Ryken en armen, beiden een.
Men denkt, te blind door waan bedrogen!
Wanneer men de Waereld beschouwt, welk eene groote en wyze schikking heerscht 'er onder het Menschdom! welk eene juiste inrigting, wanneer wy de onderscheidene bedeelingen der tydelyke middelen in opmerking neemen, en de verschillende standen, waarin elk op aarde geplaatst is, beschouwen; in Ryken en Armen, aanzienelyken en behoeftigen. Ja! hoe ras zouden alle Maatschappylyke inrigtingen geheel vervallen, te gronde gaan, of niet, ten minsten zeer gebrekkig, gehandhaafd worden, zoo wy alle, of - even ryk, of - even arm, waren! Maar, hoe ras maakt men een misbruik van deeze schikkingen! - hoe schielyk ziet men met minagting neder op hun die minder dan wy naar de waereld bedeeld zyn. Door waan bedrogen, kykt men uit een verkeerd oogpunt, en versmaadt den armen: waarom! - om dat zy geen aanzien hebben, niets bevalligs vertoonen, en ontbloot zyn van dat klinkend Muntmetaal, die rammelende schyven, die ons, by de dwaze, grilzieke, Waereld, geagt doen wezen, daarom agt men hun niet. - Dan, rykbedeelde stervelingen! gy vergeet, ten minsten gy verbant uit uwe gedagten, dat gy en de armen één zyt, uwe volle geldzakken maaken geen onderscheid met hun die niets hebben. Neen, één zyt gy beiden, van uwen aanvang tot aan uw einde!
Ryken en Armen, beiden wierd gy door eenen Schepper geformeerd, door uwe Moeder ter waereld gebragt. Al klagende, geeft gy beiden uwe behoeften te kennen, zoo ras gy op het groot Toneel der Waereld verschynt; en beiden zyt gy even afhangelyk van de hulp van anderen, eveneens aan stoevallen en ziekten in uwe jonge jeugd onderhevig; en daar gy beiden het Maaksel van uwen Schepper zyt, gelyke gestalte omdraagt, zyt gy ook beiden onder zyne bescherming, - beiden moet gy van Hem onderhouden worden, daar gy beiden buiten staat zyt, om, zonder de toelaating van het opperste Wezen, in stand te blyven, en beiden hebt gy, in den volgenden tyd uws levens, in uw bestaan en verdere verrigtingen, den zegen van uwen Maaker nodig, zonder welken gy niets vermoogt; en, zyt gy beiden, Ryken en Armen, in ééne Maatschappylyke samenleeving geplaatst, dat dan de Ryke zig niet verbeelde meerdere aanspraak te hebben, uit