Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe voornaamste byzonderheden wegens de harem by de Turken; en iets wegens de schoonheid der Turksche vrouwen.(Ontleend uit The Natural History of Aleppo, by alexander russel, MD. The second Edition, revised, enlarged and illustrated with Notes, by patrick russel, MD. and F.R.S.)
‘Bekend onder onze Landgenooten is russel's Natuurlyke Historie van Aleppo, vóór veele jaaren vertaald uitgegeeven. De Schryver schonk dit altoos geagt Werk, omtrent veertig jaaren geleeden, aan zyne | |
[pagina 253]
| |
Landgenooten. Die keurige Waarneemer was reeds op eene Tweede Uitgave, met veele Verbeteringen en Byvoegzelen, bedagt geweest. Van deeze zondt hy een Afschrift aan zyn Broeder patrick russel, die, als Doctor, te Aleppo was gebleeven, met verzoek om alle mogelyke aandagt toe te brengen tot het verbeteren der nog overgebleevene gebreken. Niets kwam hier van, geduurende het leeven des Schryvers. Maar Dr. p. russel, in Engeland wedergekeerd, vondt, onder de Papieren zyns overleden Broeders, veel stofs verzameld tot eene nieuwe Uitgave. Deeze met eene groote verscheidenheid van stoffe, zints verzameld, hebben eindelyk de zints lang beoogde nieuwe Uitgave te voorschyn doen komen, die in grootte en prys het dubbele van de voorige uitmaakt, en dus als een geheel nieuw Werk mag aangezien wordenGa naar voetnoot(*). - Onder de veelvuldige vermeerderingen en verbeteringen, heeft de tegenwoordige Uitgeever, zich bedienende van de gelegenheid, welke zyn Beroep als Arts hem aanboodt, zyne eigene en der Leezeren nieuwsgierigheid voldaan met een omstandiger Verslag te geeven van de Harem, of de Verblyfplaatzen der Turksche Vrouwen, dan wy ergens aantreffen, en oordeelen wy den Leezer van ons Mengelwerk geenen ondienst te zullen doen met de voornaamste Byzonderheden van dit Charactertekenende Voorwerp der Oostersche Huishouding mede te deelen; ten vollen verzekerd, dat deeze bescheiden, op getuigenis van eenen zeer geloofwaardigen Man berustende, schoon, in eenige opzigten, van veele andere berigten, deswegen gegeeven, verschillende, hunne aandagt overwaardig zullen bevonden worden: zeer onderhoudend is het Verslag, waartoe wy, naa deeze noodige aanleiding, toetreeden.’
Wanneer de Turksche Dames elkander in den voormiddag bezoeken, leggen zy by de intrede in de Harem den sluier niet onmiddelyk af: want het mogt weezen dat eenigen der Mannen nog t'huis waren, en haar, in 't | |
[pagina 254]
| |
voorbygaan, zouden kunnen zien; maar, zo ras zy het vertrek intreeden van de Dame, welke zy voorhebben te bezoeken, is een der jonge Dames, of eene Slaavin, terstond gereed om den sluier weg te neemen, die zorgvuldig opgevouwen en weggelegd wordt. Het strekt ten teken dat de Bezoekster alleen voorheeft eene korte poos te blyven, als zy, in stede van den sluier over te geeven, alleen haar hoofd ontdekt, en voorts den sluier agtloos by de schouderen neer laat hangen. Dit bedryf veroorzaakt gemeenlyk een vriendelyken stryd tusschen de Bezoekster en de Bezogte; de laatste dringt aan op het wegbergen van den sluier, de eerste weigert de overgave. Een dergelyke tweestryd ontstaat 'er by het eindigen des bezoeks. Wanneer aanhouden de Bezoekster niet kan beweegen om langer te blyven, is de sluier weg; de Dienstboden, des vooraf onderrigt, wenden voor, overal 'er vergeefsch na te zoeken. Als zy dan op de volstrekte noodzaaklykheid van haar heenengaan aandringt, wordt haar te verstaan gegeeven, dat de Aga, of Heer des Huizes, nog niet is uitgegaan, en houdt men haar boertende voor, of zy het hart hebbe om ongesluierd uit te gaan. In de wyze van elkander te ontvangen betoonen de Turksche Dames zich min pligtpleegende dan de Mannen. Haare verwelkomende aanspraaken, schoon op een zwellenden toon gestemd, draagen zy rasser en gemeenzaamer voor. De gewoone groete wordt volbragt met de regter hand op de slinker borst te leggen, en het hoofd een weinig te buigen. Zomtyds groeten zy met een kus op den wang; de jonge Juffrouwen groeten de oudere Dames met een handkus. Zy worden op Koffy en Tabak onthaald; Sherbet en Reukwerk komen alleen, by byzondere gelegenheden, te voorschyn. De groote Heeren worden in de Harem opgepast door Slaavinnen, op dezelfde wyze als in de andere vertrekken door Knegts. Deeze blyven staan in eene nederige houding van oppassen, met de handen kruislings op den gordel, en op den grond neergeslaagene oogen. De andere Dames, zo wel als de Dogters des Huisgezins, brengen, by gelegenheid, Pypen en Koffy; doch blyven niet staan. Zy worden verzogt te gaan zitten, of gaan heen. Dit egter hebbe men van de Grooten te verstaan; want, in 't gemeene leeven, staan beide, Vrouwen en Dogters, | |
[pagina 255]
| |
den Mannen slaafsch ten dienste. Lieden van beiderlei Sexe zitten nimmer by elkander aan tafel. Zeldzaam worden alle de Dames van een Harem, door de Grooten, te zamen gezien, of het moet gebeuren, dat zy, in den Zomer, verrast worden, zittende in de Divan, waar zy zamenkomen om eene koele lugt te scheppen. Op 's Mans inkomen, staan zy alle op, maar, des verzogt zynde, herneemen zy haare plaatzen (eenige van de Slaavinnen uitgenomen), en hervatten haar werk. Hoe druk snappende zy ook geweest zyn vóór des Heeren inkomen, volgt 'er een ontzagbetoonend zwygen op het oogenblik zyner verschyninge: een bedwang, haar te mindér lastig, dewyl zy daaraan van de kindsheid af, als 't ware, gewoon zyn. Het is verbaazend te zien hoe schielyk het geraas der Kinderen ophoudt by de komst van den Vader; maar de Vrouwen klaagen zeer over haar onvermogen om ze te doen zwygen in diens afweezen, of de Kinderen, door dreigen of vleijen, tot bedaaren te brengen. Schoon de tegenwoordigheid van een groot Heer de jongere Dames dit zwygen oplegge, vindt hy altoos eenige der oudere Matroonen gereed genoeg om hem te onderhouden, zo hy anders lust tot kouten hebbe. Op deeze wyze verneemt hy het nieuws van den dag, 't geen, hoe zeer schaars de stoffe des onderhouds by de Mannen, zeer gezogt wordt by de openbaare Baden, en rond verteld door de Vrouwen die Waaren te koop veilen, Pedlers geheeten, en zy die den naam draagen van Bidoween Vrouwen, aan de Harem verknogt. De eerstgemelde, die meestal Joodsche of Christen Vrouwlieden zyn, verzorgen de Dames van Gaas, Neteldoek, Borduurwerk, Snuisteryen, en hebben daarenboven de kunst om geheime historiëtjes te verzamelen, en op te cieren; de laatstgenoemde zyn niet min snapagtig, noch meer geheimhoudend; maar bezitten daarenboven een vergund voorregt om vryuit met de Mannen te spreeken, en zy weeten volmaakt, op welk eene wyze zy deezen moeten onderhouden. Deeze vryheid ontstaat daaruit, dat zy dikwyls gehouden worden als Minnen, waardoor zy een standhoudend verblyf in een Huisgezin krygen; de Zoogzuster blyft in de Harem, en volgt met den tyd de Moeder op. De Grooten spreeken, in deeze ledige uuren, ook van hunne eigene huislyke zaaken, en vermaaken zich met hunne Kinderen. Wanneer zy begeeren meer afge- | |
[pagina 256]
| |
zonderd te zyn, gaan zy na een ander vertrek, waar in geene Dame, dan die aan welke het toebehoort, het zal waagen ongeroepen binnen te treeden. De Turken neemen, in de tegenwoordigheid hunner Vrouwen, een trotscher en agterhoudender houding aan, dan zy gewoonlyk betoonen, en, in hunne wyze van deeze aan te spreeken, zyn zy min beleefd, en brusker, dan onderling, of zelfs met Mannen die zy verre beneden zich in rang schatten. Naardemaal dit dikwerf is waargenomen in Persoonen die uitstaken in heuschheid en minzaamheid van voorkomen jegens de Mannen, mag dit veeleer aangezien worden als hunne gewoone handelwyze, dan toegeschreeven aan de toevallige tegenwoordigheid van een Europeaan: dit wordt wyders bevestigd door het doorgaande gedrag der jonge knaapen, die, op een bevelvoerenden toon, tot de Vrouwen spreeken; iets 't geen zy alleen uit de hun gegeevene voorbeelden kunnen geleerd hebben. De Mannen oordeelen het misschien staatkundig, deeze houding en dit gedrag aan te neemen, in een stand waar men mag veronderstellen dat de heerschappy moeilyker valt te bewaaren, dan onder hunne manlyke afhangelingen; en daarom waagen zy het alleen in uuren van afzondering die beleefdheid te betoonen, welke zy, als iets aan hunne waardigheid ontneemende, voorzigtig oordeelen, in hun algemeen gedrag, te verbergen voor Persoonen, van wier gehoorzaamheid zy gelooven zich alleen te kunnen verzekeren door een voorkomen van stug- en strengheid. De Vrouwen, inzonderheid die van rang, betoonen zich wederhoudend omtrent haare Mannen; terwyl zy een aanhaalende en hartlyke genegenheid laaten blyken voor haare Broeders, schoon deeze dikwyls beantwoord wordt met weinig meer dan een koel welgevallen; even als of der Vrouwen betooning van tederheid eene schatting ware aan der Mannen meerderheid verschuldigd. Nogthans zyn 'er tyden en omstandigheden, waarin de natuurlyke geneigdheid de overhand bekome op deeze koele onverschilligheid der Jongelingen. De zugt van eene Zuster, die zich in ongelegenheid bevindt, of haar kwynen in eenen zieklyken staat, veroorzaakt dikwyls eene ontroering, voor welke zy, als men uit de algemeene schynbaarheden zou oordeelen, wel wenschten onvatbaar te zyn. Zich te gelaaten als of men onaandoenlyk is, maakt een opmerkenswaardige trek uit in het Character | |
[pagina 257]
| |
der Turken. Hier door zyn ze in staat, om, onder den last der knellendste tegenheden, een voorkomen van rustigheid en welgemoedheid aan te neemen, veel grooter dan zy met de daad bezitten; en, by andere gelegenheden, spannen zy hunne uiterste poogingen in, om die aandoenlykheid te verbergen, welke in te volgen, by andere Volken, voor iets loflyks gehouden wordt. Der Turken uitwendig gedrag is over 't algemeen gekenmerkt door deeze gemaaktheid; de weezenlyke aandoeningen hunner zielen, die met de roerzels der algemeene menschlykheid zamenstemmen, zyn meer bedekt voor 't oog der waarneemeren. Lieden van Rang, Mannen die Bedieningen bekleeden, verlaaten de Harem 's morgens vroeg, en brengen, de twee uuren naa den middag uitgezonderd, den meesten tyd door in andere vertrekken. Maar de zodanigen, die weinig bezigheids hebben, de wellustige jonge Mannen van allerlei stand, houden zich veele uuren in de Harem op. Eenige toegeevenheid heeft hier plaats voor de jongen, eenige weeken naa dat zy in den Egt zyn getreeden; maar een verwyfd character, 't welk in geenen deele agting heeft onder de Mannen, is verre van gevallig te weezen by de Vrouwen. De tegenwoordigheid van den Man, op ongewoone tyden van den dag, brengt de geheele Harem in bedwang, en hoe zeer de eene of andere begunstigde in het Vrouwentimmer genoegen moge scheppen in de byzondere aandagt, welke haar Heer ten haaren opzigte betoont, beklaagen zich de overige Vrouwen, wegens het gemis van haare vryheid, door dit veelvuldig en lang t'huis blyven. De Grooten, indien zy eene ligte ongesteldheid hebben, blyven gezelschap zien in andere vertrekken; doch wanneer de ziekte ernstig wordt, begeeven zy zich in de Harem, om opgepast te worden door hunne Vrouwen. Te deezer gelegenheden kunnen, behalven de Geneesheeren, en zeer nabestaande Bloedverwanten, geen menschen by hun toegang krygen, dan alleen in de dringendste gevallen. Zy doen eene keuze onder de Vrouwen van de zodanige, die zy meer onmiddelyk by zich ter oppassinge verkiezen; en ééne wordt byzonder gekoozen om een berigt te geeven aan den Arts van 't geen 'er is voorgevallen in den tusschentyd zyner bezoeken, om diens onderrigtingen te ontvangen, en toe te zien | |
[pagina 258]
| |
dat alles, naar eisch der voorschriften, worde in agt genomen. Geneeskundigen, 't zy Europeaanen of Inboorelingen, hebben toegang in de Harem, ten allen tyde dat hun oppassen vereischt wordt. De Arts, naa aangediend te zyn, moet aan de deur wagten tot de baan klaar isGa naar voetnoot(*); dat wil zeggen, tot dat zyn Patient, als het eene Vrouwe is, haar gezelschap en oppassters, en andere die in de vertrekken zyn mogten, door welke hy heen moet, zich met den sluier gedekt hebben, of weggegaan zyn. - Hier op wordt de Arts na het vertrek der Zieke gebragt door eene Slaavinne, die voortvaart om met eene luide stemme diens komst aan te kundigen; uitschreeuwende: Dirb! dirb! al hakeem Gia-y! - ‘Weg! weg! de Doctor komt!’ eene voorzorg, die niet altoos voorkomt, dat ongesluierde Dames, die dit niet gehoord hebben, toevallig het voorhof overloopen: in welke gevallen het eenen welleevenden Arts voegt de oogen elders heenen te wenden. De kamer intreedende, vindt de Doctor de Zieke bedekt met een los overgeslaagen sluier, en dewyl het een algemeen aangenomen denkbeeld is dat de ziekte uit de Pols kan gekend wordenGa naar voetnoot(†), is de Arts niet gezeten of de bloote hand wordt ter polsvoelinge aangeboodenGa naar voetnoot(‡). Als dan beschryft de Lyderesse haare kwaal, en indien het noodig is de Tong te zien, wordt de sluier ten dien einde opgeslaagen; terwyl de Oppassters het overige des | |
[pagina 259]
| |
aangezigts, en byzonder de kruin des hoofds, zorgvuldig bedekt houden. De Vrouwen maaken geene zwaarigheid altoos, om den nek, den boezem, te ontblooten, ingevalle het noodig is die lichaamsdeelen te beschouwen; doch nimmer, dan met veel betoons van wederzin en weigering, geeven zy toestemming om het hoofd te ontdekken. Dames, die ik van zeer jong af gekend hadt, en die, door eene langduurige verkeering, geen zorg altoos droegen om haare aangezigten voor my te bedekken, vertoonden zich nimmer zonder neusdoek, of eenig ander ligt bedekzel over 't hoofd geslaagen. Zo verre ik uit dit zo zeer algemeen gebruik kon oordeelen, scheen het, in 't stuk van welvoeglykheid, van meer aanbelangs gerekend te worden, het Hoofd, dan het Aangezigt, te bedekken. Doorgaans wordt de Arts onthaald op Tabak en Koffy; dit, als een betoon van agting aangeboden wordende, kan de Arts niet welvoegelyk afslaan; schoon die beleefdheid aanleiding geeve tot een te ruim gebruik van beiden. Naa dat hy zyn Zieke bezogt en de noodige onderrigtingen ten haaren opzigte gegeeven heeft, verzoekt hy te mogen vertrekken; doch zelden staat het hem vry heen te gaan zonder de veelvuldige klagten gehoord te hebben van alle zieklyke Bewaaksters der Kranke, die 'er zich tegenwoordig bevinden, of alreede gesluierd zitten te wagten, of spreeken van agter een gordyn, te dier gelegenheid in de Ziekenkamer gehangen. Deeze Dames oordeelen zich altoos geregtigd tot het ontvangen van eene mondlyke raadgeeving, of ten minsten om het gevoelen diens Doctors te hooren over de Geneesmiddelen haar door anderen voorgeschreeven. Een voornaam gedeelte van de Geneeskunde by de Turksche Doctors bestaat in de bekwaamheid om zich behendig te kwyten ingevalle van dusdanige tusschenbeide komende raadvraagingen. In Huisgezinnen, waar men gewoon is een Europischen Arts te gebruiken, wordt hy, wanneer zyne Lyderesse aan de beterhand is, zomtyds verzogt zyn Bezoek te rekken, en de nieuwsgierigheid der Dames te voldoen, die hem ontelbaare vraagen doen wegens zyn Land en Volk. Bovenal betoonen zy zich nieuwsgierig na de Leevenswyze van de Vrouwen der Franken, derzelver Kleeding, Bezigheden, Huwelyken, Opvoeding der Kinderen, Vermaaken en Uitspanningen. In vergelding van | |
[pagina 260]
| |
het onderrigt, op deeze stukken haar gegeeven, zyn zy zeer aartig spraakzaam, en spreiden bekwaamheden ten toone, die, zeer luttel te danken hebbende aan kunstige aankweeking, als 't ware, zich natuurlyk ontwikkelen, onder eenen helderen hemel, en den invloed eener allergunstigste lugtstreeke. De vraagen, welke zy voorstellen, zyn doorgaans zeer gepast, en de aanmerkingen, die zy maaken op zeden en gebruiken zo wyd en verre van de Turksche verschillende, zyn dikwerf geestig, en vol blyken van oordeel. Wanneer de Visite eindelyk is afgeloopen, wordt 'er weder kennis gegeeven om de baan klaar te maaken; de Arts gaat heen, even als by 't inkomen, door eene Slaavin voorgegaan. Doch het gebeurt zelden, dat hy niet meer dan ééns opgehouden wordt door eenige der Bedienden, die op zyne wederkomst wagten. Want, hoe gering derzelver ongesteldheid ook moge weezen, is de verzoeking, om des by den Arts te klaagen, onwederstaanbaar. Deeze Meiden hebben zelden eenig ander hoofd- of aangezigt-bedekzel, dan een zakdoek over 't hoofd geworpen, waar van zy een slip in den mond vasthouden; maar, om zelfs deeze moeite voor te komen, plaatzen zy zich veelal agter een deur of vensterslag half geopend, in welken stand zy de hand uitsteeken om de pols te laaten voelen. Zomtyds gebeurt het, dat eene andere hinderpaal moet te boven gekomen worden, eer men de buitendeur bereikt. Deeze ontstaat daar uit, dat eenige der jonge Dames of Slaavinnen, die op het voorplein bezig zyn, voluit weigeren den sluier om te slaan, of te vertrekken. Dit geschiedt alleen uit boertery, om de geleidster te plaagen, en te noodzaaken te blyven wagten. Te vergeefsch roept zy dirb! ‘weg!’ Te vergeefsch maakt zy beurtelings gebruik van smeeken, dreigen en verwyten, tot dat zy, alles vrugteloos vindende, eene heusche waarschuwing doet, en een list gebruikt die nimmer faalt. Zy treedt voorwaards, en verzoekt den Doctor te volgen. Hier op volgt een algemeene vlugtparty. Zy vlieden allerwegen heen, en vatten alles aan wat 'er voorkomt, 't geen op eenigerlei wyze tot een sluier kan dienen, of tragten zy de een zich agter de ander te verbergen. - Dan het is alleen wanneer geen der Mannen t'huis is, dat deeze grap plaats grypt. Wanneer de Arts door den Aga zelve uitgeleid wordt, gaat alles met behoorlyke | |
[pagina 261]
| |
stilte toe, en in de Ziekenkamer is 'er niemand, buiten de oude of getrouwde Bloedverwanten, die zich in 't gesprek mengt. Dan het gebeurt zeldzaam dat de Aga zelve die moeite neemt, naa eenige weinige der eerste bezoeken, uitgenomen wanneer de Doctor daar ten hize een vreemdeling is. De Turksche Vrouwen, op dat wy 'er dit nevens voegen, zyn in haar persoon eer bevallig dan schoon. In de vroegste jeugd mogen zy den naam van schoonheden draagen, doch dit voorregt verdwynt als zy eenigzins in jaaren klimmen; nogthans behouden zy altoos dat fyne doordringend oog, en veele ten einde toe de keurige weezenstrekken, schoon zy de bevallige kleur derven. Zy draagen geen keurslyven, en neemen geene moeite altoos om haare gestalte te bewaaren. Over 't algemeen zyn ze klein van gestalte, en die eenigzins lang vallen, gaan meest bukkende. De Vrouwen van rang neemen een staatig voorkomen aan; doch gaan onbevallig; en de houding haarer lichaamen heeft geheel niets van die losheid en zwier, aan welke het oog der Europeaanen by de Vrouwen gewend is. - De Kleeding, in welke zy buiten verschynen, is niet geschikt om haar persoon bevalligheid by te zetten; de sluier benadeelt het zien van haare gestalte; de beenen zyn onvoegelyk bedekt door de laarzen; en zelfs zonder deeze is de beweeging der voeten niet zo bevallig en los als die der armen. Dit is de reden, dat de Turksche Vrouwen zich op het allervoordeeligst vertoonen, wanneer zy op de Divan zitten. De voorbygaande wyze, op welke de Turksche Vrouwen alleen door Vreemdelingen kunnen gezien worden, maakt het bezwaarlyk, zo niet ondoenlyk, bepaald te spreeken van haare schoonheid, in vergelyking met die der Vrouwen by andere Landen, die men gemeenzaamer ziet. Haare kleeding en sluier, die zo veel nadeels aan de gestalte toebrengen, brengt mogelyk (de laatste inzonderheid) iets toe om het uitzigt kragt by te zetten. - Ik heb gelegenheid gehad om veele Turksche Vrouwen te zien, en keurde dezelve in 't algemeen fraaijer dan de Christen en Joodsche Vrouwen; doch wel eens kwam de bedenking by my op, of dit gunstig oordeel niet eenigermaate moest toegeschreeven worden aan het deels beschouwen van het geheel, of, wanneer het ge- | |
[pagina 262]
| |
heel ontdekt was, zulks geschiedde op eene wyze, die iets tot het verheffen der schoonheid toebragt. Dit gaat zeker, dat veele, wier gelaat ik, in den eersten opslage, als zeer schoon aanmerkte, door een dunnen sluier bezien, niet weinig, by eene voller ontdekking, verlooren. |
|