Zedelyke bedenkingen.
Stelt den Yverigen tegen den Luiaard - gy zult by den eersten alles in orde, en by den laatsten alles in verwarring, vinden. - De eerste is werkzaam, altyd bezig - de laatste zit vadzig zonder iets te doen, en laat den tyd verloopen en nutteloos verloren gaan. - De nyvere man schat de ogenblikken kostelyk en dierbaar, en draagt zorg, dat 'er niet één nutteloos verloren ga. - De dagen, zegt hy, die eens voorby zyn, komen in eeuwigheid niet weêr terug. - De tyd, eens verslonden, is voorby, even als eene ligte schaduwe die verdwenen is, en geen spoor of teken agterlaat. - De nyvere man rekent, dat hy over het tegenwoordige alleen de beschikking heeft, dat het voorledene voorby en weg is, en dat hy mogelyk over het toekomende nimmer eenige beschikking hebben zal. Om deze reden neemt hy met vlyt den tegenwoordigen tyd, die onder zyne beschikking is, waar. - Dan de Luiaard bekreunt zich noch over het voorledene, noch over het tegenwoordige, noch het toekomende. Dat voorby is acht hy zo veel als het ogenblik waar in hy leeft, en dit weer niet hooger dan het geen aanstaande is; dit is de reden, dat de Luiaard den tegenwoordigen tyd laat voorbygaan zonder iets te doen, dan te eten, te drinken, slapen en vadzig te leven. De pogingen des Vlytigen worden gezegend; hy lyd geen gebrek: maar by den Luiaard word de zegen in een vloek verkeerd. Zyne bezittingen verminderen schielyk, en al ras word hy van de armoede overvallen. - Met weinig weet de yverige man veel te doen. Maar de Luiaard is ras met groote schatten arm. De yverige man verwaarloost niets; maar met veele kleinigheden te sparen, en die te pas te brengen, vergadert hy zich rykdommen. - De Luiaard verwaarloost groot en klein; hierdoor maakt hy zich spoedig arm, schoon hy zelfs rykdommen bezeten heeft. - De vlytige man doet winst met zyne geringe en vergaderde schatten, door zyn yver en overleg. De Luiaard verliest met zynen overvloed alles, en word door zyne luiheid dood arm. - Ja het is zo, dat
de ledigheid luiheid, vadzigheid gebrek en armoede, teelt, en dat de vlyt, de naarstigheid, overvloed voortteelt. - Ledigheid baart kwelling, en yver is de milde voortteelster van vermaak en genoegen. - Gaat den Vlytigen na, alle zyne zaken zyn geregeld, zyn huis is zinnelyk en net, zyn huishouden is altyd op orde en geregeld, zyn huisgezin doet alles zonder verwarring. Alle dingen zyn op zyn plaats, of, gebruikt zynde, worden zy weer spoedig in orde op zyn plaats geschikt. - Maar treedt in de