Welbekookte Weetenschap is niets anders dan Rede en gezond Verstand.
Weinig Lieden zyn meer waardig. dan de agting, welke men hun toedraagt; dan hoe veelen worden 'er niet gevonden, wier waarde verre te kort schiet, by de hun toegedraagene agting afgemeeten?
Hoe groot iemands Gelukstand moge weezen, is 'er nog een grooter; naamlyk waardig gekeurd te worden om dien Gelukstand te genieten.
Den Tyd behooren wy af te meeten by onze daaden, en het overige te tellen als of wy niet geleefd hadden.
Schoon de Hoop ons zo menigmaalen bedriegt, blyven wy egter hoopen, en ons leeven verslyten wy hoopende.
De geheele Natuur is bewerking om te doen groeijen, en alles groeit tot rypheid en volgend sterven op.
De Deugd, die Nyd verwekt, heeft ten minsten dit voordeel, dat dezelve, 't zy vroeg of laat, den Nydigaaart beschaamt.
Zedigheid is de onafscheidbaare Gezellinne van waare Verdiensten.
Het beste middel voor zommigen, om zich te troosten van wege hunne onkunde, is te gelooven, dat alles, wat zy niet weeten, noodloos is.
Kunnen Vorsten, in Paleizen gebooren en opgevoed, gevoelig weezen voor de elenden der schamele armoede in Hutten?
Vaderlandliefde is niets meer dan het gevoel van ons welvaaren, en de vrees van 't zelve gestoord te zien.
Alles, Godsdienst zelf, is gevaarlyk in een Mensch zonder oordeel.
Rede heeft de Ondervinding noodig; maar Ondervinding, zonder Rede, is nutloos.
Het Geweeten raadt ons als een Vriend, eer het ons straft als een Regter.
Om met zekerheid te gelooven, moeten wy met twyfelen beginnen.
Ik zou my verheugen indien 'er een minder afstand ware tusschen het Volk en de Grooten. Het Volk, als dan niet geloovende dat de Grooten grooter zyn dan zy weezenlyk bestaan, zou hun minder vreezen; en de Grooten, het Volk niet voor minder beduidend en elendiger houdende dan het waarlyk is, zouden 't zelve meer ontzien.
Indien de Schoonheid alle de voordeelen kende der Zedigheid, welke haare bekoorelykheden zo zeer op uistent, zy zou zich, by aanhoudenheid, aan zo veele gevaaren niet blootstellen.
Moed in eenen Bloodaart te veronderstellen, is hem met de daad moed geeven.
Het beginzel van ons gedrag te doen bestaan in de noodzaaklykheid van pligt, dient om ons het leeven moeilyk en