Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 429]
| |
Circulaire brief van de opzienders der gezamentlyke methodistische gemeenten in Engeland aan derzelver medeleden.Eene nieuwe en in meer dan een opzicht wetenswaardige hydrage tot de geschiedenis der Methodisten na den dood van j. wesley, waaromtrent wy by eene vorige gelegenheid reeds eenige byzonderheden medegedeeld hebbenGa naar voetnoot(*), is vervat in den volgenden brief. Nadenkende Christenen, van allerlel Godsdienstige Genootschappen, ontvangen daarin deze en gene, vooral in dit tydstip, opmerkenswaardige wenken, die wy van harte wenschen, dat door velen mogen ter harte genomen worden.
‘Geliefde Broeders! wy rekenen ons verplicht, u deze circulaire toe te zenden, opdat de insluiping van eenige vyanden van ons geluk, en van onze eenigheid, uwe zielen niet bedroeve, en 't werk Gods verhindere. Onze eerwaardige Vader, die reeds, tot loon op zyn werk, in den staat der gelukzaligheid is overgegaan, leefde en storf als medelid en vriend der Engelsche Kerk. Zyne genegenheid voor dezelve was zoo sterk en zoo onverzettelyk, dat alleen de onweerstaanbare noodzakelykheid hem konde bewegen, eenigzins van dezelve af te wyken. God beval het hem zelf op verscheiden tyden. Hy riep hem nadrukkelyk om uit te gaan op de straten en wegen, en naderhand verwekte hy ter zyner hulpe honderden van menschen, die alle niet op de gewoone manier geördend waren. Maar de Heer wesley onderwierp zich aan deze in 't oog loopende schikkingen van God, hoewel hy ze eerst tegenging. Toen rekende hy het zich tot een plicht kapellen te stichten, die evenwel noch naar de gewoone manier der Engelsche Kerk ingewyd waren, noch, ook zelfs niet in 't minste, onder het opzicht van den Landbisschop stonden. Hy week alleen in alle deze inrichtingen van de gewoone landswyze, uit eene onvermydelyke noodzakelykheid, af, of wel, 't geen voor een oprecht vroom gemoed het zelfde is, om dat hy 'er eene duidelyke en zichtbare schikking en bevel van God in opmerkte. Wy zyn na den dood van den Heer wesley in eene soortgelyke verlegenheid gebragt. Twee van onze gezelschappen hebben ons meermalen met geweld gebeden, dat hun de vryheid mogt toegestaan worden, om het avondmaal van hun eigen Leeraar te ontvangen. Maar onze wensch, om aan het plan, door den Heer wesley ontworpen, zoo veel mogelyk getrouw te blyven, heeft ons doen besluiten, om hun iedere reis dit verzoek af te slaan. 'Er zal nu van deze zaak | |
[pagina 430]
| |
een einde moeten komen. 'Er is niets meer overgelaten, dan of hun dit verzoek in te willigen, of hen geheel en al te verliezen! Zy zyn evenwel onze broeders, die de verdeeldheid van ons afscheurt, zy zyn de geheel byzondere leden van het verborgen lichaam van Christus, onze hartelyk geliefde broeders, die in 't geen zy dwalen, alleen uit gebrek aan kennis, en niet uit een kwalyk gesteld hart, afwyken. En zoo allen het moeten toestaan, dat het punct in verschil in 't geheel niet tot het wezen van de zaligheid behoort, kunnen wy het dan wel toegeven, dat zy daarom hunnen getrouwen herder verlaten, en welligt verscheurende wolven ten prooie worden? Maar wy zyn bezorgd, dat onze broeders aan den anderen kant ons met recht en met veel onwilligheid vragen: ‘Is onze welvaart u dan minder gewigtig, dan de uwe? waarom wilt gy dan ons geweten in een zaak van bezwaar krenken? waarom wilt gy u tegen ons over deze zaak, die wy tot heil van Zion zoo noodig oordeelen, verzetten? waarom wilt gy ons tot een soort van communie dwingen, waarmede wy niet te vrede zyn? waarom verwacht gy, dat wy in gemeenschap zullen blyven met lieden, die ons altyd daardoor zullen krenken, dat zy ons zoeken te overreden om hun te wille te zyn, in eene zaak, die wy evenwel zeer nadeelig voor de zaak van God oordeelen te wezen?’ In deze verlegenheid bevinden wy ons, geliefde Broeders! Wy willen gaarne, aan den eenen kant, de redenen van onze broeders, die, gelyk boven gezegd is, met de tegenwoordige wyze van uitdeeling van 't avondmaal niet te vrede zyn, in derzelver volle waarde laten; maar wy kunnen hun toch ook, aan de andere zyde, in geenerlei wyze eene verandering in de wyze der avondmaalsviering veroorloven, of toegeven, dat maar een eenige onder hun, door de redenen van hun, die eene verbetering in ons plan wenschen, in zyn geweten gekrenkt worde. Wy hebben deswegens deze ingewikkelde zaak, met den grootsten ernst, met het naauwkeurigst overleg, en het hartelykst gevoel van medelyden jegens onze broeders, die meenen, dat hun geweten gekrenkt wordt, gewikt en gewogen, en eindelyk besloten: ‘Het Sacrament des avondmaals zal door onze Predikers volstrekt nergens anders, dan waar de geheele Gemeente het eenstemmig begeert, en zich anderszins niet wil laten te vrede stellen, en dan nog in die weinige van de overige afwykende Gemeenten, zoo veel het doenlyk is, alleen des avonds, en wel naar de gebruiken der Engelsche Kerk, uitgedeeld worden.’ Want wy kunnen onmogelyk toestaan, dat dit Sacrament, welk onze Heer tot een band des vredes en der eenigheid ingesteld heeft, gelegenheid tot twist geve, en hebben vast besloten, nimmer de waarneming dezer heilige verordening, wanneer 'er twist en schenring door beoogd wordt, door onze goedkeuring te bekrachtigen. | |
[pagina 431]
| |
Hieruit kunt gy duidelyk zien, geliefde Broeders, dat, volgens de bygebragte voorbeelden, het volk alleen ons tot deze vorre afwyking van onze vereeniging met de Engelsche Kerk noodzaakt. Wy wenschen nog altyd met haar in een lichaam vereenigd te blyven. Die weinige Gemeenten, op welken de beschryving, in het bovengemeld besluit vervat, toepasselyk is, kunnen maar zeer weinig invloed op onze geheele vereeniging hebben. Maar wy kunnen en willen geene medeleden onzer Gemeente, die God en menschen liefhebben, wegens byzondere gevoelens over min wezenlyke zaken, verstooten. Want wy beminnen u allen, en zyn uwer aller dienaars, om Jesus wil. Maar wy verzoeken alle onze Gemeenten, (die weinigen, die van de overigen afwyken, uitgezonderd,) in de gewoone verbintenis met de Engelsche Kerk te blyven: wy zullen, met het grootste vergenoegen, en blymoedig, naar het eerste eenvoudige plan van het Methodismus, welk onze eerwaardige Vriend begon te volgen, en ons heeft nagelaten, by dezelven arbeiden. Ten slotte merken wy nog aan, dat wy ongeveinsde getrouwheid aan den Koning en oprechte aankleeving aan de Constitutie onderhouden. Wy eerbiedigen de Regeering, waardeeren de menigvuldige weldaden, die wy onder onzen genadigen Regent genieten, en danken 'er God voor, terwyl wy u dezelfde grondbeginselen en denkwyze ernstig en oprecht aanbevelen.
Wy blyven, geliefde Broeders, uwe onderdanigste dienaars en getrouwe herders, johann pawson, Praesident. Thomas coke, Secretaris, (Dus geteek. uit naam der Vergadering.)
Leeds, 6 Aug. 1793. |
|