eigen aan den Leevensstand, die den naam van beschaafden by uitstek, hoe ongepast ook veelal, draagt. Laster bestaat niet, dan waar Hoogmoed, Geveinsdheid en Eigenbaat zich in der Menschen Character op eene aanmerkelyke wyze mengen.
Desniettegenstaande is de Laster van eene vroege tydtekening onder het Menschdom, en altoos door de oude Schryvers vermeld met die veragting, welke dezelve zo dubbel verdient.
Het Character van een Lasteraar is, ten allen tyde, in algemeenen afschuw gehouden. Het woord Diabolus in de Schriften des Nieuwen Verbonds, doorgaans Duivel overgezet, betekent eigenlyk een Lasteraar, een Valschen Betichter. Zy, derhalven, die zich aan deeze Ondeugd overgeeven, mogen vrylyk vaststellen, dat hun Geslacht van eene zeer oude herkomst is; doch dat hunne Voorouders niet te tellen waren onder de besten of agtbaarsten op aarde.
In de zamenstelling van Laster doen zich voornaamlyk deeze Ondeugden op; Nyd, Liefdeloosheid en Valschheid. Eerstgemelde is de oorzaak; de tweede het plan waar op deeze ondeugd werkt; en de derde is het middel waar door die boosheid haare werkzaamheden uitoefent.
Niemand twyfelt, uit deezen hoofde, een oogenblik, of de Laster is eene der zwartste Ondeugden, als zamengesteld uit drie zielsgebreken, die, elk op zichzelve genomen, een Vloek zyn voor de Menschlyke Maatschappy, die alle vertroosting van onder het Menschdom verbannen, en dát vertrouwen, 't geen tusschen mensch en mensch moet plaats hebben, geheel wegweeren.
Nyd verstoort het geluk der Menschen, door dien helschen geest aangeblaazen. Deeze is eene bewustheid van gebrek, zonder het vermogen, en zomtyds zelfs zonder den wil, om dat gebrek door geschikte middelen te verhelpen. Het voorwerp daar van is onschuldig ten aanziene van eenige weezenlyke wanverdienste, en het gebeurt niet zeldzaam dat eene daad van weezenlyke goedaartigheid door Nyd op de slegtste wyze beloond wordt; mag men zulks belooning heeten! Deeze is eene laaghartige drift; want dezelve haat, zonder haar haat te kennen te geeven; vegt, zonder party uit te daagen, en de slagen, welke zy toebrengt, geschieden in het verborgen; zy gelyken na den verhoolen dolk des moordenaars. Eene Ondeugd, voorwaar, die den dag schuwt, en duisternis zoekt. De sterkste poogingen om zich te verbergen, of te vermommen, verschaffen de beste gelegenheid om dit helsch gedrogt te ontdekken; en de stryd, welke zy van binnen gevoelt, is dikwyls voor haar zo heilloos als die sterke aandoening van smert, welke geen lugt kan vinden dan in traanen.
Liefdeloosheid is, desgelyks, een noodwendig bestanddeel (mag ik my zo uitdrukken) van den Laster. Eene zielsgestel-