Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 498]
| |
aanleggers van Plantsoenen groote misslagen begingen, en hy herstelde andere waar toe zy vervallen waren, door onkundigen of byzonder voordeel bedoelenden misleid. Veelen zyner Vrienden haalde hy over tot het omhelzen of het voortzetten van het redelyk vermaak, 't welk planten en landbouwen schonk; een arbeid, die tot onderling voordeel van hun zelven en van den lande strekte. ‘Planten,’ was hy gewoon te zeggen, ‘en tuinen aanleggen, verschaft een fonds van onderhoud, de duurzaamste en redelykste bezigheid des leevens; daar in liggen vermaaken opgeslooten, voor geen geld te koopen. De Boomen, die wy zelve geplant, de Vrugten, die wy zelve geteeld, de Planten, welke wy gekweekt hebben, schynen onze kinderen te weezen, en eene soort van nieuwe Schepping. Derzelver schaduw, derzelver smaak, derzelver geur, als mede derzelver schoonheden, verschaffen ons een ryker onthaal dan alle andere. - Welk een bekoorlyk tooneel,’ merkte hy op, ‘opent zich, in 't verschiet, voor een jong Heer van middelen, aan zodanige vermaaken overgegeeven! Elk volgend jaar schenkt nieuwe schaduwen, andere vrugten, versch ontluikende schoonheden, en brengt daarenboven het zekerst voordeel aan. Hoe verrukkend, de steeds hooger groeiende bosschen te zien, den anders dorren grond vrugtbaar te aanschouwen; ons zelven als nuttig en gelukkig, en den naakomeling verrykt te beschouwen!’ - Wanneer collinson over dit hem zo geliefde onderwerp sprak, maakte hy menigmaal eene zeer eigenaartige aanmerking, dat hy zelden iemand gekend hadt, die smaak in dusdanige vermaaken vondt, of hy was tevens gemaatigd en deugdzaam; en, in de daad, hy hadt grond tot het maaken van deeze aanmerking: want hy hadt het genoegen, om, onder zyne gemeenzaamste Vrienden, Mannen te tellen van de beminnelykste en schoonste Characters, in alle standen, partyen en rangen. Niet alleen hieldt collinson zich bezig in den goeden smaak onder zyne Vrienden te bevorderen en aan te kweeken, in hunne uitzigten te verbreeden, hun oordeel te beschaaven; maar ook om hun middelen te verschaffen tot het verbeteren hunner Plantadien. Het is niet meer dan regt gedaan aan 's Mans naagedagtenis, te vermelden, dat hy de eerste was, die de groote ver- | |
[pagina 499]
| |
scheidenheid van Zaaden en Gewassen invoerde, welke thans het voornaamste cieraad van elken hof uitmaaken; dat men aan zynen onvermoeiden vlyt heeft toe te schryven, dat zulk een aantal Persoonen van den eersten rang, op hun eigen grond, boomen en gewassen, uit de Nieuwe Wereld overgevoerd, zo tierig zien wassen, als waren het inlandsche Planten van Groot-Brittanje. De hoofdtak van collinson's handelbedryf was op Noord-America en de West-Indiën; doch wel inzonderheid op het eerstgemelde. Hy hadt alle Werken geleezen, die immer het licht zagen, wegens de voortbrengzels van de Engelsche Volkplantingen, en van die der andere Volken in de Nieuwe Wereld. Dit stelde hem in staat om vraagen en naspeuringen te doen omtrent alles wat zeldzaam en nuttig was; dit bragt hem in kennis met alle kundige lieden uit America na Engeland overgestooken. Eene uitwerking van zyne veelvuldige naspeuringen was, dat een smaak voor de Natuurlyke Historie, en bovenal voor de Plantkunde, standgreep in dat Werelddeel. Misschien mag men, zonder grootspraak, beweeren, dat alles, wat van dien aart in de Americaansche Volkplantingen zich opdeedt, voornaamlyk was dank te weeten aan zyne bemoediging. De uitsteekende Plantkundige john bartram mag gezegd worden meest door collinson's bystand die Man geworden te zyn. Hy was het die eerst hem het verzamelen van Zaaden aanprees, en naderhand hielp om dezelve in dit Land te doen vertieren. Mr. bartram, aangemoedigd door zyn Vriend, zette, met onvermoeiden vlyt, het naspeuren der Planten in America voort, en hy deedt het met eenen uitslag, die zyn naam zeer beroemd maakteGa naar voetnoot(*). - De veelvuldige nieuwe Zaaden, welke collinson uit America kreeg, voorzagen niet alleen zyn eigen tuin met alles wat zeldzaam was in het vak der Plantkunde; maar verschafte hem ook het middel om andere in ruiling te krygen, uit de wydafgelegenste Gewesten | |
[pagina 500]
| |
des Aardkloots. Deeze onderlinge ruiling ging voort uit America door Europa en Asia, en strekte zich zelfs uit tot Pekin. In het houden van zulk een wyduitgestrekte gemeenschap, staken collinson's naauwkeurigheid, zorgvuldigheid en edelmoedigheid, als om stryd, uit. Ingevolge van Mr. collinson's gemeenschap met de Americaanen, drong hy dikmaals by hun aan op het voordeel, ja de noodzaaklykheid, om Vlas, Hennip, Wyn, Zyde, en andere voortbrengzelen, te teelen. In de meeste Noordlyke en Zuidlyke Volkplantingen is eene verscheidenheid van daar oorspronglyke Druiven, wild in de bosschen groeiende, en voortkomende tusschen de boomen en de gewassen, waaraan zy zich hegten en slingeren. Naardemaal deeze vrugten in overvloed, van verscheidenerlei soort, voortbrengen, en veele geschikt zyn om ryken en goeden Wyn op te leveren, zou het gemaklyk vallen, in den Herfst, eene genoegzaame hoeveelheid te verzamelen tot het neemen eener proeve. Eenige weinige Persoonen hebben dit, met een goeden uitslag, gedaan, en 'er ontbreekt niets dan het aanwenden van de regte wyze om dit werk opgang te doen krygen. De Heer collinson was een uitsteekend liefhebber van Vrugten, en een bewonderaar van Bloemen. Zeldzaam was hy zonder dezelve in huis te hebben, van de vroegste voorjaars-Bloempjes tot de laatste in den Herfst bloemgeevende Gewassen. Menigmaal vermeldde hy, met zigtbaar genoegen, de verbaazende vorderingen, welke men, by zynen tyd, gemaakt hadt, in de Plantkweekerye. Hy haalde op, de voorbeelden van verscheide Planten, die, by derzelver eerste invoering onder ons, onze Winters niet konden verduuren zonder wel naauwkeurig beschermd en gedekt te worden; doch die tegenwoordig onze strengste Winterkoude doorstonden; zodanig, dat Vreemdelingen zich verbaasden over de kragt des groeis in dit land, en de gelukkige lugtstreeke onder welke wy leeven, ondanks de onverdiende murmureeringen der onverstandigen en niet denkenden, tegen de lugtgesteltenisse zo by uitstek geschikt tot het weezenlyk geluk der menschen. Waarom de Heer collinson niet verkoozen werd tot Bestuurder van het Britsch Museum, zal mogelyk eene stoffe van verwondering opleveren, zo lang het Museum zelve bestaat. Hy was een van des Stigters oudste en beste Vrienden; hy was wel bekend met alles in het Mu- | |
[pagina 501]
| |
seum voorhanden, en hy hadt misschien meer gedaan om de kennis der Natuurlyke Historie te bevorderen, dan iemand waar aan die post werd opgedraagen. Maar nimmer liet hy zich des iets ontvallen; geen zweemzel van misnoegen over zulk een verzuim zag men in zyn gedrag. Hy hadt geen grooter eerzugt dan om zyne kundigheden ten algemeenen beste dienstbaar te maaken, 't zy binnen of buiten het bestuur van dien grooten en onschatbaaren voorraad. Uitgenomen eenige aanvallen van Jicht, genoot collinson eene volmaakte gezondheid, en was steeds opgeruimd van geest. De tegenvallen deezes leevens droeg hy met onderwerping, en met mannenmoed. Dit doorgaand gelukkig leeven bragt hy tot den ouderdom van vyf en zeventig jaaren; toen hy, een bezoek afleggende by Lord petre, te Thorndon Hall, by Brentwood, in Essex, (een Heer voor wien hy eene zonderlinge hoogagting hadt,) aangetast werd door eene volstrekte opstopping van water, die alle kunstbewerking, om hem ontlasting te bezorgen, te leur stelde. Op den 11 Augustus 1768 werden zyne Huisgenooten, zyne Vrienden, en zyne Landgenooten, beroofd van eenen Man, geheel ten hunnen voordeele leevende. In den Jaare 1724 was hy getrouwd aan mary, Dogter van michael russell, Esq. van Mill-hill, in de Parochy van Hendon, Middlesex, eene Vrouw van een voorbeeldlyk Character, welke hy het ongeluk hadt in het Jaar 1753 te verliezen. By dezelve hadt hy eenen Zoon verwekt, michael collinson, Esq. en mary, getrouwd aan john cator, Esq. van Beckenham, in Kent, en voor eenigen tyd Lid van het Parlement van Wallingford. De Heer peter collinson hadt het genoegen, om in beide zyne Kinderen dezelfde neiging te bespeuren, welke in hem heerschte, en dat zy hem in zyne liefhebberyen de hand booden. Hy liet een grooten schat na van gedroogde Planten. Zyn hof was herhaalde keeren blootgesteld aan deerlyke beroovingen, waar door hy veele der hoogstschatbaarste voortbrengzelen van zyne Kruidkunde en arbeid verloor. Veele andere werden, door die snooden, by dit wegrooven, deerlyk gehavend. Niettegenstaande dit, is 'er nog een kleine schat van zeldzaame Planten voorhanden, en in eene grootere volkomenheid dan men misschien op eenige andere plek gronds kan aanschouwen. | |
[pagina 502]
| |
Mr. collinson's gestalte was iets kleinder dan middelbaar, en hy helde tot zwaarlyvigheid over. In zyne kleeding was hy zeer eenvoudig, en dit waarschynlyk te meer, dewyl hy een Quaker van opvoeding was. Zyn gelaad was behaagelyk, en droeg gezelligheid op 't voorhoofd; zyn aart openhartig, en zyn tong spraakzaam: kennis voor anderen te verheelen hieldt hy voor een verraad aan het menschdom gepleegd. Schoon hy spaarzaam leefde, was zyne spaarzaamheid niet van die inhaalige soort, welke hem belette een hart om te draagen dat deelde in de rampen van anderen, en de hand ter verligting van hunnen druk geslooten hieldt. 's Morgens vroeg op te staan was zyne bestendige gewoonte. Als hy zich op 't land bevondt, besteedde hy zynen tyd meestal in den tuin, met de werkingen der Natuure waar te neemen of bystand te bieden, of zich onledig te houden met andere gedeelten der Natuurkunde, welke bevorderlyk waren tot zyn vermaak, of tot zyne gezondheid strekten. In den Laatsten Wil van collinson vondt men een Geschrift, behelzende zyne hoope, dat hy een goeden Naam zou agterlaaten, dien hy hooger schatte dan rykdommen; dat hy getragt hadt niet nutloos te leeven; en alle de dagen zyns leevens gepoogd om een Vriend des Menschdoms te zyn. - Dewyl dit nu de wensch was van dien braaven Burger, deeze Wereld te verlaaten met eene goede naagedagtenis, zo verschaft het, buiten twyfel, het zuiverst genoegen aan allen, die het naauwst aan hem verbonden waren door Vriend- of Bloedverwantschap, dat deeze wensch ten vollen vervuld is. Geen mensch is ten grave gedaald met schooner Character, of algemeen meer betreurd, by zyn afsterven, door Vrienden en Bekenden. In de daad, dit moest onvermydelyk volgen; want zyn leeven was een aanhoudend betoon van loflyken vlyt, en alle zyne letteroefeningen en naspeuringen hadden de eer en het geluk des Menschdoms ten doele. Het was ten dien einde, dat hy groote en nuttige onderneemingen bevorderde, belangryke berigten van verbeteringen in den Landbouw en de Natuurlyke Historie openbaar maakte, en de naagedagtenis der zodanigen, die welverdiend hadden by hunne Medemenschen, aan de vergetelheid poogde te ontrukken. Zodanige waren de inzigten, zodanig was het gedrag, | |
[pagina 503]
| |
van Mr. peter collinson. Zonder eenigen eisch op 't geen in 't algemeen gaat onder den naam van Letterkunde of Geleerdheid, stak hy uit door veelvuldige en veelbevattende Weetenschap; en zonder eenige openlyke post te bekleeden, was hy een werktuig om Volksvoordeelen daar te stellen. Hy verwierf, by zyn leeven, eenen invloed, welken rykdom niet kan schenken; en zyn Naam zal in dankbaare en gezegende naagedagtenisse weezen, wanneer uitwendige schitterende Waardigheden en brommende Eertytels vergeeten zyn. |
|