| |
Iets over de Russische sleede-harddravery, te Archangel.
Aan de Burgers, Schryvers der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.
medeburgers!
Een jonge Dame, alhier woonagtig, een Neef in Archangel hebbende, die aldaar, in Compagnie, een zeer uitgebreiden Handel dryft, had op haar aanoudend verzoek, van dien Heer een omstandig Berigt gekreegen van hunne Ysvermaaken. Dit Verhaal, in de Russische taal opgesteld, vond
| |
| |
zy zo amusant, dat zy ondernam, hetzelve in een Hollandsch gewaad te steeken, ten vermaake van haare goede Vrienden, onder welke ik mede de eer hebbe te behooren. - By de leezing, heb ik het belangryk genoeg geoordeeld, om te wen schen, dat het by onze Landgenooten algemeen bekend wierd; met welk oogmerk ik Ul. 't zelve zende, (naa bekomene toe stemming der jonge Vertaalster); verzoekende, dat Gyl. het een plaatsje inruimt in Uw beroemd Maandwerk. Voorts is het vriendelyk verzoek, dat Gyl. styl en spelling wat gelieft te verbeteren. Ik blyve, met de meeste achting,
Ul. bestendigen Leezer,
j.c. le jeune.
Rotterdam,
31 Jan. 1797.
Het Derde Jaar der Bataafsche Vryheid.
| |
Iets over de Russische sleede-harddravery, te Archangel.
(Medegedeeld door een Inboorling aan zyne Bloedverwante in Holland.)
myne waarde!
Gy hebt my, mondeling en schriftelyk, zo menigwerf verzogt, u by gelegenheid eens eene beschryving der gewoone Sleedevaarten in onze koude Gewesten te geeven, dat ik niet kan nalaaten aan uwen wensch te voldoen. Doch, daar myne pen meer versneeden is om Comptoir-brieven te schryven, dan wel voor juiste beschryvingen, zo ben ik met reden bedugt, dat ik niet dan gebrekkig aan uwen my bekenden kieschen smaak zal kunnen beantwoorden; egter, dewyl ik niet minder bewust ben van uw toegeevend en heusch character, zal ik het waagen, en wel met te meer hoop op een gelukkigen uitslag, daar ik thans myn geheugen niet behoeve te pynigen met de herroeping van voorledene Ysvermaaken; maar slegts te beschryven hebbe 't geen dagelyks onder myne oogen voorvalt. - My dunkt, dat met de koude (die evenwel thans, op de Schaal van Fahrenheit, maar één graad onder o staat) myne voorreden nog al wydloopig is: dan, myne Waarde! ik zit, terwyl ik dit schryve, in myne groote Zaal, tusschen twee Kagchels; dus is myn kunstige dampkring nog al vry gemaatigd. - Doch ter zaake.
't Is heden de 10de van November, 1796, Oude Styl. Onze aanzienlyke Rivier heeft reeds, zedert eenige dagen, een aanmerkelyke Ysschors te draagen: de dikte is nu nog maar anderhalve voet, Holl. - Nu worden de schoonste Sleeden,
| |
| |
Arretuigen, enz., die men kan aanschouwen, voor den dag gehaald, en schoongemaakt. Elk, van den vermogenden tot den minvermogenden Burger, is thans, tot zweetens toe, werkzaam, om, ieder in zynen kring, een destig figuur op het Ys te maaken. Nimmer vertoont zich onze handeldryvende Stad in voller pragt en luister, dan te deezer tyd. Ja zelfs de pragtige Amsteldammer, wiens grootschen toestel van schoone Paarden en Arresleeden ik gezien heb, zou, zonder verwaandheid gezegd, als betoverd staan kyken, wanneer hy den half bevroozen Rus, zo luisterryk, zo vindingryk, zo verscheiden in keurigen smaak, op onzen cristallynen vloer zag heen en weder zwieren.
Had ik nu de welversneeden pen van eenen Hollandschen feith, eene Juffr. wolff, eene deken, eene post, hoe verruklyk, hoe behaaglyk, zou ik dan aan myne opgenomene taak kunnen voldoen! Dan, myne Waarde! de Zanggodinnen zyn myne Vriendinnen niet; en Papa Apol vind ook weinig behaagen in onze guure Gewesten, en houd meer van gemaatigde Lugtstreeken. - Dus verstoken van den bystand deezer doorlugtige personadien, zal ik my met een stroeve Russische pen en Archangelsche inkt moeten behelpen.
Breng u dan voor den geest een uitgestrekt Ysveld van eenige Hollandsche uuren lang, 't welk, van 's morgens elf tot 's namiddags drie uuren, schier vol is van allerhande Rytuigen, Arresleeden, enz.; het eene pragtiger dan het andere. Inzonderheid munt boven alle uit, de zogenaamde Cariool van onzen Gouverneur. Dit trots Gevaarte is, in lengte en breedte, weinig minder dan een Hollandsche Trekschuit: vier-en-twintig persoonen kunnen 'er op hun gemak in zitten. Het is een langwerpig vierkant, rustende op twee smalle ribben, die van onderen met yzer beslaagen zyn, en van vooren zo wel als van agteren met een flaauwe bogt van-eenige voeten opwaarts gaan, ten naasten by als de gewoone Arresleeden, van vooren te zien. Het Gebouw gaat zeven voeten Holl. regtstandig op: het dak, 't welk veel overeenkomst heeft met dat der Chineesche Tempels, is van boven, met een ovaal rond, open, ter wydte van circa tien duimen Holl. diameter. Om dit ovaal is een hooge, met lofwerk doorsneeden, kroonlyst, tegen welke de wapens hangen van den Gouverneur. De lyst van dit dak steekt wel een voet over het Gebouw; onder dezelve hangt een groot aantal zilveren schellen, van allerlei gedaante, en ter grootte van die onzer gewoone huisdeuren. Het Gebouw zelve is van ligt greenenhout, en van alle zyden voorzien met groote Venetiaansche spiegelglazen; aan de twee lange zyden zyn twee deuren, mede met een groote glazen ruit in 't midden. Van buiten is dit Gevaarte met zwarte en witte Beerehuiden bekleed, gerangschikt als de vloertegels, in Holland, by de Boeren, op
| |
| |
het platte land. Van binnen is het behangen met vellen van wilde Katten, Haazen, Vossen en Dassen; op zulk eene verruklyke wyze geschakeerd, dat het, in coleur en tekening, voor het schoonste Smirnasche tapyt niet behoeft te wyken: de zitkussens zyn niet minder in een aartigen smaak. Aan de twee lange zyden van deeze Cariool is een kleine gallery, maar tien duimen van het ys: deeze dient voor agt Heidukken van den Gouverneur, om 'er op te staan; elk van hun heeft een groote Beerehuid, met den kop 'er aan, om het lyf, zodat zy volmaakt gelyk schynen aan deeze vreeslyke Dieren. 'Er is een pragtig roer aan dit Gevaarte, 't welk, even als de Zeilschuitjes in Holland, na willekeur kan bestierd worden. Agter by het roer is een groote porceleinen Kagchel, die van buiten gestookt wordt, door middel van een yzeren pyp, welke van binnen onder de zitbanken doorgaat, en dus, onzigtbaar, overal eene aangenaame warmte verspreidt. Vier Thermometers, van eene byzondere vinding, welke zeer juist den graad van warmte aanwyzen, zyn in de hoeken geplaatst.
Waarschynlyk zult gy al nieuwsgierig zyn, hoe dit groot Gevaarte in beweeging gebragt wordt, en hoe veele dikke, sterke Russische Paarden 'er voor gespannen worden. Niets van dit alles! Dit zwaare werk verrigten agt schoone Rendieren van het grootste soort, met kostbaare ligte tuigjes van azuur-blaauw leder op het lyf; onder aan den hals hangt een groote zilveren schel, boven op den kop is een groote Reigerbos, aan de pooten zyn staalen getande schoentjes, die met lederen riemen, zeer net, om de voeten toegegespt worden. Dus toegerust, worden zy, twee aan twee, voor de Cariool gespannen. Agt Staljongens van den Gouverneur, juist zo kloek, dat een groote Wolfshuid, met den kop 'er aan, hun geheel bedekt, leiden elk een Rendier met een blaauwe zyden koord, voorzien van gouden kwasten. Deeze Knaapen zyn zo vlug ter been als een der Rheeën.
Nu, myne Waarde! is de Cariool, met zyn ganschen toestel, in orde; en het is meer dan tyd, dat wy de groote Toer gaan doen. Luister dan, bid ik u, met ingespanne aandagt, na 't geen volgen zal.
Des Zondags naa den Godsdienst, om half elf uuren, (want dan is de Kerk reeds uit,) worden drie Kanonnen, eenige minuuten naa den anderen, gelost: dit is het teken, dat de Gouverneur, met zyn geheelen Hofstoet, de groote Toer zal doen. Alsdan maakt elk zich gereed. De Gouverneur, in zyn pragtige Cariool, ryd vooruit, met Russisch muziek, 't welk aangeheven wordt door voorgemelde agt Beeren, die op zyde der Cariool staan. Denk niet, myne Waarde! dat dit kamer-muziek is; de zagtste toon kan ten minsten een kwartiers uur ver gehoord worden; en hieruit kunt gy een genoegzaam denkbeeld van de hooge toonen vormen.
| |
| |
Eer de Sleedevaart begint, (dit had ik boven reeds moeten zeggen,) worden twee kostbaare Draaibassen van Japans koper, die agter aan weêrzyde van het roer geplaatst zyn, gelost. Daarop ryd alles voort. De aanzienlyke Kooplieden, met hunne Vrouwen en Kinderen, volgen, in hunne Carioolen, den Gouverneur; en zo ieder na rang. - Deeze Caravaane is zoms wel een kwartiers uur lang.
Voor de Stad, heeft de Gouverneur, op eigen kosten, een pragtigen Tempel, op het Ys, laaten opslaan, en, twee uuren Hollandsch verder, een anderen. By den laatsten gekomen, kan elk daar, voor een maatig prysje, eenige verversching, na welgevallen, bekomen. In 't heenryden gaat deeze pragtige Trein zeer staatig voort; maar in het retour ryd de Gouverneur als een blixem, en wy allen volgen dan zo goed wy kunnen.
Ziedaar, myne Waarde! een naauwkeurig verhaal van ons Ysvermaak, met den aankleeve van dien. - Nu nog iets van onze gesorceerde Harddravery.
Eens ter week, te weeten 's Woensdags, ten half elf uuren, begint de vliegende Harddravery, in Arresleeden, of Tikkers, gelyk aan de Hollandsche. 'Er is een lange Ysbaan, circa een half uur lang, en zestig voeten breed, ter zyden met leuningen afgeperkt, daar een verbaazende menigte toekykers agter staat. Aan het einde deezer Baan is een deftige Chineesche Tempel, voor den Gouverneur en zyn Hofstoet, als ook voor een groot aantal Burgers en Burgeressen, van de eerste classe, die allen op het pragtigst zyn uitgedost. Voor dien Tempel is eene kolom van de Dorische orde; en ook eene ter plaatze waar men afryd: de eerstgemelde is met eene kroon van palm, rykelyk met gouden en zilveren plaatjes opgetooid, vercierd.
Twee Heeren, door het lot verkoozen, verschynen aan den paal, daar men den rit begint, met hunne pragtige Arresleeden en Paarden. De Harddraaver is aan den Tikker gespannen; de Heer zit agteröp, en ment denzelven. Een Koetzier, in keurig livery, staat op zyde, en heeft den zogenaamden Galoppeur, (een Paard, daartoe byzonder afgerigt,) met eene dunne lyn vast. Dit Beest, anders geheel los en vry, galoppeert altoos een weinig vooruit, aan de linkerzyde van den Draaver, zo hard het loopen kan. De Harddraaver tragt steeds den anderen in te haalen, en wordt daardoor op eene verwonderlyke wyze aangezet, zonder egter immer uit den sterksten draf te raaken. - De beide Paarden hebben ieder een groenen zyden lap voor het eene oog; de Harddraaver voor het regter, de Galoppeur voor het linker: dus zyn zy altoos verpligt, met het ongedekte elkanderen aan te zien; 't welk de ondervinding leert, dat zeer noodzaaklyk is.
| |
| |
Ik vreeze, myne Waarde! met deeze ampele beschryving, die tot het bedoelde oogmerk, om namelyk onze Ysvermaaken te verhaalen, weinig afdoet, u verveeld te hebben. Daarom zal ik my nu bekorten, en ten einde spoeden.
Indien, by voorbeeld, twaalf Dingers na den Eereprys zich opdoen, worden hunne naamen op een kaartje geschreeven; dan trekt ieder zyn nommer, welke de Gouverneur by het lot uitdeelt. Die No. 1 en 2 trekken, ryden eerst; eenige minuuten laater, No. 3 en 4; dan 5 en 6, enz. Natuurlyk zyn dus zes van de twaalf het eerst by den merkpaal; deeze zes krygen van den Gouverneur elk eene zilveren Medaille. 's Woensdags daar aan volgende moeten die zes weder looten, en ryden weêr twee aan twee; de drie gelukkigen krygen dan ieder eene grooter zilveren Eerepenning. Agt dagen daarna ryden deeze drie te gelyk af: die het eerst den paal bereikt, wordt, door de Echtgenoote des Gouverneurs, de kroon van palm op het hoofd gezet; en eene gouden Medaille, ter waarde van veertig Roebels, hangende aan een zeer keurig zyden lint, wordt hem, door voornoemde Dame, met veel plegtigheid, op de borst vastgemaakt.
Deeze vermaaklyke dag op die wyze geëindigd zynde, noodigt de Gouverneur, dienzelfden avond, de aanzienlykste lieden deezer Stad op een pragtig Soupé en Bal. De gelukkige Vriend met de gouden Medaille is aan tafel tusschen den Gouverneur en zyne Vrouw geplaatst, en geniet nog daarenboven de eere van het Bal met deeze Dame te openen. - Het geheele Paleis is by deeze Fête op de luisterrykste wyze verlicht; en de Genoodigden gaan eerst in den morgenstond, met een vrolyk hart, na hunne wooning, en na een warm bed.
NB. Nog iets byzonders voor de Liefhebbers der Harddravery in Holland. - Daar de ondervinding ons heeft geleerd, dat, wanneer een zeer sterk bezweet Paard, ten eersten, met een kleed gedekt, op Stal wordt gezet, zulks menigwerf doodelyk voor die nuttige Dieren was, heeft een voornaam Med. Doctor het volgend middel beproefd, 't welk, zedert veele jaaren, alhier in algemeen gebruik is: - Zodanig een bezweet Paard wordt aanstonds, in de open lugt, geheel met sneeuw bedekt, 't welk, op de natte huid, schielyk bevriest: vervolgens wordt het Beest, een half uur lang, stapsvoets geleid; daarna valt de bevroozen korst, met geheele brokken, van de huid: dan zet men het Paard, altoos ongedekt, op Stal. 'Er is geen voorbeeld, dat een Paard, op zulk eene wyze behandeld, eenig ongemak bekomt; des anderendaags is het Dier zo tierig als te vooren. |
|