hooren, tusschen het mos en de buitenschors, of tusschen den buiten- en binnenbast; doch, toen geen vergrootglas by my hebbende, bleef myne nieuwsgierigheid onvoldaan, schoon de uitwerkzels, by het vorderen van het Jaarsaisoen, myne opgevatte meening ten vollen bevestigden; want de Boomen, die geheel gezuiverd waren, schooten sterke en gezonde looten, en behielden de bladeren; terwyl andere, die 'er niet verre van af stonden, afgeknaagd werden. Dan 't geen by my allen twyfel wegnam, was een Boom, die, door verzuim, voor een gedeelte niet schoon gemaakt was; de takken, die op gemelde wyze gezuiverd waren, bleeven van de schennis der Rupzen vry, terwyl die der andere werden afgeknaagd.
Deeze daadzaaken vastgaande, zullen wy de volgende Aanmerkingen 'er uit mogen afleiden. - Vooreerst, dat de Eitjes der Rupzen, geduurende den Winter, bedekt liggen in zulke Boomen, als met mos overgroeid zyn, tusschen het mos en den bast, of, indien de bast weg is, in de holligheden door dit gebrek overgelaaten; eene byzonderheid, van welke ik naderhand, door behulp van een Vergrootglas, my verzekerd heb; doch, de Eitjes niet bewaard hebbende om ze naauwkeuriger te bezien, kan ik niet bepaalen welk slag van Eitjes het waren; doch dit kan ik verzekeren, dat het wegneemen van de Eitjes de Boombladen, voor afgeknaagd te worden, beveiligden. - Ten anderen, dat de geschikte tyd, om dezelve te verdelgen, is, vóór dat de Eitjes uitgekomen zyn; want omtrent den tyd dat de Rupzen te voorschyn komen, beginnen de knoppen zich te openen, en strekken onmiddelyk ten prooi. En naardemaal het geslacht der Boomrupzen zo groot is, en de Eierleggende Kapelletjes zo onbelemmerd overal zweeven, vordert de aart der zaake, dat men jaarlyks onderzoek doet op alle plaatzen die men geschikt oordeelt om te dienen tot het leggen der Eitjes. Men zal dikwyls op volgroeide Boomen vinden, dat zy, met takken overlaaden zynde, de kragt der zonne niet toelaaten om de oude schors te doen kronkelen als de nieuwe gevormd wordt; gevolglyk worden zodanige Boomen omkorst met brokkelige bekleedzels, de geschikte nestelplaatzen voor het jong schadelyk gebroedzel. Ook zodanige Boomen, welker ongesteldheden in de schors geheeld zyn, maar eene holte naagelaaten hebben, geschikt om vogtigheid te behouden, staan voor kanker bloot, en om nesten te le-