Zedelykee bedenkingen.
Weet de mensch altyd wel, wat hy het nuttigst voor zich wenschen zal? Het is 'er ver van daan. Maar al te vaak strekken zich onze wenschen en begeerten uit tot voorwerpen, ten hoogsten schadelyk en verderselyk voor ons zelven; en schoon wy al dikwils het schadelyke daar van zelve zien en ontwaar worden, blyven wy nochtans veelal op dien verkeerden voer voortgaan, en keeren niet eer terug voor wy door het gewigt van het nadeelige, door het schadelyke, natuurlyk belet worden. Dit is eene onvergeeslyke wreedheid, welke men tegen zich zelven begaat. Zulke dwaasheden ziet men nochtans dagelyks plegen, dwaasheden ten hoogsten misdadig; en zou men niet mogen vaststellen, dat elk mensch, de een meer en de ander minder, aan het plegen van zulke dwaasheden schuldig staat?
Ziet den Nydigaart aan, en gy zult uit de trekken van zyn gelaat bespeuren, dat hy elk van zynen naasten het geluk en den voorspoed misgunt, 't geen hy hem ziet genieten. - De Nydigaart kan niet dulden dat het zynen evenmensch welgaat. - Indien het in de magt van den Nydigen stond, niemand was gelukkig dan hy alleen, niemand zou hy boven zich in voorspoed zien uitblinken; maar gaarn alle menschen ver beneden zich verlaagd zien. - Want niets is in staat om zyne rust meer te stooren, dan het geluk en den voorspoed van zynen naasten. - Dan voelt hy in zynen boezem eenen worm knagen, welke hem schynt te verteeren - een knagend hartzeer, dat alle zyne genoegens vergistigt. - Dan het hart van den Nydigaart is eene galbron van bitterheid - die niet toelaat eenige zoetheid des levens te smaken: en terwyl hy elkeen benyd het goede dat hy bezit, volgt de veragting van alle menschen, en verzelt hom op alle zyne schreden.
Heeft niet eene kwalyk geplaatste eigenliesde den grootsten invloed op onze verkeerde handelingen?
De Luiaart gaat met eenen langzamen tred; doch met rasse schreden haast hy tot zyn bederf.
De arbeidzame man zal men zelden of nooit gebrek zien lyden: maar de Luiaart vergaat door enkel gebrek.
Voor den mensch is 'er geen zwaarder, geen moejelyker werk, dan zich zelven in 't ongelyk te stellen. - Zich te veroordeelen, is het zwaarste wat wy ons kunnen opleggen.