geen plaats meêr heeft. - De band van vriendschap word verbroken, de heilige band des huwelyks verscheurd - alle beloften zyn iedel, schoon ook anders met de duurste eeden bekragtigd - alle orde verkeerd in wanorde, en de Maatschappy bestaat niet, dan uit schurken en bandieten. Het een verfoeijelyk gedrag volgt op het ander - voor goed word kwaad vergolden, en om eigen voordeel ontziet men niet alle nadeel aan zynen evenmensch toe te brengen, indien 'er maar winst mede te doen is voor zich zelven. - Dan hoe schandelyk en misdadig is zulk een die zich aan de misdaad van ontrouw schuldig maakt. Een beroemd Romein zegt: ‘als men iemand ontrouw noemt dan geeft men hem den grootsten scheldnaam.’ Het is, om dat hy, welke ligtvaardig de trouw verbreekt, geen zwarigheid zal maken, om alle andere snoodheden en misdaden te bedryven, indien hy ze maar plegen kan buiten het bereik der straffen, door de wetten tegen grove misdryven bepaald. - Dan om de ontrouw word een gansch land gestraft, en overgegeven in de handen, in de magt en overheersching, zyner vyanden. Ondankbaren wierden, als het menschdom onteerende, van onder hetzelve uitgerooid.
Het zyn niet anders dan lage geesten, kruipende zielen, welke de verfoeijelyke ondeugd plegen, om Dankbaarheid te vergelden met Ondankbaarheid. Nochtans is deze snoode misdaad meer dan al te veel in zwang, by zo veelen onder hen, die zich den naam geven van Kristenen. - Hoe dikmalen ziet men menschen, die hunne brave weldoeners niet slegts ondankbaar behandelen; maar die dezelve vervolgen en ongelukkig maken. ô Dat Lieden van zulk een bedorven karakter, welke hunne weldoeners kwaad voor goed vergolden hebben, en hunne plegtige betuigingen vergaten, ‘dat zy nooit dan met de warmste dankbaarbeid zouden blyven gedenken aan de ontvangen weldaden;’ dat ze van schaamte blozen mogten, zo dikwils zy zich erinneren, dat zy op de schandelykste wyze zich aan snoode misdaden schuldig hebben gemaakt, door ontvangen weldaden met de verfoeijelykste ondankbaarheid te beantwoorden - dat zy met een bedrieglyk hart, onder schyn van de hartelykste welmenendheid, kwaad voor goed hebben vergolden - dat zy schaamrood worden wegens hunne gehouden handelwys! - Dat zy mogten bedenken, hoe 'er geen snooder gedrag zy, dan het bedryven van snoode ondankbaarheid, die de wortel is van allen kwaad, en nimmer in verheven zielen valt; maar alleen in lage en kruipende, die de veragting verdieuen van alle weldenkende brave lieden!
C.v.d.G.