Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 368]
| |
Waarneemingen over het Oost Indisch en ander zuikerriet, ingevoerd in de Fransche Caraibische eilanden, en onlangs op het eiland Antigua, door den admiraal Sir John Laforey, Bart.‘De Admiraal john laforey, zich bevlytigd hebbende om een nieuw soort van Zuikerriet in de Britsche West Indische Eilanden in te voeren, geeft 'er zelve dit kort, nieuw en belangryk, verslag van.’ De eene soort van Zuikerriet was gebragt van het Eiland Bourbon; de Franschen verhaalden, dat het oorspronglyk aan de Kust van Malabar groeide. Eene andere soort kwam van het Eiland Otaheite. Eene derde soort was herkomstig van Batavia. De twee eerstgemelde geleeken veel op elkander, beide in gedaante en groei; maar het Zuikerriet van Otaheite wordt gezegd de fynste Zuiker op te leveren. Deeze Zuikerrieten zyn veel grooter dan die van onze (Engelsche) Eilanden; de geledingen van eenige waren acht of negen duimen lang, en zes duimen in den omtrek dik. Derzelver kleur, als mede die der bladen, verschilt van het onze, zynde bleek groen; de bladen zyn breeder, de punten hangen na den grond als de bladen volgroeid zyn, in stede van overeinde te staan, gelyk die onzer Eilanden. Het sap desgelyks verschilt, uitgedrukt zynde, van dat onzer Zuikerrieten, zynde van eene zeer bleeke in stede van eene donker groene kleur. Ik liet een der grootste van deeze Zuikerrieten, 't geen ik volgroeid oordeelde, afsnyden, en desgelyks een der grootste van ons eigen inlandsch Zuikerriet, dat op ieder der drie andere Plantadien kon gevonden worden. Ik liet dezelve, toen zy ter maalinge voegelyk bereid waren, weegen; de Malabarsche Zuikerrieten woogen meer dan zeven ponden; geen van de drie andere haalde meer dan vier en een vierde pond. Ter maalinge zyn zy ryp genoeg in den tyd van tien maanden. Eenige, door myn Werkman ter proeve afgesneeden, meer dan twaalf maanden oud, werden geoordeeld een gedeelte der Sappen verlooren te hebben, door ze te langen tyd te laaten staan. Zy schynen de droogte beter te kunnen verduuren dan | |
[pagina 369]
| |
ons gewoon Zuikerriet. Ik merkte op, naa eene droogte van zeer langen duur, wanneer de bladen van ons Zuikerriet aan de uiteinden begonnen bruin te worden, deeze de frisse kleur bleeven behouden. - Een Heer van Montferrat hadt eenige dier Planten, hem geschonken door den Heer pinnel, een der grootste Planteren op Guadeloupe. Deeze berigtte hem, dat hy, wanneer in den Jaare 1792 eene langduurige droogte had plaats gegreepen, onder het inlandsch Zuikerriet een half Acre van deeze soort geplant hadt: het gebrek aan regen, en de Borer, hadden de inlandsche zo veel nadeels toegebragt, dat hy 'er geen Zuiker van kon bekomen; doch de andere hadden hem drie vaten uitgeleverd. In de Lente des Jaars 1794, deed ik eene Proeve met het Malabarsch Zuikerriet op een myner Plantadien; 160 bosschen, vyf voet in 't vierkant, werden 'er gesneeden, zy leverden meer dan 350 Ponden zeer goede Zuiker uit. Ik zond 'er van aan den Heer edwardsGa naar voetnoot(*). Het Sap werd Zuiker in veel minder tyds dan gewoonlyk vereischt wordt voor ander Zuikerriet, en gaf weinig schuim. De voortbrenging was in de evenredigheid van 3,500 Ponden op een Acre. Het weêr was zo droog geweest, en de Borer zo verdelgend, dat ik my verzekerd houde, dat geen gedeelte van die Plantadie meer dan de helft dier hoeveelheid van het ander Zuikerriet in dezelfde uitgestrektheid gronds zou opgeleverd hebben. De Franschen klaagen, dat dit Zuikerriet geen genoegzaame ruigte oplevert om het Sap tot Zuiker te kooken; hier aan, als mede dat zy nooit een steng uitschieten, denk ik dat goeddeels derzelver meerdere grootte moet worden toegeschreeven. Dit ongemak kan voorgekomen worden door het gebruik van Koolen en de meerdere hoeveelheid van Riet-schokken, welke derzelver grootte schenkt, (en die wy, behoorelyk toebereid zyn- | |
[pagina 370]
| |
de, voor de beste bemesting houden) zal de kosten, aan het vuur besteed, wel ryklyk vergoeden. Het Zuikerriet van Batavia is aan de buitenzyde donker purper. Het groeit in korte geledingen, is klein in den omtrek, maar boscht sterk, en groeit zo schielyk, dat zy in een derde van den tyd onzer inlandsche voortkomen: de geledingen barsten, kort naa dat ze gevormd zyn, in de lengte open. Het heeft het voorkomen van sterk te weezen, en droogte te kunnen verduuren. Eenige weinige planten waren afgesneeden ten zelfden tyde dat ik de bovengemelde proeve nam. Men berigtte my, dat zy zeer veel saps uitleverden, 't geen ryker scheen dan dat van ander Zuikerriet; maar de Zuiker was zeer sterk geverfd met de kleur van den bast: men hadt waargenomen, dat, by de uitperssing aan de molen, het sar helder purperverwig was; maar dat het, door de Zuiveraar geloopen zynde, yzerkleurig werd. - Men heeft my verhaald, dat de Bataviasche Zuiker, te Amsterdam aangevoerd, zeer goed is; zo dat, indien dit Zuikerriet anders wel beantwoordt, 'er wel middel zal te vinden weezen om dat purperverwige weg te krygen. |
|