| |
Aanmerkingen over de leerzaamheid der dieren; getrokken uit W. Smellie's Philosophy of Natural History.
(Medegedeeld door den Heer r. arrenberg.)
(Vervolg en Slot van bl. 421.)
Niettegenstaande de menigvuldige verwonderlyke daden, die door verschillende viervoetige Dieren ter uitvoer gebragt worden, en schoon derzelver zintuigen volkomener zyn dan die der Vogelen, is egter geen van dezelven bekwaam, om onderscheiden woorden uit te brengen; doch zeer veel Vogels leeren, zonder veel onderwys, woorden en zelf zinsneden uit te brengen. In Papegaaijen, heeft de onderscheidende zuiverheid van hun gehoor, hunne scherpzinnige oplettendheid, en hun zoo sterk ingeschapen neiging om allerlei geluiden na te maken, hun billyk de algemeene verwondering verwekt. Wanneer zy huisdieren geworden zyn, leert de Papegaai de straatloopers naroepen, behalven nog veelvuldige woorden en gezegden, die zy daaglyks hooren van het huisgezin, waarin zy haar verblyf hebben. Schoon de bepaaldheid van derzelver verstandelyke vermogens hun niet leert eenige woorden aan elkanderen te hegten, of het eigenaartig gebruik en de beteekenis der woorden, kennen zy egter veelal de verbindtenis tusschen de woorden en zaken. Eene Vrouw, iederen morgen, voorby een vengster gaande, voor welk de kooi van een Papegaai geplaatst was, en zout te koop roepende, leerde de Papegaai zeer schielyk dat geroep nadoen; doch sloeg nooit zyn oog op de Vrouw, dan wanneer hy het geroep hoorde, het welk hy dan terstond nariep. Uit dit en andere dergelyke gevallen, blykt het, dat woorden en zaken zich klaarblyklyk vereenigen in den zin van een Dier. Hoe ver deze vereeniging, door geduld en aanhoudende moeite, zoude kunnen gebragt worden, is moeilyk te bepalen. Het is egter zeker, dat men, op die wyze,
| |
| |
de Papegaaijen een aantal zelfstandige naamwoorden, en ook de eigennamen van gemeene zaken, leeren kan; doch het is meer dan waarschynlyk, dat deze bekwaamheid zich nooit zal kunnen uitstrekken tot het aanleeren van het gebruik der woorden, en andere deelen van de spraak.
Behalven de Papegaaijen, Spechten, en anderen, welken onderscheidentlyk woorden kunnen uitbrengen, is 'er nog een ander soort van Vogels, wier leerzaamheid opmerking verdient. Zingende Vogels, die aartige en geestige Diertjes, kunnen het uitbrengen van woorden niet leeren; doch derzelver musicaal gehoor is zoo keurig en onderscheidend als hun gezang lieflyk en aangenaam. De levendigheid, de sterke stem, en het navolgend vermogen, van deze schoone schepsels hebben van alle tyden de oplettendheid en toegenegenheid van het menschdom verwekt. Deze Vogels verkrygen welhaast, wanneer zy huisdieren geworden zyn, het vermogen, om, behalven hunne natuurlyke nooten, aanmerklyke gedeelten van kunstige deunen te zingen. Ik heb vertooningen gezien, waarin Cysjes zich veinsden dood te zyn, en stil en onbeweeglyk bleven liggen, als 'er kanonnetjes, omtrent een duim van hun af, uit een hout fortje, werden afgeschoten. Deze kleine schepsels had men zelf geleerd, die kleine kanonnen, met een zwavelstok, aan te steeken en af te schieten.
De leerzaamheid en schranderheid der Dieren heeft men altyd als iets wonderbaarlyks beschouwd; ondertusschen is die verwondering eene uitwerking van onoplettendheid; want, schoon de Mensch ontegenspreeklyk de eerste is in de dierlyke wereld, komen de andere Dieren nader aan de schranderheid en het vernuft van den Mensch, of wyken van denzelven verder af, naar gelang van het aantal van derzelver ingeschapen neigingen, of, dat het zelfde is, naar mate van de verstandelyke vermogens, met welken de Natuur hen begunstigd heeft. Het geheel is een opklimmende trap van kundigheid. Een Wysgeer, derhalven, beschouwt en bewondert het geheel, maar word nimmer overyld door de vertooning van een gedeelte van het algemeen toneel van verstand en bezieling.
Wy zullen dit onderwerp besluiten met eenige weinige aanmerkingen, betreklyk de veranderingen, die 'er by de Dieren plaats hebben, als zy tam gemaakt en huisdieren geworden zyn.
| |
| |
De lugtstreek en het voedsel zyn de voornaamste oorzaken, welken verandering te weeg brengen in de grootte, gedaante, kleur en gesteldheid, der wilde Dieren; dan, behalven deze oorzaken, zyn 'er nog anderen, welken invloed hebben op de Dieren, wanneer zy tot een huislyken of onnatuurlyken staat gebragt zyn. De Dieren schynen, in eene volkomen vryheid zynde, die byzondere streeken van de wereld uitgekozen te hebben, welken het meest overeenkomende zyn met de natuur en gesteldheid van elk byzonder geslacht. Zy blyven ook vrywillig in dezelven, zonder zich, gelyk de Mensch, over de geheele vlakte van den aardbodem te verspreiden; doch wanneer zy door menschen, of door eene groote omwenteling der Natuur, genoodzaakt worden derzelver geboorteland te verlaten, ondergaan zy zulk eene aanmerklyke verandering, dat men, om dezelven te herkennen en te onderscheiden, zyn toevlugt moet neemen tot het allernaauwkeurigst onderzoek. Indien wy by de lugtstreek en het voedsel nog voegen de natuurlyke oorzaken van verandering in de vrye Dieren, zal de heerschappy van den Mensch over de zulken, die hy tot den staat van dienstbaarheid gebragt heeft, en den trap tot welken de tyranny de natuur vernedert en misvormt, dezelve nog grootlyks vermeerderen. De Mouflon, de stam uit welken ons huislyk Schaap zyn oorsprong heeft, is, vergelykenderwys, een groot Dier. Hy is zoo vlug als een Hert, gewapend met hoorns en sterke hoefklaauwen, en bekleed met zwaar hair. Met deze natuurlyke voordeelen begaafd, vreest hy noch de guurheid van de lugt, noch de wreedheid van den Wolf. Door de schielykheid van zyn loop, is hy niet alleen in staat om zyn vyand te ontvlugten, maar kan hem ook, door de sterkte van zyn lighaam en de vastheid van zyne wapenen, ten allen tyde weêrstand bieden. Hoe verschillend dan is dit Dier niet met ons huislyk Schaap, dat beschroomd, zwak, en buiten staat is zich zelven te verdedigen? Zonder de bescherming van den Mensch, zou dat geheele geslacht welhaast door
verscheurende Dieren en winterstormen uitgeroeid worden. In de warme lugtstreeken van Afrika en Asia schynt de Mouflon, die de naaste bloedverwant van het Schaap is, minder ontäart dan in andere lugtstreeken. Schoon tot een huislyken staat gebragt, behoudt hy egter zyne gestalte en zyn hair, doch de dikte van zyne hoornen vermindert. Het Schaap van Barbaryen,
| |
| |
Egypten, Arabie, en Persie, heeft nog grooter veranderingen ondergaan, en, naar gelang dat het een der Aspunten nadert, vermindert het in gestalte, sterkte, vlugheid en moed. Wat betreft den Mensch, die word in sommige opzigten beter en in anderen erger; deszelfs zwaar hair verandert in fyne wol. Dan, met betrekking tot de natuur, heeft toeneeming en afneeming omtrent een en dezelfde zaak plaats, en in beiden is het eene verandering van derzelver oorspronglyke gesteldheid.
Op den Os heeft het voedsel meer invloed dan op eenig ander Dier. In landen daar de weiden welig zyn, verkrygt hy eene verbazende zwaarte. De Ouden gaven aan de Ossen van AEthiopien, en sommige gewesten van Asia, den naam van Olyphants-Ossen, om dat zy in deze landstreken de grootte van een Olyphant bereikten. Dit is voornaamlyk toe te schryven aan den overvloed van goede en sappige groenten. De hooglanden van Schotland, en alle hooge noordlyke landen, geven doorslaande voorbeelden van den invloed van het voedsel op het hoornvee. De Ossen, zoo wel als de Paarden, verminderen oogenschynlyk in de meer noordlyke gedeelten van Schotland; doch wanneer zy in weliger weiden worden overgebragt, worden zy vetter, en de hoedanigheid van derzelver vleesch verbetert. De lugtstreek heeft gelyklyk een aanmerklyken invloed op de natuur van den Os. In de noordlyke streken van het vaste land, is hy bedekt met lang en zagt hair: ook heeft hy een breeden bult op zyne schouders, en deze mismaaktheid heeft hy gemeen met de Ossen van Asia, Afrika en Amerika; doch die van Europa hebben geen bult. De Europeaansche Ossen niettemin schynen het oorspronglyk geslacht te wezen, van welken de gebulte Ossen afstammen door vermenging by de tweede of derde voortteling. Het verschil in derzelver gestalte is aanmerklyk groot. De kleine Zeba, of gebulte Os van Arabie, heeft geen tiende gedeelte der grootte van een AEthiopischen Olyphants-Os.
De invloed van het voedsel op het Hondengeslacht schynt niet groot te wezen. In alle deszelfs veranderingen en verminderingen schynt hy de verschillendheid der lugtstreken te volgen. In warme lugtstreken is hy naakt, en in de noordlyke is hy bedekt met lang dik hair. In Spanje en Syrie is hy vercierd met een fyne zyde rok, alwaar de gematigdheid van de lugt het hair van de
| |
| |
meeste viervoetige Dieren in eene soort van zyde verandert. Behalven deze uitwendige veranderingen, die door de lugtsgesteldheid veroorzaakt worden, ondergaat de Hond nog andere veranderingen, welken ontstaan uit zyn toestand, gevangenis, of den ommegang, dien hy met menschen heeft. Zyne gestalte vermeerdert of vermindert, door de kleinere soort zich met elkander te doen paren, en het zelfde heeft ook plaats, wanneer men dit omtrent de grootere in acht neemt. De kortheid van het hair en van de ooren hangt insgelyks af van het beleid van den Mensch. Honden, wier hair en ooren, gedurende eenige weinige voorttelingen, afgesneden is geweest, brengen dat gebrek aan hunne afstammelingen over. Hangende ooren, het zekerste teeken van huislyke dienstbaarheid en vrees, zyn genoegzaam algemeen. Van alle de verschillende Rassen der Honden, hebben 'er maar zeer weinigen den oorspronglyken staat van derzelver ooren behouden. Staande ooren vind men maar alleen by den Wolfshond, Herdershond en Noordschehond.
De kleur der Dieren verandert aanmerklyk als zy huisdieren geworden zyn. De Hond, de Os, het Schaap, de Bok en het Paard, nemen allerlei kleuren aan. Het Varken verandert van zwart in wit, en wit zonder vlakken gaat gemeenlyk verzeld met eenige wezenlyke gebreken. Menschen, die zeer schoon zyn, maar wit hair hebben, zyn over het algemeen met een gebrek aan het gehoor behebt; ook zyn zy meestal zwaklyk, en hebben roode oogen. Viervoetige Dieren, welke geheel wit zyn, hebben doorgaans roode oogen en zyn hardhoorende. De verschillendheid van de oorspronglyke kleur is zeer aanmerklyk in onze huislyke Vogels. In een broei van Kuikens, schoon de eijeren door dezelfde Hen gelegd zyn, en de vrouwlyke door denzelfden mannelyken getreden is, heeft egter geen van hen dezelfde kleur.
De dienstbaarheid verandert niet alleen het uiterlyk voorkomen dier Dieren, maar matigt ook derzelver natuurlyke neigingen. De Hond, by voorbeeld, is, in vryheid, een verscheurend Dier, jaagt en verslindt de zwakkere soorten; doch als hy onder de beheersching van den Mensch geraakt, verlaat hy zyne natuurlyke wreedheid, en word een zwakke, dienstbare, geduldige en onderdanige, slaaf. |
|