Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijByzonderheden betreffende de methodisten in Engeland, na den dood van John Wesley.Hebben wy voorheen eenige Levensbyzonderbeden van den Eerw. john wesley, A.L.M. beroemd Prediker onder de Methodisten, medegedeeld, met Aanmerkingen over den oorsprong en de bedryven dezes aanhangsGa naar voetnoot(*), wy willen daarop deze en gene wetenswaardige byzonderheden, betreffende den toestand dezer zeer talryke Godsdienstgezinte, na den dood van j. wesley, laten volgen. Sedert den dood van j. wesley zyn onder de Methodisten allerlei oneenigheden ontstaan. Deze vredelievende en welmeenende man, die altyd werkzaam was, om 't geheele Genootschap by een te houden en te vermeerderen, was de aanlegger van het geheele werk, en men kon wel voorzien, dat zyn dood verwarring zou veroorzaaken. Hy had drie Medeleden van de Londensche Methodisten-kapel, tot uitvoering van zyn testament, benoemd. De nagelatene papieren van den zaligen man waren voor zyne Aanhangers schatten van groote waarde. Hy had ze met deze woorden aan de drie meest geachte Leeraars onder de Methodisten vermaakt: ‘Alle myne Handschriften geve ik aan thomas coke, aan Doctor whitehead en hendrik moore; zy mogen ze verbranden, of openlyk bekend maaken, zoo als zy het goedvinden.’ Th. coke had zich onder de Methodisten veel aanzien en vele verdiensten, om de vermeerdering van het Genootschap, verworven, welk zyne Amerikaansche Journalen | |
[pagina 390]
| |
bewyzen. Hy hield zich in Amerika op, toen wesley storf. Geduurende deszelfs afwezigheid droegen de uitvoerders van het Testament van wesley aan Dr. whitehead pp, om eene Levensbeschryving van den Afgestervenen, uit zyne nagelatene papieren, te vervaardigen. Men stond over 't algemeen in de gedachte, dat Dr. whitehead, hoewel hy eenig voordeel, voor aangewende moeite, voor zich kon voorbehouden, echter dit werk ten beste der Methodistifche Maatschappy zou ondernemen. In een gesprek van den Methodisten Prediker rogers met Dr. whitehead, vroeg hem de eerstgenoemde, hoe veel honorarium hy wel voor de uitgave van het Leven van wesley begeerde? Waarop Dr. whitehead antwoordde, ‘ik diene wel 100 pond sterl. te hebben.’ Deze onderhandeling gaf oorzaak tot een twist, die zich zeer verre uitgebreid heeft. Rogers beweerde, dat, 't geen de Dr. zich had laten ontvallen, moest aangemerkt worden als een gemaakt verdrag, volgens welk hy voor het ontvangen van 100 pond sterl. zyn Handschrift aan de Leeraars moest leveren. Deze ontkende zulks, en hield staande, dat hy dit niet als een verdrag had kunnen aanmerken, en ook aanstonds zyne niet genoeg doordachte gezegden door een vriend had laten te rug nemen. Daarop werd met de Executeurs van het Testament het volgend verdrag geslooten: Hy zou de helft behouden van de voordeelen, welke dit geschrift in twee jaren zou opbrengen, daarna zou het werk aan 't geheele Genootschap in eigendom toebehooren. Dr. coke was ondertusschen weder in Londen aangekomen. Hy en moore namen eindelyk het besluit, Dr. whitehead onder deze voorwaarde zyn eisch in te willigen, dat zyn Handschrift aan de groote Vergadering zou voorgelegd worden. Men had Dr. whitehead dit besluit op eene aannemelyke wys weten voor te dragen, zoo dat de overeenkomst werd getroffen. Maar toen wilden de Leeraars het eerste artikel des verdrags dus bepaald hebben, het Handschrift van Dr. whitehead moet eerst doorgeleezen, en door het Committé goedgekeurd worden. Nu viel alles in duigen. Dr. whitehead meende zeker te zyn, dat men zyn Handschrift zou misvormen of verminken, en wel voornamelyk ten oogmerk had, om wesley, tot verdediging van zekere Leeraars, in een verkeerd licht te plaatzen. | |
[pagina 391]
| |
Zoo geraakte men dan nog eindelyk, niet meer over 't geld, maar over de goedkeuring van 't Mandschrift. verdeeld. Sedert is de oneenigheid openlyk uitgebarsten, en de stryd met zeer veel bitterheid gevoerd. Dr. coke is met de overige Leeraars in Londen zoo ver gegaan, dat hy, met hunne toestemming, den 11den December 1791, voor eene groote Vergadering in de Hoofdkapel gehouden, Dr. whitehead voor altoos den Kansel heeft ontzegd: by welke gelegenheid hy zich veel tot nadeel van den Dr. in drift heeft laten ontvallen. Dr. whitehead, daar en tegen, maakte nu zyne verbintenis met de Executeurs van het Testament van wesley, en de Kerkbestuurders der Hoofdkapel, des te vaster. Eene groote scheuring onder de Methodisten is het gevolg geweest van dezen twist. In Maart 1792 gaf de eene party het Leven van john wesley, door coke en moore vervaardigd, aan 't licht. Kort daarna kwam ook de Levensbeschryving van Dr. whitehead te voorschyn. Van de eerste kwam reeds in July eene tweede uitgave, na dat men niet minder dan 10000 exemplaaren had afgeleverd. De Leeraars der Methodisten in Engeland hebben alle jaar eene groote Vergadering, welke zy, by afwisseling, te Londen, Bristol, of elders, houden. Hier wordt over de voortzetting van 't aangevangen werk, over het onderhoud der Leeraars en derzelver weduwen, als mede van de armen, over de scholen, het toeneemen van het Genootschap, plaatsverwisseling der Leeraars, belegging van ontstaane geschillen, over de leerwyze, enz. beraadslaagd, en de ontvang en uitgave berekend. Uit 't geen daaromtrent in de maand Aug. 1792 gemeen gemaakt is, ziet men, onder anderen, dat het aantal der Wesleysche Methodisten in Europa, Afrika en Amerika reeds tot 147067 is aangewassen. Daarvan bevinden zich in Europa (of eigenlyk maar in Grootbritanje en Ierland) 75342, in Afrika te Sierra Leona 223, in Amerika, zoo ver het nog aan Engeland behoort, en op het Hollandsch Eiland St. Eustatius, 7624, en in de Vereenigde Staten van Amerika 63878, witte en zwarte medeleden. Dr. coke heeft in Aug. van het zelfde jaar een derde Reis naar Amerika ondernomen. Hy verbindt met den belangloossten yver, om het Christendom uit te breiden, veel ondervinding en groote menschenkennis. Hy behoort tot de niet geheel onkundige Methodistische Leeraars, | |
[pagina 392]
| |
die nog eenige letterkundige wetenschap bezitten. Men mag hem voor 't hoofd der Methodisten, na wesley, houden. Hy heeft ook in 't voorgaande jaar (1791) in Vrankryk eene poging gedaan, om aanhang te krygen. Men wil zelfs, dat hy 'er reeds een zekeren willem mahy tot Leeraar onder de Methodisten zou aangesteld hebben. |
|