Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Manasse's afgodendienst en berouw.
| |
[pagina 226]
| |
onmiddelyk verbonden was, 't geen Vrede en Waarheid in de dagen van hiskia gaf, zou ons ligt hoope doen scheppen op eene volduuring van dien steun des Volksgeluks - hoope dat de Throonopvolger van dien waardigen Vorst, 's Vaders braave voetstappen drukkende, het Volksheil bestendig zou maaken. Maar, droeve wisselbeurtigheid van het lot der Volken! Gelyk hiskia, ten goede, het tegenbeeld was zyns in alle Godloosheid uitgeleerden Vaders, zo strekte diens Zoon manasse ten tegenbeeld diens waardigen Vaders, wiens leevensdraad zich niet lang genoeg rekte om hem ten waardigen Throonopvolger te vormen. Volgens het berigt des Geschiedschryvers, in het XXI Hoofdst. van het 2 Boek der Koningen, 't welk wy thans zullen bespiegelen, verloor manasse, slegts de eereste kindschheid ontgroeiden ouderdom van twaalf jaaren bereikt hebbende, te vroeg den Man, die hem op 't spoor van den Godsdienst, en 's Volks gelukkigmaaking, zou hebben kunnen leiden. In deezen ontluikenden Leeftyd, zo vormbaar ten goede en ten kwaade, vondt hy zich verstooken van zulk een Leermeester, van zulk een Voorbeeld, en viel ongelukkig meest in handen van Bedervers zyner Beginzelen en Zeden. Zo lang hiskia leefde, vertoonde zich Hof en Hofgezin, 's Vorsten voorbeeld volgende, den waaren Godsdienst toegedaan. - Afgodery met Zedeloosheid, haare onafscheidelyke Gezellinne, durfden zich nergens vertoonen. Dan, ontbrak het ten Hove, en in het Ryk, niet aan heimlyke Begunstigers van dit Staatsmisdryf; aan lieden, die de dagen van achas wenschten herbragt te zien; die den dag des doods van hiskia als een blyden dag aanschouwden; daar dezelve hun gelegenheid gaf, om, van 't ontzag en bedwang diens voor den waaren Godsdienst yverenden Vorsts ontheven, het duslang gedwongen gedraagen masker af te ligten; en, met versmaading van den éénen waaren god, tot de onzinnigheid der dwaasheid der verbanne Afgodery te vervallen, en dit wangedrocht, uit dwaasheid en boosheid voortgesprooten, weder in te voeren. Om in dit snoode plan te slaagen, weeten de na die verandering staande Hovelingen het zo te beleggen, dat het Ryksbestuur, geduurende 's Vorsten nog eenige jaaren | |
[pagina 227]
| |
duurende minderjaarigheid, als mede de Opvoeding deezes ten Throon bestemden Kinds, althans voor 't grootste gedeelte, in hunne handen viel. Men mag op gronden van Menschkunde, schoon de Geschiedenis des zwyge, vaststellen, dat lieden van den boven aangeduiden stempel niet onmiddelyk naa hiskia's dood het masker weggesmeeten, en zich openlyk, als Versmaaders van den herstelden en in zwang gebragten zuiveren Godsdienst, vertoond hebben. Wereldwyze Staatkunde, die altoos tykavelt, is te door- en omzigtig tot het doen van zulk een verhaasten, en eigen plan verpletterenden, stap. Ondermynend, dat ik my zo uitdrukke, gaan deeze snoode Vorst- en Rykbedervers te werk, in het boos hun streelend vooruitzigt, dat de volgzaame manasse, meest door hunne handen gevormd, ten eenigen tyde, hunnen arbeid zal bekroonen, en het zegel van Vorstlyke Goedkeuring daar op drukken. Te deezer oorzaake mogen wy vrylyk veronderstellen, dat, schoon, naa hiskia's dood, de herstelde Godsdienst eenigen tyd in stand bleef, dezelve van lieverlede aan 't verflaauwen en kwynen sloeg, door het missen van voegelyken onderstand, en het derven van noodige aanmoediging. - Verflaauwing, de heillooze Moeder van Onverschilligheid, beheerscht de Hoofd- en Hofstad - dat ligt besmettend euvel breidt zich allengs over het Ryk uit - het neemt toe - het krygt de overhand. - - Onverschilligheid, die vergevorderde schrede tot Ongodsdienstigheid, vermeestert de harten - deeze worden vaten ontvangbaar voor het aanneemen van alle veranderingen, die eene onmiddelyke strekking hebben om op de zinnen te werken, en de laagere driften volop voldoening te verschaffen, of althans deeze, in groote en opgehoopte maate, aan den zinlyken Mensch te belooven. De Ryksgrooten en Bewindvoerders, die deezerwyze het Volk ter verwaarloozing van den Godsdienst en ten afval van denzelven leidden, lieten inmiddels niet naa het Verstand te verdonkeren en het Hart te verpesten van hunnen Vorstlyken Kweekeling; althans eenen meerderen invloed op hem te verkrygen en te behouden dan anderen, dan de Propheeten, die toen leefden, en niet volstrekt van 't Hof, of ook van zyne Opvoeding, verwyderd waren, en manasse tegenovergestelde beginzels poogden in te boezemen. - Beginzels, voor welke hy niet onvatbaar | |
[pagina 228]
| |
was. - Beginzels, die wortel moeten geschooten hebben, ondanks alle werkzaamheden ten tegendeele: immers wy zullen dezelve zien boven komen, en vrugt draagen. Zo veel oordeelde ik noodig te melden, ter aanvullinge van 't verhaal wegens den jeugdigen leeftyd des Zoons van hiskia en hephzi-ba, die, in het voor ons liggend Geschiedboek, onmiddelyk te voorschyn treedt als de Godvergeetendste Vorst, die ooit te Jerusalem ten Ryksthroon steeg, en wiens Afgodische Gruwelen van het 2 tot het 7 Vers vermeld worden. De dag zyner Throonbeklimming was de dag van den val des waaren Godsdiensts. Het begin zyns Ryksbestuurs levert een tafereel op volmaakt het tegenovergestelde van 't geen wy onlangs van dat zyns Vaders ophingen. Zonder ons aan eenige vergrooting schuldig te maaken, mogen wy zeggen, dat hy, niet te vrede met de haatlykste der voorige Koningen, in boosheid, in Afgodery, in heiligschennis en dwinglandy, te overtreffen, alle zyne poogingen in- en zamenspande, om het geheele Herstellingswerk zyns Vaders te bederven. Zo zeer als die goede Vorst, by het aanvaarden zyns Ryksbewinds, zich bevlytigd hadt om den Afgodendienst te verdelgen, en den Eerdienst des éénen waaren gods te herstellen, zo zeer was manasse in de weer, om den waaren Godsdienst uit te rooijen, de Deugd te verkragten, de oude verfoeizelen der Drekgoden te doen herleeven, en zelfs nieuwe daar aan toe te voegen. - - - Dat dit geen grootspraak of te zwaar en te zwart gekleurd is, wyzen de reeds aangeduide Verzen, manasse's gruwelen beschryvende, ten vollen uit. De Leezer zal my wel willen verschoonen van eene verklaaring te geeven deezer meest alle zo dikwyls in de Gewyde Geschiedenis vermelde gruwelen. - Hy zal zich, hoopen wy, vergenoegen met een korte voordragt, die deeze aaneenschakeling van wanbedryven in hellen dag zet, en het verzwaarende daar van onder het oog brengt. - Te meer zal ik hier mede volstaan kunnen: dewyl de aart deezer voordragt niet gedoogt, dat wy ons inlaaten tot een Oudheidkundig Onderzoelk van deeze en geene duistere byzonderheden, 't welk in 't einde tog op een enkel misschien zou uitloopen. De gebruikte benaamingen hebben zo veel roests der Oudheid, dat de scherpste vyl der Oudheidkunde 'er verstompt op afstuit. | |
[pagina 229]
| |
Manasse, 's Vaders werk verdelgende, voerde niet alleen de Afgodery van achas weder in; maar streefde dien reeds zo snooden Grootvader voorby in het pleegen van alle Heidensche gruwelen, rechtstreeks ingerigt om den waaren Godsdienst, in 't Joodsche Land, te onder te brengen, en op de puinhoopen van dien verdelgden Godsdienst het gebouw der snoodste Afgoderye op te rigten. - Achas hadt alleen 's Heeren Tempel toegeslooten; manasse maakte 'er daadlyk een Afgoden Tempel van; in het Heiligdom zelve plaatste hy zyn meestgeliefde Afgodsbeeld; in beide de Voorhoven van dat Godshuis stonden en rookten de Altaaren voor de Baälim, en al het Heir des Hemels.
Overheerlyk drukt onze Abtswoudsche Dichter dit uit, als hy zingt: Hiskias deugt en trou had Judaes erf geveiligt,
Godts Kerk en Stadt geheiligt.
Manasse, los van ziu,
Haalt Baäl, Astaroth en Dagon heilloos in;
Hy voert der Goden beelt flux over Levys drempel
In Godts gewyden Tempel.
Een stoet van Tovenaars, Waarzeggers en Bezweerders; een stoet van de snoodste Bedriegers, Vorst- en Volkverleiders, omringden den Afgodischen Koning, die niet schroomde tot het verregaandst uiterste der Afgoderye te komen, en zyne Kinderen, ter eere van Moloch, door diens gruwel-vuur te doen gaan. - Manasse's voorbeeld, en dat zyns Hofgezins, werkte zo sterk op de Jerusalemmers en de verdere Inwoonders van Judea, dat Stad en Land vervuld wierd met Offerhoogten, met Afgoden, met lichtschuwende en der dartelheid toegewyde Bosschen. Alle strekkende om geen gruwelen en ongebondenheden, den waaren Godsdienst en goede Zeden ten verderve, in onbruik te laaten; God- en Zedeloosheid, door geheel het Ryk heenen, niet alleen voet, maar ook wasdom en sterkte, te geeven. Een bedryf, in alle opzigten, zo strydig met gods oogmerken in de ten Throonheffing van david en diens Huis, als ons in het 7 en 8 Vs. wordt voor oogen gesteld, en beslooten met deeze alles bevattende betuiging - manasse deedt ze dwaalen, dat zy erger deeden dan de Heidenen, die de Heere voor het aangezigte der Kinderen Israëls verdelgd hadt. | |
[pagina 230]
| |
In deezen hoogstbedorven staat, ontbrak het niet aan Propheeten, die Vorst en Volk dit Godsdienst verdelgend Misdryf onder 't oog bragten; en, van 's Hemels wege, aankondigden, dat hierom Jerusalem en Judea de zwaarste rampen zouden treffen. - Rampen van zulk eenen ontzettenden aart, dat het hooren daarvan elk met de grootste ontzettinge zou vervullen, aangeduid door de veelbeduidende spreekwyze, dat hem beide de ooren zouden klinken. - Allersterkst zyn de Figuuren, waar onder dit volstrekt Land- en Volksbederf wordt afgebeeld. Ik zal, luidt 's Heeren bedreiging, over Jerusalem het Meetsnoer van Samaria trekken, als mede het Pasloot van het Huis Achabs. - Ik zal Jerusalem, het verontheiligd Jerusalem, uitwisschen gelyk men een schotel uitwischt; men wischt ze uit, en keert ze omme op haare holligheid, zo dat 'er niets in overblyve. - Voorts bedreigde de Allerhoogste eene volstrekte verlaating van het overblyfzel zyns Etfdeels, en eene volslagene overgifte in der Vyanden hand. Ontzettende bedreigingen, in de daad! doch, door overgegeevene boosheid, voor manasse niet ontzettend; maar veeleer geschikt, om misnoegen, haat, woede en vervolgzugt, te verwekken, in een van Godsdienst ledig hart. - Dit greep met de daad plaats. Propheeten, die dit spelden, Inwoonders van Jerusalem, die deezer zyde en zich van de smette der Afgodery vry hielden, werden eerlang de voorwerpen van 's Boosaarts woede.
Dat wy hier poot anderwerf hooren: Hy doopt en verft verwoed
Zyn Godtvergeete hand in hun onschuldig bloed;
En wie 'er vlytig treedt op 't wandelpad der vroomen
Moet voor zyn wreedheit schroomen
En knielen voor zyn zwaert.
Is zulk een Aertstyran den naem van Koning waert?
Jerusalem wordt een bloedbad! - Eyslyk Monster! - Manasse, gy hebt reeds betoond, dat ook de Veelgodendienaar het lemmer der Vervolginge kan doen rooken van onschuldig martelbloed! - Of hy, gelyk de overleevering wil, den Propheet jesaïa gemarteld en wreedlyk aan stukken gezaagd heeft, kunnen wy met geene | |
[pagina 231]
| |
zekerheid altoos op de lyst zyner gruweldaaden aanschryven. Pleegden wy alleen raad met het berigt in het 2 Boek der Koningen, dan zouden wy, naa het melden deezer schriktooneelen, manasse zien sterven, en in den loop zyner ongeregtig- godloos- en wreedheden omkomen. - Doch in het 2 Boek der kron. XXXIII Hoofdst. vinden wy, ten zynen opzigte, meer vermeld, en moeten derwaards uwe aandagt leiden. Wy laaten het der gewyde Oordeelkunde aanbevolen, te onderzoeken en op te geeven de redenen waarom wy een zo aanmerklyk deel van deezes Vorsten leeven in het Boek der Koningen niet vermeld vinden; ons vergenoegende met dit aanvulzel hier te plaatzen. Sennacherib's Throonopvolger, essarhaddon, op Ryksvermeerdering gezet, zogt de Landen in Syrie en Palestina, van het Assyrische gebied verlooren, te herwinnen; en 'er nog andere vermeesteringen aan toe te voegen. - Het gelukte hem dit plan te volvoeren, en de voorheen overgebleevenen der Tien Stammen in gevangenis te sleepen. De Overwinnaar wilde ook Judea onder gehoorzaamheid brengen. - Manasse, thans in het XXII jaar zyner Regeeringe, meest in dartle verwyfdheid, naa de gepleegde wreedheden, gesleeten, was de Krygsheld niet, en geenzins in staat om den Krygsoversten des Assyrischen Konings te wederstaan. - Het schynt, dat hy, naa een vrugtlooze kortstondige tegenweer, overwonnen, en op de vlugt gedreeven, zich in een Doornbosch zogt te verschuilen, daar hy nogthans betrapt werd, volgens onze overzetting. - Anderen denken, dat dit beter vertaald wordt zy slooten hem in eene kooi. Eene wreedheid, eene bespotting, door de Asiatische Vorsten te meermaalen aan gevangen Koningen, by hunne wegvoering, gepleegd. - Wat hier van zy. Zeker gaat het, dat hy, zwaar met ketenen belaaden, na Babylon gevoerd, en, dus schandlyk vernederd, essarhaddon overgeleverd en in den kerker geworpen wierd. Dagen van Vernedering, van Nadenken! In die treurige oogenblikken komen hem alle de gepleegde gruwelen voor den geest; en waaren, als schrikbeelden, rondsom hem in den akeligen kerker. - Thans herleeven in zynen geest de lessen, hem in zyne vroegste jeugd ge- | |
[pagina 232]
| |
geeven; en doen hem een berouwvol Gebed uitboezemen. Of 't geen wy in de Apocryphe Boeken, onder den tytel van manasse's Gebed, vermeld vinden, egt zy, laaten wy aan zyne plaats; dit alleen aanmerkende, dat het gestemd is op den toon eens zich vernederenden Boosdoeners, die, door overmaat van druk gepraamd, tot zichzelven komt, en in wiens geest langen tyd bedolven Godsdienstige denkbeelden weder opwellenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 233]
| |
Zyn Gebed vondt verhooring; en hy genade in 't oog zyns Overwinnaars. Manasse wordt, van de klemmende en zwaar vallende ketenen ontheven, uit de gevangenis geslaakt. Hy keert, naastdenklyk onder zeer vernederende voorwaarden, na zyn Ryk en Hofstad weder. Hoe lang zyne Gevangenis duurde is niet wel te bepaalen. Alle omstandigheden wyzen uit dat ze kort geweest hebbe. - Sebna, de snoode sebna, een der Verleideren van 's Vorsten jeugd, met zynen Meester gevangen, bleef 'er tot zynen dood toe. Manasse, wedergekeerd, nam geheel andere maatregelen; en was de voorheen, om des snooden sebna's wille, verstooten braave eliakim, van wien wy by jesaïa in het XXII H. leezen, 's Vorsten rechterhand. Deeze braave onder de Hovelingen (een zeldzaam verschynzel!) was den wedergekeerden en nu Godsdienstig geworden Vorst behulpzaam in het verfraaijen en uitleggen der Hoofdstad; dan nog veel meer in het verdelgen van alle de Afgodsbeelden, die dezelve ontluisterden en onteerden; in het herstellen van den waaren Godsdienst, welke, naa die zuivering, met dank- en lofofferen daar werd ingevoerd, en ook elders in het Ryk.
In het meer aangetoogen Dichtstuk van poot vinden wy dit treffend afgemaald. Godts goetheit voerde voorts den eertyds laffen Koning
Te Salem in zyn wooning.
Zyn Godtsvrucht kreeg haer loon;
Hy steeg ten tweedemael op Judaes hoogen troon.
ô Wonderlyk tooneel van 's Waerelds wisselingen
En Staetsveranderingen!
| |
[pagina 234]
| |
Het wankelbaer geluk
Greep nu een vasten stand, en troostte 's lyders druk.
Men zag uit dankbaerheit de vorstlyke offeranden
Op Godts altaeren branden.
Manasse zwom in vreugd
En Juda vondt in hem 't verloren beelt der deugt.
De dagen van hiskia herleefden. Manasse bragt den overigen tyd zyner Regeeringe in ongestoorden voorspoed door. Langer dan een der Koningen die vóór of naa hem op den Throon van david gezeten hebben, bekleedde hy dien, voor eenen korten tyd verlaaten, Rykszetel volle vyf en vyftig jaaren. Zo lang een Regeertyd, in zo weinig woorden beschreeven als de Gewyde Geschiedenis die opgeeft, kan niet dan zeer oppervlakkig vermeld zyn. - Wy hebben 'er van gemaakt dat wy voegzaamst oordeelden voor ons Tafereel. |
|