| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Bybelsch tafereel.
Naar aanleiding van Joan. XIX:25-27.
De bovenaangehaalde plaats stelt den gevoeligen Mensch en Kristen een Tafereel voor ogen van zulk ene beminlyke zachtheid van gevoel, zoveel ware grootheid van ziel, als waarop hy niet zonder de hoogste verwondering en den zuiversten eerbied kan staren. Het belangryke en aandoenlyke van dit Tafereel doet ons de taak opnemen om de aandacht der Lezeren van ons Mengelwerk, enige ogenblikken, op hetzelve te vestigen.
Gelyk de goede Heiland, al vroeg, een vertrouwd gezelschap van eenvoudige, maar oprechte, mannen uitkoos, die hem op zyne reizen en togten vergezelden, zo waren 'er ook enige waardige Vrouwen, die, door ene pryswaardige dorst naar kenniss' gedreven, het byzyn van den groten Leeraar tot hare zaligste verkwikking maakten. Deze Vrouwen verzorgden, met den volvaardigsten yver, Jesus en zyne Apostelen van de noodwendigheden des levens, en sommige onder haar, die met de goederen der fortuin meer ryklyk bedeeld waren, betoonden, door ruime giften, wanneer de gelegenheid zulks scheen af te vorderen, de onbekrompenheid hunner harten op de edelmoedigste wyze. Dienstvaardigheid, liefde, en ene oprechte deelneming in het lot des naasten, deze grote sieraden van het teder geslacht, waren in ene ongemene mate haar eigendom. Geheel aan Jesus, haren braven Vriend, verknocht, was hem te dienen hare geliefdste bezigheid. Deze deugdzame neiging bleef haar in alle de wisselingen van 't lot bestendig by, en, hoe groot de verandering van het wuft gemeen, hoe groot de twyfelingen van duizenden, die, toen alles voorspoedig scheen, luidkeels Hosanna riepen, mogten wezen, hare standvastige aankleving aan den Meester wankelt niet. In de volmaakte liefde, zegt Joannes, is gene vrees. De Vrien- | |
| |
dinnen van Jeius hebben daarvan een beslissend bewys gegeven. Toen alles medewerkte om angst en schrik in 't hart te jagen, steeg haar moed boven het gevaar, en gaf haar de liefde, de oprechte, hartlyke, alles overwinnende liefde, meer dan mannensterkte. De Discipelen zelfs (uitgenomen den énen, wien de tederste vriendschap begeleidde) de Discipelen zelfs, wanneer zy hunne aardsche hope vervlogen, en de uitkomst geheel tegen hunne verwachting zagen, vloden weg, of verstaken zich angstig onder den groten hoop. De Vrouwen hielden onbezweken stand, traden, in het aanzien der gehele Natie, moedig voor, en gaven, zonder door enige vreze verzet te worden, aan de uitvloeisels harer
welmenende tederheid den vryen loop. Met betraande ogen zagen zy haren lieven op het pad des lydens na. Mogt het haar niet gebeuren by ene zachte ontbinding zyne ogen liefderyk toe te drukken, zy konden toch met hem den smaad en de schande verachten, zy wilden op Golgotha zyne laatste zucht gaan horen. Dus drongen zy door de bloeddorstige bende henen, en plaatsten zich, of misschien dit teder blyk van liefde enigen balsem aan de gewonde ziel' mogt geven, onder 's Heilands kruis. - By haar bevonden zich, in dien stand, in het byzonder twe hooggeschatte personen, wier hart in Jesus en hetgeen met hem geschiedde het uitstekendst belang stelde. De naauwe betrekking van Vriend had Joannes, die van Moeder, Maria in dezen kring gebragt. Het is uit enige aandoenlyke plaatsen der Euangeliegeschiedenis genoeg bekend, hoe vertrouwd onze Heiland met zyn' geliefden Leerling was, en hoe weerkerig de gehele ziel van dezen waardigen Vriend aan het hart van haren lieven Jesus kleefde. Joannes was, als een onbedorven Jongeling niet den besten aanleg, nog niet verkleefd aan menigerlei soort van vooroordelen, onder het opzicht van den grootsten Leeraar gekomen. Zyne zachte zeden maakten een niet onbehaaglyk kontrast by de meerdere ruwheid der overige Discipelen. Zeker had hy in den beginne de verwachting van een aardsch Ryk met hun gemeen, maar, hoezeer zyn deelnemend hart uit de vervulling van dezen wensch vrede voor de Natie hoopte, voor zichzelven had hy andere behoeften, behoeften, welker bevrediging hem, die deze gelukkige gesteldheid bezit, het volle genot der dierbaarste, der verhevenste, zaligheden kan schenken. De reine ziel van Joannes wilde zich mededelen, en zocht ten dien einde haars
| |
| |
gelyke op. Maar wie onder de weinige, die voor ene vriendschaplyke vereniging recht vatbaar zyn, zou zich tot haren vertrouweling aanbieden? Wie was in staat de zachte uitvloeisels van het teder hart op te vangen, en dezelve waardiglyk te behouden? Jesus was die heilige man. Voor dit gedachte wyken alle inzichten van aardsche voordelen en genoegens. Jesus te beminnen - dit zou zyn pogen, dit zyn wellust, wezen. Aan hem draagt hy in nederig vertrouwen alle zyne belangen op. Hem wydt hy, uit de zuiverste hoogachting, geheel zyn leven toe. Uit zynen mond de lessen der wysheid te ontvangen, zyn voorbeeld te beâmen, en daardoor meer en meer die zoete eenstemmigheid van hart en neiging, welke de vriendschap tot haren eeuwigen grondslag heeft, aan te kweken, dit was het werk, waarin hy volhardde tot het einde. Jesus zag dit, en hy, die zo wel gevoelde, moest deze hartlyke poging lonen. Hy ontsloot voor den Jongeling zyn gehele hart. Joannes was hem niet langer een bloot Leerling. Die edele werd zyn Vriend, zyn Vriend in den waren zin van dit veelbetekenend woord. - Hoe groot moest de man wezen, die dezen zegen verdiende! Hoe vererenswaardig, hoe getrouw, gedraagt hy zich ook in zyne tedere betrekking! Hy alleen maakt ene verheven uitzondering op de Voorzegging van Jesus, dat allen aan hem zouden geërgerd worden. Hy volgt den gevangen Heiland, onbevreesd, tot voor den Hogepriester, by wien hy als een zyner openbare aanhangeren bekend stond. Hy treedt, gelyk de naauwkeurigheid zyner verhalen dit volkomen bevestigt, met zynen Vriend voor alle rechtbanken, gaat den bloedigen gerechtsheuvel mede op, volkomen besloten, indien zulks geëischt mogt worden, zyn leven met en voor hem te laten. Ja verbeelden wy ons, zoverr' onze zwakke verbeelding daartoe reikt, dit aandoenlyk, hartroerend toneel! Plaatsen wy, in betrekking tot hetzelve, onze gedachten op Golgotha, en de stille treurigheid van het mewarig gemoed zal beurtelings door bewondering,
hoogachting, eerbied en liefde, vervangen worden. - De grote Menschenvriend lydt zyne langzaam dodende smarten in de volkomenste onderwerping aan 's Vaders wyzen wil. Duizenden omringen het schriklyk schouwtoneel zyns lydens, en, opgehitst door kwaadaardige lasteraars, moorden zy dubbeld door hun spottend gelach. Onder deze duizenden komt het verhevenst, het zeldsaamst kon- | |
| |
trast uitblinken. De edele Joannes vertoont zich met de minzaamheid van een Engel op 't gelaat. Lang reeds had voor hem buiten den énigen Vriend, die geheel het leven van zyn leven was, de aarde gene bekoring meer. Van dezen zal hy thans gescheiden worden. En hoe? Verscheurend gedachte! Ach, kon hy maar met hem sterven! Voor het minst wil hy hem byblyven tot aan den laatsten ademtogt. Hem in dit rampzalig ogenblik te verlaten, dit immers, dagt hy, zou ene hemeltergende ondeugd wezen. Neen! hy wil met hem lyden. Hy wil in zyn lot delen. Hy wil zyne smarten mede gevoelen. Laten de onzinnigen dit zwakheid of misdaad noemen, de gehele wereld moet weten, hoe lief hy hem had. - Vol van dit gevoel, plaatst zich de deugdzame Jongeling recht tegen over het kruis. Naast hem staat 's Heilands voortreflyke Moeder, door ene stomme droefheid neergebogen. Had de vriendschap veel te lyden, geen minder slagen troffen het ouderlyk hart. Maria, de gevoelige Maria, had niet opgehouden zich van dezen Zoon, niet slechts den troost haars levens, den steun van haren ouderdom, maar ook den roem van haren stam, het heil zyns volks, den zegen dèr late nakomelingschap te beloven. Zo immer enig moeder kon reden hebben de vrucht uit haren schoot met ene levendige, dankbare, blydschap welkom te heten, zy had die boven alle andere gehad. Hare zwangerheid was haar, als een onmiddelyk gevolg van Gods wys bestel, onder de schoonste vooruitzichten aangekondigd. Zy zou den groten Zoon van David, den koning, die heerschen moest, tot in alle eeuwigheid, op aarde brengen, en alle volken zouden haar om dezen
zegen zalig pryzen. Uit aanmerking van dat geluk, had zy, in de volheid hares harte, den treffenden Lofzang aangeheven: ‘Myne ziel maakt groot den Heer, en myn geest verheugt zich in God, mynen Zaligmaker. Grote dingen heeft hy aan my gedaan. Hy heeft een krachtig werk door zynen arm verricht. Hy heeft verstrooid de hoogmoedigen in de gedachten hunner harten. Magtigen heeft hy van de tronen afgetrokken, en nederigen heeft hy verhoogd.’ - Dan welk' ene vreeslyke ommekeer na zulke luisterryke verwachtingen! Die Zoon, die all' hare vreugde was, dien haar aandoenlyk hart met ene ongemene mate van moederlyke tederheid beminde, dien zy zich gewend had van zyne vroegste jeugd als de hope haars stams, als
| |
| |
den aangebeden Verlosser van duizenden, aan haren boezem te drukken, die Zoon was thans op de wreedaardigste, op de gruwzaamste, wyze aan hare omhelzingen onttrokken. Hem, dien zy het leven geschonken, op wien zich, na den dood van haren deugdzamen egtgenoot, hare genegenheid onverdeeld gevestigd had, hem zag zy, in vreeslyke boeien vastgeklonken, naar zyne beulen henen slepen. Hy, die door zyne zachte zeden voor de moeder zo beminnelyk was, die in zynen dertigjarigen huislyken ommegang telkens meerder liefde won; hy, die haar zo menige traan gedroogd, in hare bedroevende omstandigheden troost gegeven, en steeds gewend had op zynen en haren hemelschen Vader te hopen; hy, de lieve Zoon, die met haar bad, wordt voor hare oren aan godslastering, heiligschennis en oproer, schuldig verklaard. Hoe kon zy moeder wezen, en niet in het diepst harer ziel' deze slagen gevoelen? Waar leidden thans alle hare bekorende uitzichten henen? Hoe duister, hoe ondoordringbaar voor haren geest was thans het raadsbesluit van den Almagtigen? Maria had wel geleerd op God te hopen, en was door haren waardigen Zoon in het geloof aan ene wyze en weldadige Voorzienigheid krachtig versterkt geworden. Maar de schoonste waarheden, door het verstand begrepen, hoezeer zy voor wanhope bewaren, verdryven nogthans, vooral in zulke omstandigheden, het natuurlyk gevoel des harte niet. Maria had als Moeder veel, zeer veel, te lyden. In diepe verslagenheid hoort zy den eisch der Joden, het onzinnig geroep, kruis, kruis hem, aan. Twyfelmoedig, met een angstig - kloppend hart, ziet zy den Landvoogd in zyne overtuiging van het recht der onschuld worstelen met ene laffe menschenvrees. En wanneer eindlyk de zwakke Pilatus zwicht, wanneer Jesus, vinnig bespot en deerlyk geteisterd, aan 's volks laatste woede wordt overgegeven, dan heeft zy gene tranen om te wenen meer. Ziet, ziet haar, gy moeders, die de naauwe betrekking met uw kroost waardeert en gevoelt, daar
zy, schoon met waggelende schreden, en gebukt onder hare grieven, aan de zyde harer Vriendinnen voordtreedt, en, ondersteund door Joannes, op Golgotha komt. Hoe zou uw hart bloeden, wanneer uwe lievelingen in hunnen frisschen bloei op het akelig ziekbed werden neergesmeten, of door een onverwachten slag uit uwe armen weggerukt. Maar hoeveel dan moest Maria, de tederhartige Maria,
| |
| |
gevoelen! Zy zag haren deugdzamen Zoon, den besten den voortreflyksten onder alle Zonen, door woeste soldaten aangegrepen. Zy zag zyne handen en voeten met verscheurende nagelen doorboren, en de ontmenschtheid op alle mooglyke wyzen gespitst om hem aan ligchaam en ziel duizend wonden toe te brengen. Daar hing hy voor hare ogen, als de grootste booswicht, tusschen twe moordenaars, bloedend aan 't kruis. 'Er bleef dan gene hope, gene uitkomst, meer. Hy moest den langzamen, den pynlyken, dood van kwaaddoeners dulden; en niemand wilde of was in staat enige lafenis toe te brengen. Zy zelf, die moeder was, kon in den kelk der bitterheid geen druppel ter verzachting geven. Haar hart sloot toe van rouwe. Zy was in dit ogenblik, van de gezegendste onder de Vrouwen, de allerongelukkigste, de beklagenswaardigste geworden. - Jesus, de verhevenste van alle lyders, zag haar van zyn kruis, en, tot welk' ene hoogte zyne eigen' smarten waren opgeklommen, zyn deelnemend hart vergat de zynen niet. Verbazende grootheid! zo eerbiedwaardig, zo beminlyk! Wel mogt zeker gevoelig Wysgeer, na ene gemaakte vergelyking tusschen Sokrates en Jesus, in opgetogen verrukking zeggen: ‘zo het leven en iterven van den Zoon van Sophroniskus dat van een Wyzen is, dan is het leven en sterven van den Zoon van Maria dat van een God.’ Onze Heiland zag, te midden van de ongehoordste marteling, zyne moeder, en hy gevoelde zich geheel in de betrekking van den tederhartigsten Zoon. Hy dagt aan hetgeen, waaraan zy zelf niet konde denken. Hy zorgde voor hetgeen, waarvoor zy, in haren toestand, niet konde zorgen. Ja, zyne eigen grieven als 't ware geheel vergetende, drong hy met de meeste hartlykheid in alle hare omstandigheden. Zy was behoeftig, en had tot hiertoe, eerst door zyner en zyns Vaders handen arbeid, naderhand, wanneer zy hem op zyne reizen vergezelde, door de milddadigheid van meer vermogende togtgenoten hare verzorging gehad. Zy was ene verlaten weduw, die troost, en, in
haren toenemenden ouderdom, hulpe en ondersteuning behoefde. Zuivere verkwikking, hemelsche blydschap, smaakte de reine ziel van onzen Heiland, nu hy den man kende, die in dit alles voorzien, die zyne plaats bekleden kon. Met een gelaat vol tederheid ziet hy naar beneden van zyn kruis haar aan, die van hare zyde niet ophield de minste verandering in
| |
| |
zyne gelaatstrekken opmerkzaam waar te nemen. ‘Zie daar, Maria, (zo ontsluit hy zyne stervende lippen) zit daar, Maria, uw Zoon!’ Terwyl hy, dus sprekende, zyne ogen op Joannes slaat, vervolgt hy tegen dezen: ‘zie daar, Joannes, uwe Moeder!’ Zou 'er wel ooit in zo weinige woorden zo veel schoons gesproken zyn! Welk Kristen van enig gevoel (maar wie moet ook dit niet gevoelen?) zou, daar hy deze woorden leest, zich niet vinden opgewekt, Jesus, dien hy als Gezant van God ontzag en eerbied schenkt, tevens als den uitmuntendsten der menschen te beminnen en lief te hebben? Welk' ene zachte verhevenheid! Hoe edelmoedig! Hoe groot! Van dat kruis, dat zovelen tot ergernis en aanstoot strekte, verspreidde zich ene heerlykheid en luister, welke nimmer zodanig van den troon konden afdaalen. Hoe moet de tedere Moeder verrast en getroffen zyn! Op het ogenblik, dat zy, om het gruwzaam gemis van haren dierbaren Zoon in stille treurigheid verzonken, roerloos staat, wordt haar een ander' Zoon gegeven, die, om in de plaats van den Eersten op te treden, zo waardig als iemand was. Zy ontvangt dien - uit welke hand?.... Daaraan gedenkende, konden weder hare tranen vloeien. En Joannes ....Nooit was hem ene aanbeveling heiliger geweest, dan deze. Zy kwam uit den mond van hem, dien hy zo lief had, voort. Hoe zou hy kunnen nalaten dezen laatsten wil stiptlyk te volvoeren? Maria was hem als moeder van Jesus altyd eerwaardig. Maar thans door gelyke ongelukken aan elkander verbonden. Waar zou hy ene ziel vinden, die meerder instemde met de zyne? Gaarn wil hy met haar klagen en wenen. Gaarn wil hy haar troosten zoveel hy kan. Gaarn wil hy haar op het doornig pad haars volgenden levens tot vader, tot helper en leidsman, wezen. Haar Zoon? Dien naam durfde hy zich niet wel geven. Zy had maar énen groten Zoon gehad. Hoe gaarn hy denzelven wenschte te evenaren, wat schoot zyne zwakheid verre te kort? Maar nu wordt hy door zynen heiligen Vriend zelve
naast hem de waardigste verklaard. Nu wordt hy door Jesus, ten aanhoren van duizenden, opgeroepen om zyne plaats by de verlaten moeder te bekleden, en in de volkomen rechten van enen Zoon te treden. Nooit kon zyne eigenliefde beter gestreeld worden. Nooit kon hy hoger blyk van goedkeuring, zaliger beloning, voor zyn hart ontvangen. Daarmede ver- | |
| |
krygt hy nieuwe krachten. Hy keert, om voor zyne pligten te leven, in de wereld terug. Volkomen met zyne nieuwe betrekking vertrouwd, gaat hy den berg af, met Maria, die hy nu zyne lieve moeder noemt, aan zyne zyde. Aanstonds neemt hy haar by zich in huis, en blyft, schoon met haar gedurig bezig in het treurig aandenken aan den Zoon, dien zy verloren heeft, evenwel deszelfs waardig en bemind opvolger tot aan haren dood.
Hoeveel leerzaams leveren deze aandoenlyke toneelen op! Kan 'er nog getwyfeld worden, of de Euangeliegeschiedenis de verhevenste karakters voorstelt, of 'er wel teksten in den Bybel zyn, die, met enigen smaak behandeld, op ieder gevoelig mensch den duurzaamsten indruk zullen maken? |
|