Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 414]
| |
Aanmerkingen over de leerzaamheid der dieren; getrokken uit W. Smellie's Philosophy of Natural History.(Medegedeeld door den Heer r. arrenderg.)
(Vervolg van bl. 379.)
Naast den Olyphant schynt de Hond het leerzaamste van alle viervoetige Dieren. Een wilde Hond is een driftig, wreed en bloeddorstig, Dier; doch ls hy tot den huislyken staat gebragt is, gaan alle die driften heen, en worden vervangen door eene sterke verknogtheid, en eene altoosduurende begeerte om te behagen. De gewaarwordingen en de natuurlyke bekwaamheden van den Hond zyn zeer snedig, en wanneer dezelven, door onderwys, geholpen worden, verwekken de schranderheid, die hy vertoont, en de daden, welke hy doet, niet zelden onze verwondering. Wanneer deze Dieren door den Mensch onder zyne onmiddelyke bescherming genomen zyn, kunnen zy allerhande kunsten leeren, of derzelver natuurlyk instinct verbeterd worden door drie manieren van onderwys; te weten, slagen, vergelding en navolging. Hy is leerzamer van natuur dan meest alle de andere Dieren; de Hond is niet alleen schielyk vatbaar voor onderwys, maar schikt ook zyn gedrag naar de manieren en gewoonten van hem, aan wien hy toebehoort. Hy neemt den toon aan van het huisgezin, waar in hy verkeert, en dewyl hy zyn meester en deszelfs vrienden altyd tracht te behagen, blaft hy woedend tegen bedelaars, om dat hy hen, uit hunne geringe kleeding, aanziet voor dieven, of die hem van zyn voedzel willen berooven. Schoon ydere Hond, zoo wel als yder Mensch, natuurlyk een Jager is, word de vernuftigheid van beiden merkelyk vermeerderd door ondervinding en onderwys. De verschillendheid onder de Honden, door derzelver gedurige vermenging met die van andere lugtstreken, of misschien ook wel met Vossen en Wolven, is zoo groot, en derzelver instincten zoo onderscheiden, dat, schoon zy elkander voortbrengen, wy hen als verschillende soorten kunnen aanmerken. Wat een verschil is 'er niet tusschen | |
[pagina 415]
| |
den Herdershond, den Patryshond en den Jagthond? De Herdershond schynt, zonder eenig onderwys, door de Natuur voorzien te zyn met eene innerlyke neiging om Schapen en klein Vee te beschermen. Zyne leerzaamheid is gelyklyk zoo groot, dat hy niet alleen leert verstaan de taal en het bevel van den Herder, en hem getrouw en gezwind gehoorzaamt; maar zelf, als hy buiten het bereik van zyns meesters stem is, dan voor- en dan agterwaards loopt om de goedkeuring of afkeuring van den Herder, die hy hem, door het zwaaijen met zyn hand, te kennen geeft, te verneemen. Hy stelt zich aan het hoofd van de kudde, en zyn stem word verder gehoord dan die van zyn meester. Zyne wakkerheid en yver brengen orde, gehoorzaamheid en veiligheid, te weeg. Schapen en klein Vee zyn byzonderlyk aan zyn bewind onderworpen, en worden door hem, met voorzigtigheid, geleid en beschermd: ook maakt hy nimmer gebruik van zyn magt over hen, dan in geval het noodig is om de rust en goede orde te handhaven; doch wanneer de kudde, aan zyne zorg toevertrouwd, door Vossen, Wolven, of ander verscheurend gedierte, word aangevallen, geeft hy doorslaande blyken van zyn moed en schranderheid. In gevallen van dien aart, maakt hy gebruik van zyne natuurlyke en aangeleerde bekwaamheden. Drie Herdershonden, zegt men, zyn bestand tegen een Beer, en vier tegen een Leeuw. Ydereen kent de leerzaamheid en het vernuft van die Honden, welken gebruikt worden door blinde Bedelaars. Johannes faber verhaalt, volgens het berigt van den Heer ray, dat hy een blinden Bedelaar kende, die, door een Hond van eene middelmaatige grootte, langs de straten van Rome geleid werd. Dees Hond, behalven dat hy, zyn meester leidende, hem voor alle gevaar wist te bevryden, had ook geleerd niet alleen te onderscheiden de straten, maar ook de huizen aan welken zyn meester gewoon was, twee of driemaal ter week, een aalmoes te ontfangen. Wanneer dit Dier in een straat kwam, welke hem bekend was, verliet hy dezelve niet, vóór dat hy aan elk huis, daar zyn meester gewoon was iets te krygen, geblaft had. Als de Bedelaar begon een aalmoes te vragen, hield de Hond zich stil, en ging liggen; doch zoo dra de Bedelaar afgewezen was, of iets ontfangen had, rees de Hond, zonder eenige order of teeken, uit zich zelven op, en bragt hem weder naar een ander | |
[pagina 416]
| |
huis van een zyner weldoeners. Ik zag, zegt hy, met vermaak en genoegen, dat, wanneer 'er een penning uit een venster geworpen wierd, de oplettendheid en schranderheid van den Hond zoo groot was, dat hy 'er terstond naar toe liep, het geld met zyn bek opnam, en het zyn meester in de hand gaf; zelfs wanneer hem brood werd toegeworpen, nam hy het wel op, doch zonder 'er iets van te eeten dan het aandeel, het welk zyn meester 'er hem van gaf. - Zonder eenige onderrigting, enkel uit navolging, was een andere groote Hond, als hy, by toeval, buiten de deur van een huis gesloten was, daar zyn meester ingegaan was, gewoon zoo lang aan de bel te trekken tot dat hy ingelaten werd. Honden kan men leeren met geld naar de markt te gaan, om by een bekenden Slager vleesch te halen, en het veilig naar huis te brengen. Men kan hen leeren dansen op de muzyk, en het een of ander dat verloren is te zoeken en weder te vindenGa naar voetnoot(*). Daar is tegenwoordig een Hond by een Kruidenier te Edinburg, die een tyd lang, door zyne aartigheden, yder een vermaakt en verwonderd heeft. Een man, die gewoon was, met een bel in de hand, langs de straten stuivers pasteitjes te verkoopen, gaf, op zekeren dag, dien Hond een pasteitje; doch de man met zyn bel, den volgenden dag, wederkomende, schoot de Hond uit, en hield hem by zyn rok vast; de man, die ligt begreep wat de Hond hebben wilde, toonde hem een stuiver, en wees hem tevens naar zyn meester, die in zyn huisdeur stond: de Hond, by zyn meester gekomen zynde, maakte allerhande bewegingen, om aan te toonen, dat hy iets van hem verzogt, waar op hy den Hond een stuiver in den bek gaf, die dezelve terstond by den Pasteibakker bragt, welke hem daar voor een pasteitje gaf. Deze aartigheid is sedert drie maanden begonnen, en duurt nog daaglyks. Honden, Paarden, en zelfs Varkens, kan men door belooningen en slagen, ja zelf door wreedheden, daden leeren doen, gelyk men dikwils in openbare vertooningen ziet, die in de daad verwonderlyk zyn, doch met welken wy ons tans niet ophouden. | |
[pagina 417]
| |
Wat aangaat de Paarden, de fierheid van hun gestel en derzelver leerzame aart is zoo algemeen bekend, dat het niet noodig is lang by dit onderwerp te blyven staan; dan om een denkbeeld te geven voor welk onderwys de Paarden vatbaar zyn in een huislyken staat, zullen wy eenige trekken opgeven van derzelver levenswys en manieren, wanneer zy buiten bedwang zyn. In Zuid-Amerika zyn de Paarden op eene verbazende wyze vermenigvuldigd, en leven in dat land in eene volmaakte vryheid. Zy vlugten uit de tegenwoordigheid van den mensch. Zy verzamelen zich in troepen, en verslinden in onmeetbare velden, de voortbrengsels van een altoosduurenden zomer. De wilde Paarden zyn sterker, ligter, en beter gespierd, dan die in het algemeen, welken in een huislyken staat gehouden worden. Zy zyn egter geenzins wreed. Schoon zy vele dieren in kragt overtreffen, vallen zy evenwel nooit anderen aan, hoewel zy, zelf aangerand wordende, hunne vyand met verachting bejegenen, of met hunne hielen doodslaan. Door eene onderlinge verknogtheid verzamelen zy zich by troepen, doch voeren nimmer oorlog tegen andere Dieren, of onder elkanderen. Dewyl hun eetlust gematigd is, zyn 'er geene voorwerpen, die by hen afgunst of tweedragt verwekken, en dus leven zy altyd in vrede. Hunne manieren zyn edelaartig, en hun aart is maatschappelyk. Hunne kragt en drift zyn dan eerst regt blykbaar wanneer hunne yverzugt opgewekt word. Zy zyn zeer vuurig om de eersten te wezen in een wedloop, om het gevaar te tarten in het overzwemmen van een rivier, en om over eene gragt of van eene steilte te springen; men zegt, dat die Paarden, welken, in deze natuurlyke oefeningen, het ondernemendste en bedrevenste zyn, wanneer zy tot eene huislyke levenswys gebragt worden, de edelmoedigste, zagtzinnigste en handelbaarste, zyn. Verscheiden oude Schryvers maken gewag van wilde Paarden. Herodotus berigt, dat 'er op de banken van de Hypanis, in Scytien, witte wilde Paarden gevonden wierden. Hy verhaalt ons tevens, dat 'er in het noordlyk gedeelte van Thracie, boven den Donauw, wilde Paarden waren, over hun geheele lighaam met hair bezet, het welk vyf duimen lang was. De wilde Paarden in Amerika zyn de afstammelingen van die tamme Paarden, welken, door de Spanjaarden, derwaart uit Europa overgebragt zyn. De Schryver van de Historie de Boe- | |
[pagina 418]
| |
kaniërsGa naar voetnoot(*) berigt ons, dat 'er dikwils troepen Paarden, somtyds 500 sterk, in het eiland St. Domingo loopen, dat, wanneer zy een man zien, zy allen blyven staan, en dat een van dezelven, tot op een zekeren afstand van hem genaderd zynde, sterk uit zyn neus blaast, en de vlugt neemt; wordende oogenbliklyk door den ganschen troep gevolgd. Hy beschryft hen als hebbende zware hoofden en ledematen, en lange nekken en ooren. De inwoners maken hen gemaklyk tam, en leeren hen dan arbeiden. Om dezelven te vangen, spannen zy strikken en touwen op de plaatsen, daar men weet dat zy het meest komen. Als zy daar niet den hals in vast geraken, zouden zy zich verworgen, indien men hen niet spoedig te hulp kwam: zy worden, vervolgens, met hunne lighamen en pooten aan de boomen vastgebonden, en in dien toestand laat men ze twee dagen staan, zonder eeten of drinken. Deze manier is in 't algemeen genoegzaam om hen handelbarer te maken; ook worden zy binnen kort zoo tam, als of zy nooit wild geweest waren. Zelf wanneer een van deze Dieren, by toeval, in vryheid geraakt, keeren zy egter nimmer weder tot hun wilden staat, maar kennen hunne meesters, en laten zich gewillig op nieuws gevangen nemen. Uit deze en gelyksoortige berigten, mag men besluiten, dat de Paarden tam van aart, en natuurlyk geschikt zyn om met menschen om te gaan. Na dat zy tam gemaakt zyn, schuwen zy nimmer de verblyfplaatzen der menschen, in tegendeel zyn zy steeds geneigd om naar hun stal terug te keeren. Het zagte van de gewoonte schynt hun te vergoeden al het geen zy door de slaverny verloren hebben. Wanneer zy vermoeld zyn, is het stal al hun verlangen; zy ruiken het reeds op een verren afstand; kunnen het in 't midden van een volkryke Stad onderscheiden, en schynen gelykformig de dienstbaarheid voor de vryheid te verkiezen. Door eenige oplettendheid en kundigheid word een Veulen eerst handelbaar gemaakt, en wanneer men, door verschillende wyzen van bestier, zulks meester geworden is, ziet men duidlyk de leerzaamheid van het Dier, en het leert welhaast, om, met gezwindheid, den verschillenden arbeid te doen, waartoe men het bestemd heeft. Het ram maken van het Paard is misschien de edelste aanwinning uit de dier- | |
[pagina 419]
| |
lyke wereld, welke immer door het verstand, kunst en nyverheid, van den Mensch verkregen is. Men leert hem deel te nemen in de vermoeijenissen van den oorlog, en hy schynt den roem der overwinning te genieten. Hy loopt den dood met drift en fierheid te gemoet. Hy heeft vermaak in het geklank der wapenen, en ryd fluks en stoutmoedig op den vyand aan; dan het is niet alleen in gevaren en in gevegten, dat het Paard met het oogmerk van zyn meester medewerkt, maar hy doet het ook in zyne vermaken en tydverdryven. Hy verlustigt zich op de jagt en in het tournoyspel, en zyne oogen branden van yver in een wedloop. Schoon stout en onvertzaagd, geeft hy zich egter niet aan het uur van zyn drift over. By voorvallende gelegenheden, weet hy in zyn loop stil te staan, en de natuurlyke drift van zyn aart te betengelen. Hy gedraagt zich niet alleen aan de hand van zyn meester, maar schynt zich ook naar den zin van zyn beryder te schikken. Altyd gehoorzaam aan den indruk, die hem gegeven word, loopt hy of staat stil, en regelt alle zyne bewegingen alleen naar den wil van zyn meester. De Heer ray schreef, in het laatst der vorige eeuw, dat hy een Paard gezien had, het welk op de muzyk danste, en zich, op het bevel van zyn meester, lam en dood hield, en met uitgestrekte leden ter aarde lag, maar op een enkel woord weder opsprongGa naar voetnoot(*). Gebeurdtenissen van dezen aart zouden weinig geloof vinden, indien de wonderbare leerzaamheid der Paarden, die door astley, en andere openbare vertooners der Paardekunsten, opgevoed zyn, niet aan een yder bekend was. In vertooningen van dezen aart verwekt de leerzaamheid en vaardige gehoorzaamheid van deze Dieren meer verwondering, dan de behendige kunstgrepen der menschen. De Dieren van het Ossen-geslacht zyn in een tammen staat zwaar en log: derzelver aandoenlykheid en bekwaamheden schynen zeer bepaald; doch wy moeten over den aart en vermogens van Dieren, welker opvoeding in dit Land geheel en al verwaarloosd word, geen verhaast oordeel vellen. In alle de zuidlyke Provincien van Afrika en Asia zyn zeer veel Buffels of gebulte Ossen, die jong opgenomen en tam gemaakt worden: deze Dieren leeren spoedig, zich, zonder tegenstand, aan al- | |
[pagina 420]
| |
len huislyken arbeid gewennen. Zy worden zoo handelbaar, dat men 'er veel gemaklyker mede kan omgaan dan met onze Paarden. De stem van derzelver meester is genoegzaams om hen te doen gehoorzamen, en derzelver loop te bestieren. Zy worden beslagen, geroskamd, gestreeld, en ryklyk van voedsel voorzien. Wanneer zy dus behandeld worden, schynen zy verschillende schepsels te wezen met onze Ossen. De Ossen der Hottentotten zyn begunstigde huisdieren, derzelver medgezellen in hunne vermaken, en helpers in alle werklyke bezigheden: zy deelen in de woning, het bed en de tafel, van hunne meesters. Hunne natuur dus, door de opvoeding en zagtheid van behandeling, verbeterd wordende, gelyk ook door de gestadige oplettendheid, die men omtrent hen in acht neemt, verkrygen zy eene gevoeligheid, en bekwaamheid tot zulke verrigtingen, die men anders van hen niet zoude verwagten. De Hottentotten voeren hunne Ossen in den oorlog. In al derzelver legers zyn altyd groote troepen van Ossen, die gemaklyk bestierd, en, wanneer de gelegenheid zulks vordert, op bevel van hun Opperhoofd los gelaten worden, in welk geval zy, met eene vervaarlyke drift, op den vyand inloopen. Zy stooten met hunne hoornen, schoppen, smyten omver, en vertrappen alles wat hun in die woede ontmoet. Zy vliegen doldriftig tegen de gelederen van den vyand in, en banen dus den weg tot eene gemaklyker overwinning voor hunne meestersGa naar voetnoot(*). Deze Ossen worden ook geleerd de kudde te bewaren, die zy met behendigheid geleiden, en tegen de aanvallen van vreemd volk en wild gedierte beveiligen. Zy leeren vrienden van vyanden onderscheiden, teekens verstaan, en de bevelen van hun meester gehoorzamen. Wanneer zy in de weiden loopen, keeren zy op het minste teeken van hun meester terug, na alvorens de afgedwaalde kudde byeen gezameld te hebben. Op alle vreemdelingen vallen zy met woede aan, zoo dat zy de beste beveiligers zyn voor dieven. Deze Brackeleys, gelyk zy genoemd worden, kennen alle de personen, die tot de Kraal behooren, en toonen dezelfde achting voor de mans, vrouwen en kinderen, als een Hond doet aan alle de huisgenooten van zyn meester. Alle deze personen mogen derhalven vryelyk en veilig by de kudde komen; doch | |
[pagina 421]
| |
indien een vreemdeling, en byzonder een Europeaan, diezelfde vryheid wilde gebruiken, zonder door een van de Hottentotten verzeld te wezen, zou zyn leven in het uiterste gevaar zynGa naar voetnoot(*).
(Het Vervolg en Slot hierna.) |
|