| |
Breedvoerig verhaal der uitbarsting van den berg Vesuvius, in zomer- en hooimaand des jaars MDCCXCIV; in eenen Brieve van den Heer William Hamilton, K.B.F.R.S. aan den Heer Joseph Banks, Bart. F.R.S. in de Koninglyke Societeit voorgeleezen, den 15 Jan. 1795.
(Vervolg van bl. 73.)
Myne nieuwsgierigheid, of liever myne begeerte om voldoening te schenken aan die onzer hooggeagte Societeit, zette my aan om na den Berg Vesuvius te gaan, zo ras ik dagt zulks eenigermaate met voorzigtigheid bestaanbaar te mogen doen; dit was niet eerder dan op den dertigsten Juny, en toen nog ging zulks van eenig gevaar vergezeld, gelyk zal blyken uit het volgend verslag.
De Crater van den Vesuvius was, uitgenomen eenige kleine tusschenpoozen, steeds verdonkerd geweest door Vulcanische wolken, zints den zestienden, en was het nog op deezen dag, met veelvuldige blixemstraalen, speelende in deeze wolken, en vergezeld van het gewoone geluid als dat des donders: de fyne Asch viel nog op den Vesuvius; dan nog veel menigvuldiger op den Berg Somma. Ik sloeg den gewoonen weg op over Resina, vergezeld door myn ouden Cicerone deezes Bergs, bartolomeo pumo, met wien ik acht en zestig maalen op den hoogsten top van den Vesuvius geweest ben.
Ik nam op myn weg door Resina waar, dat veele steenen van het metzelwerk losgemaakt, en door de Aard- | |
| |
beevingen overhoop geworpen waren, byzonder door die van den achttienden, welke de instorting van den Crater des Vuurbergs vergezelde; en zy verhaalden my daar, dat dezelve zo sterk geweest was, dat veele lieden omver gesmeeten wierden, en de Inwoonders van Resina noodzaakte hunne Huizen schielyk te verlaaten, en tot welke zy niet hadden durven wederkeeren, dan nu zints twee dagen. De bladeren van alle de Wynstokken waren verbrand door de Assche op dezelve gevallen, en veele der Wynstokken zelve waren onder de Assche begraaven; terwyl de groote boomtakken, die ter onderschraaging dienden, door de zwaarte der Assche afgescheurd waren. In 't kort, niets dan verderf en verwoesting vertoonde zich.
Aan den voet des Bergs lag de Assche omtrent tien of twaalf duimen dik op den grond; doch, naar gelange wy hooger klommen, nam de Asch toe tot de hoogte van verscheide voeten; ja, ik durf zeggen, hier en daar tot negen of tien voeten; derwyze, dat de oppervlakte van de oude zeer bultige Lavas, die te vooren bykans onoverganglyk was, nu veranderd ware in eene volkomene vlakte, over welke wy met het grootste gemak wandelden. De Asch was van eene ligtgraauwe kleur en zeer fyn, zo dat wy, uit de voetstappen daar in gedrukt, even als in even gevallen sneeuw, ontdekten, dat eenige weinigen vóór ons den Berg beklommen hadden. Wy zagen desgelyks het spoor van een Vos, die geheel verbysterd moet geweest zyn, gelyk wy konden oordeelen uit de veelvuldige wendingen. De blyken, dat 'er Haagedissen en andere kleine Dieren geweest waren, ja ook Insecten, vertoonden zich op deeze zo fyne Assche.
Wy klommen op tot de plaats van waar de Lava op den vyftienden eerst voortkwam, en wy volgden den loop daar van; nog was dezelve zeer heet, (schoon bedekt met zulk een dik bekleedzel van Assche) tot de Zee by Torre del Greco, 't geen meer dan vyf mylen wegs is. Een paar laarzen, aan welke ik, tot deezen Tocht, nieuwe en dikke zoolen had doen leggen, waren doorgebrand. Het was onmogelyk by den grooten Crater van den Vesuvius te komen; ook had niemand zich zulks onderwonden. De schriklyke spleeten, welke voortkwamen van de plek, waar de laatste Uitbarsting begon, en die, in een rechte lyn na de Zee, twee mylen besloegen, gaan alle verbeelding te boven. Deeze vormden valeyen meer dan twee honderd voeten diep, nu een heele dan een halve myl
| |
| |
wyd, en waar de fonteinen van Vuurstoffe, geduurende de Uitbarsting, bestonden, zyn kleine bergen met diepe Craters. Tien duizend man konden zeker, in even zo veele jaaren, zulk eene verandering niet maaken in de gedaante van den Vesuvius, als de Natuur deed in 't kort verloop van vyf uuren.
Uitgenomen de uitwaassemingen van zwavel- en vitriooldampen, welke uit verscheide deelen van de bovengemelde streek voortkwamen, en de oppervlakte van de Assche en de Scoriae, in deeze streeken, met een donker of bleek geele of roode oker - kleur, of een helder witte, bedekten, hier en daar afgewisseld door donker groen, en hemelsch blaauw, (al 't welk eenigzins zich als een Regenboog vertoonde) hadt alles het voorkomen van eene Zandwoestyn.
Wy begaven ons op den top van zeven der meest aanmerkelyke nieuw gevormde Bergen, en zagen in derzelver Craters, die op zommigen bleeken weinig minder dan eene halve myl in den omtrek te hebben; en, schoon de uitwendige rechtstandige hoogte van een derzelven niet meer dan twee honderd voeten haalde, was de diepte van den omgekeerden kegel van binnen driemaalen grooter. - Het zou voor ons niet mogelyk geweest zyn op deeze nieuwe Bergen adem te haalen, indien wy geene voorzorge gedraagen hadden om een dubbelen zakdoek voor neus en mond te houden; en, zelfs met deeze voorzorge, konden wy het niet lang houden; de dampen van het vitrioolzuur waren dermaate doordringend, en van zulk eene verstikkende hoedanigheid. Wy vonden op een derzelven een dubbelen Crater, zamen vereenigd. In alle deeze was eenige rook, en zag men zetzels van zouten en zwavel van de bovengemelde veelvuldige kleuren, even zo als men gewoonlyk ziet aan den binnenkant van den Hoofdcrater van den Vesuvius.
Twee of drie dagen, naa dat wy hier geweest waren, geschiedde uit één van de nieuwe monden, in welke wy gekeeken hadden, eene groote uitwerping van Steenen, Rook en Asch, die zeker hoogst heilloos zou geweest zyn voor iemand, die zich, ongelukkig, op den tyd der Uitbarsting, daar bevonden hadt. - Wy vinden een dergelyk geval vermeld, 't welk meer dan twintig persoonen met den dood hadden moeten bekoopen, die de nieuwsgierigheid bekroopen had om te kyken in den Crater van
| |
| |
Monte Nuovo, digt by Pozzuoli, vyf dagen naa dat de zelve gevormd was, in den Jaare 1538.
Op den vyftienden Augustus, zag ik een schielyke uitbarsting van Rook en Asch, opgeworpen, tot eene verbaazende hoogte, uit den grooten Crater van den Vesuvius, welke iemand, die zich binnen eene halve myl van den omtrek bevondt, zou verdelgd hebben; en nogthans hadden eenigen, op den negentienden July, niet alleen dien Crater bezogt, maar waren ter diepte van honderd en zeventig voeten 'er binnen getreeden. - Terwyl wy ons op den Berg bevonden, vertoonden zich drie Dwarlwinden, volmaakt gelyk aan die de Hoozen op Zee vormen; een deezer, die zeer naby ons was, maakte een zeldzaam ruischend geluid; en eene groote hoeveelheid van de fyne Assche opgenomen hebbende, vormde deeze een hooge spiraale kolom, welke, met een draaijende beweeging en groote snelheid, na den Berg Somma gevoerd werd, waar dezelve brak en verdween. Dewyl 'er blykbaare tekens van een overvloed van Electrieke stoffe, op dien tyd, in de lugt waren, twyfel ik niet in 't minste, of dit is mede eene electricaale werking geweest.
Een myner Knegten, die bezig was met Zwavel of Sal Ammoniac te verzamelen, welke orystalliseert naby de Fumaroli, gelyk men ze hier noemt (en 't geen plaatzen zyn uit welke de heete Damp uit nieuwe Lavas voortkomt,) vondt, tot zyne groote verbaazing, dat een zeer koude wind voortkwam uit een spleet zeer naby de heete Fumaroli boven vermeld, en hem in de zyde blies. Ik hield myne hand op die plaats, en voelde den wind. Dit was voor my niets vreemds: dewyl ik te vooren op den Berg Vesuvius, op den Berg Somma, op den Etna, en op het Eiland Ischia, op byzondere plekken, dergelyke stroomen van zeer koude lugt, uit het diepe van oude Lavas, had voelen voortkomen, en die, beltendig eigen zynde aan deeze plaatzen, bekend staan onder den naam van Ventoroli.
In een Wyngaard, niet in dezelfde lyn met de nieuw gevormde even beschreevene Bergen, maar in een rechte lyn daar van af, op den afstand van weinig meer dan ééne myl van Torre del Greco, zyn drie of vier meer van deeze nieuw gevormde Bergen met Craters, uit welke de Lava vloeide, en, door zich te vereenigen met de stroomen, die uit hooger gelegene monden vloeiden, derzelver hette
| |
| |
en vloeibaarheid 'er aan toevoegden, den geheelen Stroom in staat stelde, om met een zo snelle vaart over de ongelukkige Stad te vloeijen, dat de Inwoonders ten naauwen noode tyd hadden hadden om hun leeven te bergen. De ryke Wyngaarden, behoorende tot Torre del Greco, en die den heerlyken Wyn, onder den naam van Lacrima Christi bekend, voortbrengen, die bedolven zyn en geheel verwoest door deeze Lava, beslaan, gelyk men my berigt heeft, meer dan drie duizend Acres lands; maar de verwoesting van de Wyngaarden door de stroomen van modder en water, aan den voet van den Berg Somma, is veel uitgestrekter.
Ik bezogt dat gedeelte van het land desgelyks, weinig dagen naa dat ik op den Vesuvius geweest was; dewyl ik u geen ééne omstandigheid wilde mededeelen van deeze laatste schroomlyke Uitbarsting, dan die ik alle reden had om te gelooven, dat op goede gronden van waarheid steunde. De eerste tekens van een Stroom, welke ik zag, was naby het Dorp Madonna dell' Arco, en ik trok 'er erscheide voorby tusschen 't zelve en de Stad Ottaiano; de eene naby Trochia en twee naby de Stad Somma waren de opmerklykste, en niet minder dan een vierde myl in de breedte; en, zo als verscheide ooggetuigen te dier plaatze my verzekerden, waren die Stroomen uit den Berg Somma ter hoogte van twintig of dertig voeten nedergestort; dezelve bestonden uit een vloeibaare lymerige modder, zamengesteld uit Scoriae, Asch en Steenen (eeni ge deezer waren van eene verbaazende grootte) gemengd met boomen, met den wortel uitgerukt. Dusdanige Stroomen, kunt gy u ligt verbeelden, waren onwederstandelyk, en sleepten alles mede, Huizen, Muuren, Boomen, en, gelyk men my verhaalde, waren 'er vier duizend Schaapen en ander Vee, door de onderscheidene Stroomen, aan dien kant des Bergs, weggevoerd. Te Somma verhaalde men my desgelyks, dat een span van acht Ossen, 't geen een zwaaren omgehakten boom vervoerde, van daar was weggerukt, en men des nimmer iets weder gehoord hadt.
Het vertoon deezer Stroomen, zo dikmaals ik dezelve zag, was gelyk aan alle andere Stroomen, in bergagtige Landen; uitgenomen, dat, het geen modder geweest was, in volkomen Cement veranderde, zo hard, dat niets dan een houweel 'er iets van kon afmortelen. De Wyngaarden en bebouwde Landen waren hier zeer verwoest, en de
| |
| |
boomtakken meer gescheurd door de zwaarte van de Assche, dan die ik reeds beschreeven heb aan den Zeekant van den Vulcaan.
De Abbé tata heeft, in zyn gedrukt Verhaal van deeze Uitbarsting, een goed denkbeeld gegeeven van de menigte, de zwaarte, en de lymerige hoedanigheid, van deeze Assche, als hy vermeldt, dat hy, een tak genomen hebbende van een Vygenboom, nog staande gebleeven niet verre van de Stad Somma, aan welken niet meer dan zes bladen en twee kleine onrype Vygen waren; dat hy, deezen, met de daar op en omzittende Assche, gewoogen hebbende, denzelven één-en-dertig Oncen zwaar vondt, terwyl dit zelfde takje, van de Vulcanische uitwerpzelen ontdaan, naauwlyks drie Oncen kon haalen.
Ik zag verscheide Huizen, onder den weg, na de Stad Somma gaande, welker daken ingedrukt waren door de zwaarte van de Asch. In de Stad Somma vond ik vier Kerken en omtrent zeventig Huizen geheel zonder dak, en vol met Asch. De grootste schade aan deezen kant des Bergs, door den val der Assche en de Stroomen, geschiedde tusschen den achttienden, negentienden en twintigsten Juny, en op den twaalfden July. Slegts drie Persoonen verlooren te Somma het leeven, door het instorten van een huis. Op den negentienden viel de Asch te Somma zo zwaar, gelyk men my te dier plaatze verhaalde, dat, wanneer iemand zich niet in beweeging hieldt, hy, binnen korten tyd, daar door geheel overdekt, op die plaats zou hebben moeten blyven. Deeze nederstorting van Assche ging vergezeld met zwaare Donderslagen en Vulcanische Blixems, derwyze, dat, omringd door zo veele schriklykheden, het den Inwoonderen onmogelyk was in de Stad te blyven; zy vlooden allen. De duisternis was zo zwaar, dat zy, schoon het op den middag ware, met behulp van toortslicht bezwaarlyk den weg konden rooijen; met één woord, de beschryving, welke zy my gaven, stemde naauwkeurig overeen met het geen plinius de Jonge en diens Moeder te Misenum ondervonden hadden, by de Uitbarsting van den Vesuvius, ten tyde van Keizer titus, volgens zyn tweeden Brieve aan tacitus, over dit onderwerp.
Ik bevond, dat het Volk hier in 't algemeen zich verzekerd hieldt, dat de stroomen van Modder en Water, welke hun zo veel nadeels berokkenden, uit den Crater van den Vesuvius kwamen, en dat het Zeewater was;
| |
| |
doch 'er kan geen twyfel vallen, of, deeze stroomen veroorzaakt zynde door de schielyke ontbinding van wateragtige wolken gemengd met Assche, de lugt misschien te zeer verdund was, om dezelve op te houden. Wanneer die wolken braken, en op den Vesuvius met geweld nedervielen, moest het Water, niet in staat, om, gelyk gewoonlyk, in de porien der aarde in te dringen, die op deezen tyd vervuld waren met de fyne Assche van eene bitumineuse en olieagtige zelfstandigheid, noch een vryen toegang hebbende tot de kanaalen, welke 't zelve gewoonlyk afleidden, in poelen verzamelen, en, met meer Assche vermengd, rees het tot eene groote hoogte, en zogt eindelyk een doortogt langs nieuwe kanaalen, en stortte in stroomen neder over landen, waar men zulks het minst verwagtte; zich verspreidende over de vrugtbaare velden aan den voet des Bergs.
Uit het geen ik laatst gezien heb, begin ik zeer te twyfelen, of het Water, waar door zo veel schade werd toegebragt, en 't geen op zo veeler leeven te staan kwam, by de geweldige Uitbarsting van den Vesuvius, in den Jaare 1631, waarlyk, gelyk men verondersteld heeft, kwam uit den Crater van den Vuurberg. De gevoelens daarover waren toen verschillend, gelyk men nog onderscheiden denkt over dit stuk. En, naardemaal, by alle geweldige Uitbarstingen, de Crater van den Vulcaan verduisterd moet weezen door wolken van Asch, gelyk toen waarschynlyk het geval was, en zeker by de laatste Uitbarsting, blyft het zeker zeer bezwaarlyk, naauwkeurig te bepaalen, van waar het water kwame.
Hoe zeldzaamer eene omstandigheid is, te meer helt men over om 'er geloof aan te slaan. Door dit beginzel gedreeven, begaf zich een van de Hovenieren zyner Siciliaansche Majesteit, te Portici, na den Crater van den Vesuvius, zo ras zulks mogelyk was, en kwam in groote ontsteltenisse terugge; verklaarende, dat by denzelven vol kookend water gezien hadt. De Ridder magedonio, Intendant van Portici, oordeelde, zeer regtmaatig, dat, om een einde te maaken aan de onrust en schrik, welke dit berigt verwekt hadt door den geheelen omtrek, het best ware, lieden, op welker berigt hy kon afgaan, derwaards te zenden. Ingevolge hiervan begaf zich, 's volgenden daags, den 16 July, Signor guiseppe sacco derwaards, met genoegzaame getuigen; hy bewees, dat 's Hoveniers verzekering volstrekt valsch was, dat men 'er
| |
| |
slegts weinig tekens bespeurde van Modder, overgebleeven van het regenwater op den bodem van den Crater.
Volgens het Verhaal van sacco, 't geen te Napels gedrukt is, heeft de Crater een ongeregelde langwerpig ronde gedaante, en hy veronderstelt (dewyl hy niet in staat was om afmeetingen te doen,) dat dezelve omtrent één en een halve myl in den omtrek haalt; op myn oog af is dezelve grooter. De binnenkant heeft, gelyk in alle Vuurmonden, de gedaante van een omgekeerden Kegel; de binnenkant is aan de Oostzyde steil; maar aan den Westkant van den Crater, die veel laager is, kon men 'er in afdaalen, en sacco begaf 'er zich, met eenigen van zyn byhebbend gezelschap, daadlyk in, ter diepte van 176 Palmen. Van deeze plaats een touw, met een steen daar aan gebonden, nedergelaaten hebbende, vonden zy de geheele diepte van den Crater omtrent 500 Palmen. - Dan zodanige waarneemingen op den Crater van den Vesuvius zyn van weinig beduidenis; dewyl en de gedaante en de schynbaare diepte, van dag tot dag, aan groote veranderingen onderhevig zyn. Deeze Waarneemers liepen zeker, op dien tyd, groot gevaar; naardemaal eene zo groote hoeveelheid van Scoriae en Assche uit den Crater opgeworpen zyn, zelfs tot den vyftienden van deeze maand, als hoogstnoodlottig zouden hebben kunnen weezen voor iemand, die in 't bereik daar van kwame.
Op den twee-en-twintigsten July, wierp een der nieuwe Craters, naast aan de Stad Torre del Greco, beide Rook en Vuur uit, welke omstandigheid, gevoegd by het heet blyven der Lava, 't geen veel langer duurde dan gewoonlyk, scheen aan te duiden, dat 'er nog eenige gisting was onder dat gedeelte van den Vulcaan. - De Lava kraakt onder het verkoelen menigmaal, en veroorzaakt eene luide losbarsting, even zo als men van het Ys hoort in de Ysbeddingen in Zwitzerland. Dusdanige slagen hoort men nu dikwyls te Torre del Greco; en, gelyk my eenigen der Inwoonderen verhaald hebben, zien zy dikwyls een damp opklimmen uit de Lava, die in de lugt vuur vat, zeer gelykende op het verschynzel, onder den naam van vallende of schietende Starren bekend.
De duisternis, veroorzaakt door het nedervallen der Assche, in Campagna Felice, breidde zich uit, en veranderde naar de windstreek. Op den 19 Juny, was het te Ca- | |
| |
serta, 't geen vyftien mylen van Napels ligt, zo donker, dat de Inwoonders op den middag kaarssen moesten ontsteeken; op zekeren dag, geduurende de Uitbarsting, verspreidde zich de donkerheid over Beneventum, dertig mylen van den Vesuvius af gelegen.
De Aartsbisschop van Taranto schryft, in eenen Brieve, na Napels gezonden, en gedagtekend den 18 Juny: ‘Wy vinden ons omringd van een dikke wolk fyne Vulcanische Assche, en wy vermoeden dat 'er een geweldige Uitbarsting moet weezen, of van den Berg Etna, of op Stromboli.’ - De Bisschop nam het niet in zyne gedagten, dat deeze Aschwolk kwam van den Vesuvius, omtrent 250 mylen van Taranto gelegen. - Wy hebben, desgelyks, berigten van het nedervallen der Assche gekreegen, staande de laatste Uitbarsting, tot aan het uiterste van het Landschap Lecca, 't welk nog verder afligt. Men heeft ons desgelyks verzekerd, dat deeze wolken vervuld waren met Electrieke stoffe. Te Martino, niet verre van Taranto, werd een huis getroffen, en niet weinig beschadigd, door een Blixemstraal uit een deezer wolken. - In de Verhaalen van de groote Uitbarsting van den Vesuvius, in 1631, vindt men ook gewag van de wyde verspreiding der Assche van den Vesuvius, en de schade toegebragt door de Ferilli, of Vulcanische Blixems, welke deeze Asch verzelden.
Ik moet hier gewag maaken van eene zeer zeldzaame omstandigheid, welke te Sienna, in den Tosoaanschen Staat, voorviel, omtrent achttien uuren naa den aanvang van de laatste Uitbarsting van den Vesuvius, op den 15 Juny; schoon dat verschynzel geene betrekking moge hebben tot die Uitbarsting. Het verslag hiervan is my medegedeeld, met de volgende bewoordingen, door den Graaf van Bristol, Bisschop van Derry, in eenen Brieve, gedagtekend, Sienna 12 July 1794. - - ‘Te midden van een geweldigen Donderbui, viel 'er omtrent een twaalftal Steenen, van onderscheiden zwaarte en grootte, voor de voeten van eenige lieden neder, Mannen, Vrouwen en Kinderen. De Steenen waren van zulk een aart, als men niet vindt in eenig gedeelte van Sienna. Zy vielen omtrent achttien uuren naa de verbaazende Uitbarsting van den Vesuvius; welke omstandigheid zwaarigheid baart, om dit verschynzel, zo zeldzaam, op te lossen; of deeze Steenen zyn gevormd in den vuurklomp der wolken, die zulk een buitengewoonen
| |
| |
Donder veroorzaakte, of, 't geen even ongelooflyk is, zy waren geworpen uit den Vesuvius, op een afstand van ten minsten 250 mylen. Oordeel over dit voorstel. De Philosophen hier ter Stede hellen over tot de eerste oplossing. Ik wensch, myn Heer! uw gevoelen hier over te weeten. - Myn eerste tegenwerping was tegen het Geval zelve; doch hiervan zyn zo veele ooggetuigen, dat het onmogelyk schyne de baarblyklykheid te lochenen; en nu ben ik een volmaakt Twyfelaar.’
Het behaagde zyne Lordschap, my een stuk van een der grootste Steenen toe te zenden; de geheele Steen was meer dan vyf ponden zwaar geweest. Ik heb een ander dier Steenen gezien, die, geheel, na Napels gezonden was, en omtrent één pond woog. De buitenkant van elken Steen, dien men gevonden hadt, en dien men verzekerde dat uit een wolk naby Sienna gevallen was, is blykbaar nieuwlings verglaasd, en zwart; draagt alle tekens, dat dezelve door eene zwaare hette heen gegaan is; gebrooken zynde, vertoont zich de binnenzyde van eene ligtgraauwe kleur, gemengd met zwarte plekken en eenige blinkende deeltjes, welke de Geleerden hier bepaald hebben Pyriten te zyn; overzulks kan het geen Lava weezen, dan zou dezelve ontbonden zyn.
Steenen van denzelfden aart, ten minsten zo verre men op het oog af des kan oordeelen, worden veelvuldig gevonden op den Berg Vesuvius; en, toen ik my laatst op denzelven bevond, zogt ik na zodanige Steenen naby de nieuwe monden; maar, dewyl de grond rondsom dezelven bedekt lag met eene dikke bedding van fyne Assche, was alles, wat de kragt der laatste Uitbarsting opgeworpen hadt, daar onder begraaven. Indien men dergelyke Steenen met dezelfde verglaasde korst op den Berg Vesuvius aantrof, dan zou, gelyk ik den Graaf van Bristol schreef, het geschil zich ten voordeele van den Berg Vesuvius beslissen - of men zou moeten kunnen bewyzen, dat 'er omtrent den tyd van den val dier Steenen, in het Grondgebied van Sienna, eene opening in de aarde was voorgevallen, gepaard met de opgave van Vulcanische stoffe, 't geen zeer wel kan zyn; naardemaal de Berg Radicofani, binnen de vyftig mylen van Sienna af gelegen, zeker een Vulcaan is.
Ik vermeldde zyne Lordschap een ander denk beeld, 't geen my trof. Naardemaal wy bewyzen hebben, dat, ge- | |
| |
duurende de laatste Uitbarsting, eene groote hoeveelheid Assche van den Vesuvius tot op een grooter afstand is heen gevoerd, dan de Steenen op het grondgebied van Sienna zouden gevoerd geweest zyn; dat deeze Assche, zich mengende in een wervelwind, zamen vergaderd is, even als Hagelsteenen zich zomtyds in stukken Ys vormen, en in die gedaante nedervallen; en zou niet de uitwendige verglazing deezer stukken van zamengevoegde en verharde Vulcanische stoffe hebben kunnen veroorzaakt worden door de werking van de Electrieke vloeistoffe op dezelve? - De beroemde Vader ambrogio soldani, Hoogleeraar in de Wiskunde op de Academie van Sienna, laat daar eene Verhandeling drukken over dit zonderling Verschynzel, in welke hy, gelyk men my berigt heeft, beweert, dat deeze Steenen in de lugt gevormd zyn, onafhanglyk van eenige Vulcanische medewerking.
(Het Vervolg en Slot hierna.) |
|