| |
| |
| |
Bedenkingen, wegens de vorming van de zo zeer ongeregelde oppervlakte der aarde.
Door Albanis Beaumont.
(Ontleend uit Travels through the Maritime Alpes from Italy to Lyons, acros the Col de Tende, by the Way of Nice, Provence, Languedoc, &c. with Topographical and Historical Descriptions. To which are added some Philosophical Observations on various Appearances in Minealogy found in those Countries. By albanis beaumont.)
‘De Heer beaumont, die, in vroegeren tyde, zyne Reize uitgaf door de Rhaetische Alpen, heeft onlangs daar aan toegevoegd zyn Reistocht door de aan Zee gelegene Alpen van Italie tot Lyons, langs den op den Tytel aangeweezen weg. Deeze Heer schynt zich op de kennis der Alpen even zeer toegelegd te hebben, als Sir william hamilton op de Vulcanos. Zyne uitgegeeven Werken zyn fraay en kostbaar; het hier boven aangeduidde, in den Jaare 1795 uitgekomen, kost 5 l. 5 f. Uit een Werk, 't geen dus voor allen niet, en voor de Boekeryen van Ryken alleen, geschikt is, agten wy het niet ongepast een opmerklyk gedeelte in ons Mengelwerk over te neemen; een gedeelte, 't welk ons met eenen opslag onder 't ooge brengt des Schryvers Gevolgtrekkingen en Waarneemingen, opgemaakt uit het geen hy in 't geheele Werk vermeld hadt. Zie hier dezelve.’
In het denkbeeld, dat men veelligt van my verwagt, dat ik eenige algemeene Gevolgen zal afleiden uit de voornaamste Verschynzelen in myn Werk over de aan Zee gelegene Alpen, en wel inzonderheid met betrekking tot de Theorie van de vorming der ongeregelde Oppervlakte des Aardryks, ten minsten van dat zonderlinge gedeelte, door my zo herhaalde keeren bezogt, heb ik het gewaagd, 'er eenige Waarneemingen aan toe te voegen, welke my dunken de byzondere aandagt
| |
| |
der Wysgeeren te verdienen, als mede de Gevolgen, welke, myns bedunkens, daar uit mogen afgeleid worden.
Ik heb, nogthans, niet ten oogmerke te spreeken van de eerste en groote Omwenteling door onzen Aardbol ondervonden by de formeering van het Vasteland; dat is, op het tydperk, toen de wateren denzelven meer dan tweeduizend vierhonderd en vyftig Toises overdekten, en welke bykans de tegenwoordige hoogte is van de Granithoopen der Alpen, als Mont Blanc, Mont Rose, enz. Met één woord van den tyd wanneer zy geheel gedompeld lagen onder dat Element, en zichzelven vormden, of door Crystallisatie, of door Precipitatie. Ik bedoel alleen te spreeken van die Verschynzels, welke betrekking hebben tot de laatste overstrooming, door ons Vasteland ondergaan, en welke blykt gedeeltlyk geweest te zyn.
I. Uit de verbaazende Landophoopingen, reeds gevormd, en die steeds aanwinnen by den mond van de Pô, uit groote verandering of groote verscheidenheid voorkomende in de onderscheide beddingen van zand, gruis en groeizaame aarde, die thans de oevers van die zeldzaame Rivier vormen. Uit het aantal beddingen van Zee- en Rivier-Schulpen, welke op zommige plaatzen van elkander gescheiden, op andere verward ondereen gemengd liggen, van Cremona tot de Zee; eindelyk uit de toeneemende vermindering, welke het water van de Pô ondergaat, naar gelange de lange Valei van Lombardye verbreedt, en de Zee nader komt, leid ik deeze gevolgen af. - Vooreerst, dat het gedeelte der Valei, 't welk ten oosten van Cremona ligt, den oorsprong of aanwas niet kan verschuldigd zyn dan aan de aardagtige stoffe, steeds nederwaards gebragt en naagelaaten door die Rivier, welke, naar allen schyn, in vroegeren tyde, veel grooter was, dan tegenwoordig. - Ten tweeden, dat de Zee ten eenigen tyde deeze vrugtbaare vlakte overdekte, en dat het grootste gedeelte van Lombardye mag aangemerkt worden als een overwinst op dat Element gemaakt, door eene menigte brokken afgerukt van de keten Bergen van de eerste en tweede soort, die in 't eerst weggevoerd werden door de Zee by derzelver laatste afwyking, en toen weggevoerd door het water van de Pô, welke eenigermaate nog voortvaaren met dezelve aan te voeren, als
| |
| |
boven gemeld is, door middel van de veelvuldige overstroomingen, veroorzaakt door het overvloeijen van de Pô in de streeken van Ferrara en Bologna, welke toeneemen door de drift der Inwoonderen deezer streeken, die ongelukkig het zich onderwinden, om de wateren van die ontzaglyke Rivier al te schielyk door dammen en dyken te bedwingen.
II. Uit de rigting der Valei van Lombardye en van alle de Valeien van den tweeden rang, welke daar in uitloopen; uit het verbaazend verschil in de hoogte van deeze Valeien van den tweeden rang, gelegen aan den voet der Alpen, als mede uit derzelver getal, in vergelyking met die ten westen en zuidwesten van dezelfde Bergen; uit derzelver ongeregelde gedaante, aantal en verbaazend groote afgebrookenheid, welke men desgelyks aantreft in de bergen van den tweeden en derden rang, aan den Oostkant der Granithoogten, in vergelyking met die van denzelfden rang in 't Westen; met één woord uit de kalkagtige keten van heuvelen die geheel Lombardye omringen; denk ik te mogen afleiden. - Vooreerst, dat de beweeging der Zee in derzelver eerste verwisseling eene rigting hadt van het Westen na het Oosten. - Ten tweeden, dat dezelve eerst tot eene groote hoogte oprees; 't geen ten vollen schynt bevestigd te worden door de kalkagtige stoffe, Zeeschulpen bevattende, die men nu vindt, liggende op eenige der eerste rotzen van de Alpen. - Ten derden, dat de beweeging en teruggang in 't eerst zeer snel waren. - Ten vierden, dat de Zee, gereezen zynde boven de vlakten, welke de hooge Valeien van de Alpen vormen, zich naderhand na den Oostkant nederstortte; door de zwaarte, en de snelheid, de Valeien groevende, welke aan derzelver voet liggen; schendende en medevoerende de Bergen van den tweeden rang, die in den doortogt kwamen. - Ten vyfden, dat de Zee, in vervolg van tyd, in beweeging afgenomen zynde, door het bezakzel, de Schift en Bergen van den tweeden rang gevormd heeft, welke eene soort van riem beschryven om de vlakte van Lombardye; in 't kort - ten zesden, dat de Zee blykbaar een veel langer tyd bleef op de West- dan op de Oostzyde.
III. Uit de verbaazende klompen van Granit en oorspronglyke Rots, welke thans op zichzelve verstrooid
| |
| |
liggen op den top van verscheide hooge kalk- schift- en zandagtige heuvels in Piedmont, met welke zy geen de minste overeenkomst hebben, word ik natuurlyk opgeleid om te gelooven, vooreerst, dat de grond van het bovenste gedeelte der Valei van Lombardye, ten naasten by, zo hoog was als de toppen deezer heuvelen tegenwoordig zyn, toen dezelve door het Zeewater overstelpt werd. - Ten tweeden, dat die Granitklompen allerwaarschynlykst op den top deezer hoogten gekomen zyn door een versnelde werking der Zee, en in dien afgezonderden staat gelaaten door denzelfden stroom, die, door allengskens den grond in verscheidenerlei rigtingen uit te groeven, eene ontelbaare menigte van kleine ongeregelde Valeien gevormd heeft, die egter, over 't algemeen, de uitspringende punten tegen over de uitgeholde hebben.
IV. Uit de groote maate van koude, welke men ondervindt op de Col de Tende, Finestre, Argentere, enz. schoon min hoog dan de Berg Cenis, trek ik de volgende besluiten: dat de hoogte en de maat van verheffing der Bergen, boven het Waterpas der Zee, van minder invloeds zyn, dan die, welke zy hebben boven de Valeien, tot de volstrekte bepaaling van de lugtsgesteldheid op den top; mits egter, dat derzelver hoogte die van duizend of twaalfhonderd Toises niet te boven gaat. Dit ten naastenby de riem zynde, in welke de Sneeuw steeds blyft liggen.
V. Uit de ongeregelde hellingen of rigtingen, zo algemeen voorkomende in de beddingen der Bergen van den tweeden rang, en uit de afgebrookenheid, spleeten, en de menigte van vreemde stoffen in derzelver holligheden, ben ik van denkbeeld. Vooreerst, dat deeze Bergen niet geweeken of gezonken zyn, dan op den tyd toen derzelver toppen ten eenemaale overdekt waren met Zeewater; in de daad, deeze veronderstelling schynt ten vollen opgehelderd te worden door de kalkagtige stoffe, overblyfzels van de Zee behelzende, welke doorgaans de ledige ruimten vervullen, gevormd door de verscheide spleeten in deeze Bergen, en welke men zomtyds ook op de toppen aantreft. - Ten anderen, dat zy in deezervoege niet kunnen gebrooken of gescheiden weezen, dan door kragt van onderaardsche holten, gevormd in het binnenste gedeelte des Aardkloots, welker verwelfzels, door allengskens overlaaden te worden door een
| |
| |
steeds toeneemende opeenhooping van kalkagtige gedeelten, door de Zee agtergelaaten, bezweeken en ingezonken zyn.
VI. Uit het aantal van Bergen, gevormd van Zandsteen, Marl en Puddingsteen, welke liggen op andere van verschillende soort, als Granit, Rots, enz. die desgelyks veranderen naar gelange van de hellingen der beddingen; als mede uit de ongeregeldheid en verregaande rechtstandigheid in de beddingen der Bergen van Schift, die zelfs een rechten hoek met den Gezigteinder maaken; eindelyk uit de algemeene wanorde en verwarring, welke zich zo zigtbaar voordoen in de Bergen van den eersten, tweeden en derden, rang, gelegen aan de West- en Zuidwestketen van de Alpen, word ik opgeleid om te gelooven. - Vooreerst, dat de verbaazende veranderingen, welke onze Aardkloot ondergaan heeft, geheel zyn toe te schryven aan de uitwerkzels van Vuur en Water, die, op onderscheide tydperken, of te zamen, of afzonderlyk, kragtdaadig gewerkt hebben. - Ten anderen, dat de vaste landen desgelyks blootgesteld geweest zyn aan dergelyke omwentelingen, en, in 't kort, dat de laatste groote omwenteling niet verscheide eeuwen geleden, of van zulk een verre verwyderde dagtekening is als men doorgaans verondersteld heeft.
VII. Uit de zandige heuvels, welke een Valei uitmaaken (beschreeven het VIII Hoofdstuk), behelzende verscheide soorten van Overblyfzels uit de Zee oorspronglyk, die ingeslooten zyn in 't midden van hooge kalkagtige Bergen, welke 'er geene bevatten; uit de rigting van deeze Valei, welke van 't Noorden tot het Zuiden loopt; uit de versteende Boomen, desgelyks gevonden, tien voeten beneden den grond van dezelfde Valei, in de ommestreeken van Nice, rustende op kalkagtige beddingen, welker wortels in derzelver vezelen eene menigte van Zeefossilia bevatten, hel ik over, om te besluiten, vooreerst, dat de Zee, in derzelver langzaame en trapswyze voortgaande afwyking, eene uitgebreide Golf moet gevormd hebben in de nabuurschap van Escarene; als mede, dat de kalkagtige Bergen, waar op wy hier boven doelden, tot een Oostlyke en Westlyke grensbepaaling dienden. - Ten tweeden, dat de toppen der Zandbergen, welke thans het binnenste van de Valei uitmaaken, zo naby mogelyk aanduiden de hoogte van den bodem des Golfs op dat tydperk. - En eindelyk, dat de Wateren, naderhand
| |
| |
derzelver terugtred te dier plaatze van het Noorden na het Zuiden gedaan hebbende, als 't ware de Valei uitgegroefd hadden, welke zedert voltooid is door het opdroogen van dat gedeelte der Zee, 't welk toevallig opgehouden geweest was in eenige der hooger gelegene Valeien, ingevolge van het verbreeken, door deszelfs zwaarte en werking, van het kalkagtige schutzel, 't welk, voor eenigen tyd, het water ophieldt.
VIII. Uit den afgebrooken staat der kalkagtige Bergen, welke de Kust der Middellandsche Zee van Nice tot Savona omzoomen; uit derzelver verbaazende hoogte; uit de diepte der Zee die den voet bespoelt; als mede uit de rigting der Rivieren en Valeien van dat gedeelte der keten, welke over 't algemeen van het Noorden na het Zuiden strekt, en de groote menigte van Gipsgroeven, welke binnen een of twee mylen van de kust liggen, word ik opgeleid om te veronderstellen. - Vooreerst, dat het grootste gedeelte van de tweede en derde keten Alpische Bergen nog bedekt blyven door de Zee. - Ten tweeden, dat, naar allen schyn, deeze Bergen zich uitstrekken tot de Eilanden Corsica en Sardinie. En eindelyk, dat een aantal deezer kalkagtige Bergen derzelver steilte verschuldigd zyn aan de laatste wegwyking van de Zee, die, door ongevoelig derzelver voet te ondermynen, een gedeelte in Zee deed plompen; dewyl zy, op dien tyd, die maate van vastheid niet verkreegen hadden, welke zy thans bezitten.
IX. Dewyl ik niet in staat geweest ben, om met alle zorgvuldigheid, en de naauwlettendste naspeuring, de minste blyk te ontdekken van Vulcanische werkingen van la Bouchette, by Genua, tot Mont Viso in Piedmont, by welke twee Bergen de Zeebergketen eindigt, oordeel ik my geregtigd, om te zeggen, dat het niet blyke, dat 'er eenige Vuurbergen in dat gedeelte van de Alpen bestaan hebben, uitgenomen in de Valei van Fontaine du Temple, en waaromtrent ik op geene volstrekte wyze kan spreeken; dewyl de gelegenheid tot de vereischte naspeuring my ontbrooken heeft.
Opgegeevene besluiten trek ik uit het geen my is voorgekomen; ik bied dezelve anderen aan, niet zonder eenig wantrouwen, volkomen bewust van de zwaarigheden, welke alle Stelzels, wegens de Theorie deezes Aardkloots, vergezellen; maar, indien men oordeelt dat ik gemist heb in eenige myner gevolgtrekkingen, heb ik nogthans
| |
| |
de voldoening van te weeten, dat ik, zonder eenige Stelzelliefde, getragt heb getrouwlyk te verzamelen en op te geeven verschynzelen, welke de Natuur oplevert; daadzaaken, welke anderen misschien beter zullen verwerken, en waar toe ik als dan de aandagt van in dit vak kundiger Mannen niet onnuttig zal geleid hebben.
Het is myne zaak niet, het uit te maaken, in hoe verre ik slaagde; maar, gelyk het Sir william hamilton's hoofdvoorwerp geweest is, de werking van het Vuur in de daarstelling van de omwentelingen in de Na uur door 't zelve voortgebragt, zo is de myne geweest om de werking des Waters onder 't oog te brengen; en misschien zal, wanneer de kragt deezer twee sterk werkende Elementen, naar eisch, overwoogen wordt, zich een groot licht verspreiden over een onderwerp, tot dus lange zeer onvolkomen naagespeurd.
Ik zal my gelukkig agten, indien myn arbeid, met de daar aan toegevoegde verfraaijingen, de eer heeft om eene uitnoodiging of inleiding te weezen tot het nader beoefenen van dat gedeelte van het Alpisch Gebergte, waar de weinige bloemen en koornairen, welke ik verzameld heb, tot een staal kunnen dienen van derzelver rykheid en vrugtbaarheid. In dit veld der Weetenschappen moet ik den oogst overlaaten voor anderen, meer dan ik bedreeven in het vak der Natuurlyke Historie. |
|