Wy haaten de Snoodaarts alleen uit Belang. Indien zy ons geen kwaad deeden, wy zouden hun met een onverschillig oog aanschouwen.
Menschen, het meest aan het Leeven gehegt, zyn, bykans altoos, de zodanigen, die het minst weeten hoe hetzelve te genieten.
Het ongeluk van de meeste Geleerden bestaat daar in, dat zy niet weeten, wat zy niet kunnen weeten.
Te veel Godsdienstpleeging geeft aanleiding tot Geestdryvery; te veel Wysbegeerte (zo genaamd) tot Ongodsdienstigheid.
De zorg, welke wy draagen, om niet te lyden, veroorzaakt meer kwellings, dan wy zouden ondergaan in het lyden van 't geen wy niet kunnen ontwyken.
Wy ontmoeten groote zwaarigheid in den Hoogmoed te overwinnen door 'er wederstand aan te bieden; hoe sterk moeten wy dan niet weezen, wanneer dezelve gestreeld en gevleid wordt!
Wanneer wy jonge lieden niet wederhouden kunnen van onbedagt te weezen, behooren wy te bedenken, dat zy slegts een korten tyd hebben om zodanig te zyn.
De Gierigaarts zyn over 't algemeen, in zeker opzigt, een goed slag van Lieden; zy laaten niet af, Schatten op te stapelen voor anderen, die om hunnen dood wenschen.
Het Leeven wordt alleen by stukjes en brokjes genooten; elk oogenblik bepaalt deszelfs uitgebreidheid; als het daar is, houdt het voorgaande op, en het volgende bestaat nog niet. Op deeze wyze mogen wy gezegd worden te sterven, zonder een oogenblik meester van den tyd geweest te zyn.
De Geveinsde, die te vergeefsch de Deugd wil nabootzen, kan dezelve alleen in Waterverwen vertoonen.
Het is een teken dat wy eenig Vernuft bezitten, wanneer wy ons van het Vernuft van anderen weeten te bedienen.
De vadzigheid van het meerendeel onzer Grooten en Aanzienlyken grenst zeer na aan den staat van eenen Slaapzieken.
Ik twyfel zeer, of wyze en verstandige Menschen zouden begeeren weder jong te worden, op voorwaarde om het Leeven weder op dezelfde wyze door te brengen.
De Vooroordeelen der Jeugd gaan met dezelve voorby: die van den ouden dag blyven alleen; om dat geen ander Leevenstydperk ze uitwischt.
De reden, waarom zo veele menschen zo veel spreeken, is, om dat zy alleen uit het geheugen opzeggen.
De Arme, die zich genoodzaakt vindt in het zweet zyns aangezigts zyn brood te eeten, verwyt de Natuur de Ledigheid des Rykaarts; en de Ryke, geschokt door driften, of geknaagd door wansmaak en verveeling, benydt het onschuldrg