gevaar loopen van zeer verre over stag geworpen te worden door vooroordeel en drift, en waaromtrent gevolglyk eene overeenstemming in begrippen een byzonder genoegen verschaft.’ - Met quesnay, den diepdenkenden en oorspronglyken Opsteller van de OEconomische Tafel, ging Mr. smith desgelyks eene naauwe vriendschap aan; en, hadt de dood van dien Wysgeer zulks niet belet, zou onze smith zyn meergedagt Werk over den Rykdom der Volken aan hem opgedraagen hebben. In den herfst des Jaars 1766 kwam Mr. smith met zyn Kweekeling en Reisgenoot te Londen; en, na Schotland wederkeerende, zette hy zich met 'er woon neder in zyne Geboorteplaats, Kirkaldy. De herhaalde aanzoeken van Mr. hume, om hem uit deeze afgezonderde leevenswyze te trekken, slaagden niet. Uitgenomen eenige weinige keeren, die smith na Edenburg en Londen ging, sleet hy de geheele tien volgende jaaren by zyne Moeder, ‘steeds,’ zegt zyn Leevensbeschryver, ‘yverig in Letteroefeningen bezig; by tyd en wylen eene uitspanning neemende in het gezelschap van eenige zyner oude Schoolmakkeren, wier niet wydstrekkende leevensplans hun steeds in de Geboorteplaats hadt doen blyven.’
(Het Vervolg en Slot hier na.) |
|