Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijNatuurlyke historie van de cochenille, doormengd met geschiedkundige byzonderheden.(Ontleend uit Dr. bancroft's Experimental Researches concerning the Philosophy of permanent Colours.)
De Cochenille, of Coccus Cacti, is een zeer klein Insect, 't geen zich, misschien met uitsluiting van alle andere Planten, voedt met den Cacius, doorgaans de Indiaansche Vyg, en in Engeland, wegens de scherpe punten, Prickly Pear, geheeten. De soort, die men Cochenilliser, of Nopal, noemt, wordt alleen tot het voeden dier Insecten aangekweekt. Deeze Nopal is byzonder eigen aan America. Wanneer de Spanjaarden aan de vaste kust van America kwamen, zagen zy, dat de Mexicaanen de Cochenille gebruikten, om een schoone kleur te geeven aan hun Huisraad, aan hunne Cieraaden, en katoenen Kleederen. Het gunstig en uitlokkend berigt, des in Spanje gegeeven, spoorde het Hof van Madrid aan, om, in den Jaare 1523, aan den beroemden cortes last te geeven tot het vermenigvuldigen van die Verfstoffe. Ondanks deeze vroege aandagt, besteed tot het bezorgen van Cochenille, bleef Europa meer dan eene Eeuw lang onkundig wegens den waaren aart. Men hield het voor een Zaad. Dit begrip vinden wy het eerst wedersprooken, in den Jaare 1668, door eenen ongenoemden Schryver, die deswegen een Stukje gaf in de Philosophical Transactions. En blyft 'er wegens den dierlyken | |
[pagina 60]
| |
oorsprong deezer Verfstoffe geen twyfel meer over. Deeze is door de proeven der Natuurkundigen gestaafd. De Cochenille is een stuk van Koophandel, en wel van zeer groot aanbelang. Volgens de beste bescheiden, bedroeg de invoer van de beste en fynste soort, in Spanje, geduurende de Jaaren 1788, 1789 en 1790, elf duizend Zakken, ieder van 200 Ponden. Groot-Brittanje gebruikt 's jaarlyks 1200 Zakken, die geschat worden 180,000 P. St. in waarde te bedraagen. Geen wonder, dat men den Spanjaarden dit ryke Voortbrengzel zoekt afhandig te maaken, en de waakzaamheid deezes Volks op dit stuk te ontduiken. Eene daar toe aangewende pooging is meldenswaardig. - In de maand January des Jaars 1777 verliet de Heer thiery de menonville het Eiland St. Domingo, met oogmerk om eenige leevende Cochenille-Insecten in Mexico te verzainelen, van daar te voeren, en ze vervolgens op de Fransche Eilanden in de West-Indiën voort te teelen; tot goedmaaking der reiskosten, waren hem door het Gouvernement vier duizend Livres toegestaan. Hy ging na Vera Crux, waar hy berigt kreeg, dat de beste Cochenille-Insecten gevonden werden te Guaxaca, omtrent zeventig mylen van daar gelegen. De menonville, ongezondheid voorwendende, verwierf verlof om zich in de Rivier Magdaleen te baaden; maar, in stede van derwaards te gaan, toog hy, ontelbaare gevaaren en reisvermoeienissen uitstaande, zo ras mogelyk, na Guaxaca, waar hy, naa het doen van zyne Waarneemingen, en het verkrygen van de noodige onderrigtingen, voorwendde, te gelooven, dat de Cochenille-Insecten zeer nuttig zouden weezen om een smeerzel uit te bereiden, ter herstelling van zyne voorgewende kwaal (de Jicht.) Hy kogt ten dien einde verscheide Nopals, bedekt met deeze Insecten, van de beste soort. Deeze deedt hy in doozen, ter verberging overdekt met andere Planten, en hy vondt gelegenheid om die doozen weg te voeren, als vervuld met kleinigheden, welke geene aandagt verdienden dan alleen voor de Plantkundigen. - Naderhand door een geweldigen storm in de Baai van Campeachy gedreeven, vondt hy daar, en voegde by zyne verzameling, een leevende Cactus, van die soort, welke geschikt was om de beste soort van Cochenille te voeden. Van daar na St. Domingo vertrekkende, kwam hy, op den 25 Sept. van het zelfde jaar, te Port au Prince, waar hy | |
[pagina 61]
| |
terstond eene Plantery van Nopals aanving, en alles aanwendde, om de twee soorten, of verscheidenheden, van Cochenille aan te kweeken; te weeten de Cochenille die men Domestica, of de Fyne, en de andere die men Sylvestra, of de Wilde, noemt, welke laatste hy te St. Domingo vondt, kort naa zyne wederkomst, natuurlyk leevende op den Cactus Pereshia. Maar, ongelukkig voor deeze onderneeming, stierf hy in den Jaare 1780. Teleurstelling en verdriet knaagden hem het harte, daar hy zyne Vaderlandlievende oogmerken zo weinig ondersteund, en zyne diensten zo spaarzaam door het Gouvernement beloond, vondt. Des Heeren thiery de menonville's arbeid dus geëindigd zynde, heeft de Koninglyke Maatschappy der Kunsten en Weetenschappen te Cape François zyne papieren byeen verzameld, en uit dezelve eene Verhandeling vervaardigd over het aankweeken der Nopals, en het voortteelen der CochenilleGa naar voetnoot(*). Het blykt, dat 'er in Mexico twee verscheidenheden van Nopal groeijen. De eene wordt de waare Nopal uit den Tuin van Mexico geheeten; en de andere draagt, uit hoofde van de zonderlinge schoonheid, den naam van de Castiliaansche Nopal. Deeze Nopals hebben eene hoogschatbaare eigenschap, welke de verzameling dier kleine Insecten gemaklyker maakt; niet bezet zynde met de harde en steekelige doornen, anders eigen aan de Cactusplanten. Zy verschaffen, daarenboven, het best geschikte voedzel voor de Cochenille; want het in 't wilde voorkomende Insect, of de Grana Sylvestra, gevoed op een deezer beide Nopals, verliest, allengskens, de draadagtige wolligheid, en wordt bykans zo groot als de huislyke of tamme soort. Een stuk, 't geen uitwyst, dat de laatstgemelde haare verbetering verschuldigd is aan het warme dekzel, en den overvloed van best voedzel. Dit denkbeeld wordt wyders gestaafd door de handelwyze, in Mexico gehouden, om Plantadien aan te leggen tot het voortkweeken van deeze twee soorten van tamme of huislyke Cochenille, op zekeren afstand van elkander, ten | |
[pagina 62]
| |
einde derzelver gemeenschap een gekruist geslacht voortbrenge. Het Insect verkiest eene voor zich bekwaame plaats aan den onderkant der takken of geledingen, waar het den kleinen snuit vaststeekt, het sap der Plante inzuigt, en overdekt wordt met een fyn aankleevend dons. - Naa verloop van ééne maand komt het Mannetje uit zyne gevangenis, en is een kleine scharlakenverwige Vlieg, zwerft rondsom, volbrengt het werk der paaring, en sterft onmiddelyk daar naa. Het Wyfje overleeft het Mannetje eene maand, en brengt haare Jongen voort, door eene soort van navelstreng aan elkander gehegt. Deeze hoop Jongen blyft twee of drie dagen opeengehoopt onder 's moeders buik, tot dat zy, in 't einde losgeraakt, na hunne voedzelplaatzen kruipen. 't Is in deezen laatsten staat van zwangerheid, dat de Wyfjes, om 'er Cochenille van te maaken, uitgekoozen worden. Men strykt ze van de Nopal af met de stompe zyde van een mes; zy vallen neder op Kleeden, 'er onder gespreid om ze op te vangen. Daar op in een zak gestooken, worden ze heet gemaakt in kookend water, en in de Zon te droogen gelegd. De ryke kleur van de Cochenille heeft men in 't algemeen toegeschreeven aan de roode vrugt van den Cactus, waar mede men veronderstelde dat het Insect zich voedde. Doch de Waarneemingen van den Heer de menonville hebben de ongegrondheid van dat begrip beweezen. Naa den dood van dien Heer, liet men de aankweeking van fyne Cochenille, in den Tuin te Port au Prince vermenigdigd, door verzuim verlooren gaan. De wilde soort, harder zynde, bleef in leeven, en kwam onder de bezorging van den Heer bruley, die, in de Jaaren 1787 en 1788, eene zeer groote hoeveelheid na Parys zondt. De Commissarissen van de Academie deeden 'er de vereischte Proeven mede; waar uit bleek, dat de Grana Sylvestra van St. Domingo volkomen dezelfde kleur gaf als de Spaansche Cochenille; alleen hadt men 'er eene dubbele hoeveelheid van noodig. Eenige weinige jaaren geleden, verbeeldde zich Dr. james anderson, van Madras, dat hy het waare Cochenille-Insect ontdekt hadt, huisvestende op zekere Grasplant; doch hy vondt zich in deeze zyne verwagting deerlyk bedroogen; dan zyn loflyke yver wees de Engelsche Oost-Indische Bezittingen aan, als zeer geschikt om dat zo | |
[pagina 63]
| |
veel opbrengend Insect voort te teelen. Men zondt daarop eenige Planten van de waare Nopal, in den Jaare 1788, uit den Koninglyken Tuin te Kew, na Madras; waar die Plant verbaazend sterk vermenigvuldigde. - Maar, door de onagtzaamheid van de Bestuurders der Oost: Indische Compagnie, heeft men nog geene poogingen aangewend om het Cochenille-Insect uit America te krygen. |
|