Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNatuurlyke historie van de zee - pappegay.(Volgens buffon.)
De Vogel, dien wy hiet onder den naam van Zeepappegay beschryven, voert eene menigte van Naamen. In Noorwegen en op de Eilanden van Feroë is hy bekend onder dien van Lund, Lunde, Soë papegay; op Ysland Praest; in Kamtschatka Ypatka; in Groenland Killengak; in de Noordlykste deelen van Wales Pussin en | |
[pagina 280]
| |
Pope; in de Zuidlykste Guldenhead, Bottlenose, en Helegug; in York en omstreeks Scarborough Mullet; in het Noordlykst deel van Engeland Coulterneb; by de Franschen draagt hy den naam van Macareux. De Bek, dat voornaam werktuig der Vogelen, en van welken de in 't werkstelling hunner kragten, van hun vlytbetoon, en van het meerendeel hunner vermogens, afhangt; de Bek, die beurtlings voor hun de mond en hand is, het wapentuig om aan te vallen, en het werktuig om te grypen, moet gevolglyk het gedeelte huns lichaams zyn, welks maakzel den meesten invloed heeft op hun Instinct, en de meeste hunner hebbelykheden beslist; en, dewyl deeze oneindig verscheiden zyn in de ontelbaare Benden van het Gevederde Geslacht, dewyl hunne wydverschillende neigingen hetzelve verspreidt in de Lugt, op de Aarde, en in de Wateren, heeft de Natuur, desgelyks, tot in het oneindige het maakzel van den Bek in de Vogelen veranderd. Een scherpe en verscheurende Snavel wapent den kop der fiere Roofvogelen; de vleeschgraagte en bloeddorst, gevoegd by de middelen om daaraan te voldoen, zyn oorzaak dat zy uit de hoogte des lugtgewests nederstorten op alle andere Vogelen, en zelfs op alle andere zwakke en vreesagtige Dieren, die desgelyks hun tot slagtoffers strekken. - Een Bek, in de gedaante van een langen en platten lepel, bepaalt het Instinct van een andere soort van Vogelen, en verpligt dezelve om hun bestaan in de diepte des waters te zoeken; terwyl de kegelvormige korte en afgeknotte Bek aan het Hoendersoort de geschiktheid schenkt, om de Graanen op den grond te verzamelen, hun aanzet om van verre tot ons te komen, en die spyze als uit onze hand te ontvangen. - De Bek, die lang en buigzaam is, eigen aan de Rivier- en Moeras - vogelen, noodzaakt hun om zich te onthouden in moerassige streeken, om in den zagten modder en slyk voedzel te zoeken. De snydende Bek der Spechten doet hun zich aan de boomstammen hegten, om het hout te doorknaagen; en eindelyk de kleine Bek van de meeste der Veldvogelen laat hun niet toe dan om Vliegen en andere kleine Insecten te vangen, en ontzegt hun alle andere soort van voedzel. In deezervoege wyzigt het onderscheiden maakzel van den Bek het Instinct, en noodzaakt de meeste hebbelykhe- | |
[pagina 281]
| |
den der Vogelen, en deeze gedaante van den Bek is tot in het oneindige verscheiden, niet alleen door zagte overgangen, gelyk in alle andere werken der Natuure, maar met groote tusschengraaden, ja sprongen. - De vervaarlyke grootte van den Bek des Toucans, de gedrogtlyke opening van dien des Calaos, de misvormdheid van dien des Flamingos, de grillige gedaante van dien des Lepelaars, de opgewipte gestalte van dien des Kluits, enz. toonen ons genoeg, dat alle mogelyke figuuren getrokken, alle gedaanten gebezigd, zyn; en, ten einde 'er niets meer in dit vak zou te verlangen of zelfs te bedenken vallen, biedt de Bek des Zee pappegays zich aan. Men verbeelde zich twee zeer korte Mes-lemmetten, met de sneede tegen over elkander gesteld, en men heeft den Bek des Zee - pappegays voor oogen: de punt van deezen Bek is rood, en heeft overdwars twee of drie kleine groeven; digt aan den Kop is de Bek blaauwagtig: de boven en beneden Snavel, zamengevoegd, zyn omtrent zo hoog als lang, en maaken bykans een gelykbeenigen driehoek; de omtrek van den boven Snavel is digt by den Kop met een vlies of beenagtige zelfstandigheid, in kleine vouwen, die, aan elken hoek van den Bek, als 't ware, een roos vormenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 282]
| |
Deeze gebrekkige overeenkomst met den Bek eens Pappegays, die desgelyks een vlies aan het grondstuk heeft, en nog mindere overeenkomst van den dikken hals, en rondagtige gedaante, heeft aanleiding gegeeven tot den naam van Zee - pappegay. Onze Vogel heeft bykans geene Vleugels; in de kleine en scheerende vlugten, welke hy doet, behelpt hy zich met eene sterke beweeging der Pooten, met welke hy niet meer doet dan langs de oppervlakte des waters scheerenGa naar voetnoot(*): dit geeft aanleiding, om te zeggen, dat hy, | |
[pagina 283]
| |
om zich op te houden, het water gestadig met de vleugelen slaatGa naar voetnoot(*). De pennen zyn zeer kort, zo ook die van den StaartGa naar voetnoot(†). De Pluimadie van het geheele lyf bestaat meer uit Dons dan uit weezenlyke Veeren. Wat de kleuren betreft, men verbeelde zich, schryft gesner, een Vogel gekleed met een wit kleed, en daar over een zwarten mantel geslaagen, en een muts van dezelfde kleur, gelyk dit de kleeding is van zommige Monniken, en men zal zich den Zee - pappegay volkomen voorstellen; om die reden heeft men ook aan deezen Vogel den naam gegeeven van het kleine Monnikje, FraterculaGa naar voetnoot(‡). De Zee-pappegay leeft van Zeevisch, Krabben, Zeestarren, en kleine Schulpvisch, welken prooy hy vangt met zich in het water te dompelen, onder 't welk hy zich gaarne eenigen tyd onthoudtGa naar voetnoot(§), en 't geen hem ter ontwykplaats van gevaar dient. Men wil zelfs, dat hy de Raave, zyn vyand, onder het water haaltGa naar voetnoot(**); dit bedryf van kragt of behendigheid schynt boven de lichaams vermogens deezes Vogels, die in grootte een Duif niet overtreftGa naar voetnoot(††). Men moet zulks dan toeschryven aan de wapenen waar mede hy voorzien is; en, in deedaad, zyn Bek is zeer op beschadigen gemaakt door de snydende kanten en het omgekromde einde. De Neusgaten staan digt by de opening des Beks, en doen zich op als twee langwerpige spleeten. De Oogleden zyn rood, boven aan dezelve ziet men een kleine, driehoekige, uitwas; aan het beneden Ooglid is een dergelyk uitwas, maar van eene langwerpige gedaante. De | |
[pagina 284]
| |
Pooten zyn oranjeverwig, voorzien met een vlies van dezelfde kleur tusschen de vingeren. Geen achtervinger vertoont zich. De Nagelen zyn sterk en gekromd. De kort en ver in 't onderlyf verborgen Pooten noodzaaken deezen Vogel om zich recht overeinde te houden; dit maakt zyn gang onvast en waggelendeGa naar voetnoot(*). In gevolge hier van vindt men de Zee - pappegaijen niet op het land, dan wanneer zy in hunne gaten gaan, of in de holen, welke zy op den oever gemaakt hebbenGa naar voetnoot(†). Altoos zyn ze gereed om zich in 't water te werpen, wanneer de stilte der oppervlakte hun daar toe uitnoodigt; want men heeft waargenomen, dat deeze Vogels het niet in 't water kunnen houden, of daar op rusten, dan wanneer de Zee bedaard is; als mede, dat zy, wanneer een storm hun overvalt, 't zy by hun vertrek in den Herfst, of by hun wederkeeren in de Lente, in grooten getale omkomen; de Winden voeren deeze gesneuvelde Zee - pappegaijen op strandGa naar voetnoot(‡), zelfs zomwylen op onze kustenGa naar voetnoot(§), waar deeze Vogelsoort niet dan zeldzaam verschynt. | |
[pagina 285]
| |
Meestal bewoonen de Zee - pappegaijen de EilandenGa naar voetnoot(*) en de Noordlykste punten van Europa en Asia, en waarschynlyk ook die van America: dewyl men ze in Groenland en op Kamtschatka aantreftGa naar voetnoot(†). Hun vertrek van de Orcadische en andere daaromstreeks gelegene Eilanden van Schotland geschiedt geregeld in de maand Augustus, en men verhaalt, dat in de eerste dagen van April 'er eenigen te voorschyn komen, als 't ware om de plaatzen op te neemen, en die naa twee of drie dagen vertrekken, om de groote Bende op te zoeken, welke zy met het begin van May aanvoerenGa naar voetnoot(‡). De Zee - pappegaijen maaken geen nest; het Wyfje legt de eijeren op den blooten grond, in de gaten welke het vindt, of maakt. Niet meer dan één ey wil men dat zy te gelyk leggen, dit is zeer groot, loopt vry scherp aan het eene einde toe, de kleur is graauwagtig met rood gemengdGa naar voetnoot(§). De Jongen, die niet groot of sterk genoeg zyn om den hoop by het vertrek in den Herfst te volgen, worden verlaatenGa naar voetnoot(**), en komen misschien om. Ondertusschen komen deeze Vogelen, by derzelver wederkomst in den Voortyd, niet tot de verste Noordlyke streeken. Kleine Vogelbenden van deeze soort blyven op verscheide Eilanden, of Inhammen, langs de Engelsche kust. Men treft ze met de Pinguins aan op de Klippen by de Engelschen onder den naam van the Needles (de | |
[pagina 286]
| |
Naalden) bekend, aan den westhoek van het Eiland Wight. De Heer edwards sleet verscheide dagen in de nabyheid deezer Klippen, om deeze Vogels waar te neemen en te beschryvenGa naar voetnoot(*). |
|