Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTafereelen van de Staatsomwenteling in Frankryk. IVde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1797. In gr. 8vo. 244 bl.Wederom heeft het verstand zich mogen verlustigen in dit IV Deel deezer Tafereelen, altoos met welverdienden lof door ons vermeldGa naar voetnoot(*). - Het eerste, hier voorkomende, voert ten Opschrift: Toestand des Franschen Ryks. - II. Geestdrift der Parysenaars. - III. Arbeid der Nationaale Vergadering. - IV. Poogingen der Staatsvyanden. - V. Optocht na Versailles. Wederom heeft ons oog voldoening gevonden in de Plaaten, verbeeldende de gewigtige en woelige Gebeurtenissen: De overgave van het eerste Vaderlandsche Geschenk, door eenige Parysche Vrouwen. - De uitbundige vrolykheid van de Lyfwagten des Konings. - De Optocht der Parysche Vischvrouwen na Versailles, en de Beeldtenissen de lally tolendal; clermont-tonnerre; en den Hertog van auguillon. Moeilyk is de taak van Tafereel-beschryvingen; over het geheel kwyt zich de Schilder meesterlyk, hoe zeer hy blykbaar de bezwaarlykheid ondervindt om allerwegen het Schilderagtige te behouden, en niet tot de peil eens Verhaals af te daalen. Schoon en treffend is de voorgrond van het tweede aangeduide Tafereel. ‘Midden in den felsten storm, die eerlang stondt uit te barsten, na eene doodelyke stilte, waar by alle de wederstreeving van de vyanden der Staatshervorming haare kragten tot op het bestemde oogenblik scheen te verzamelen, moest ook de hou- | |
[pagina 678]
| |
ding beslissend zyn, welke de Nationaale Vergadering zoude aanneemen. Nimmer toch konde het Schip van Staat, door de woeste baaren heen en weder geslingerd, in een veilige haven gestuurd worden, dan waar de Stuurlieden, wakker op hunnen post, kundig omtrent de diepten, en oplettend op wind en weer, het geklots der golven durfden braveeren, en te gelyk de gevaaren der branding zorgvuldig wisten af te keeren. Even als de Zon, wanneer zy haare straalen tot eene verdubbelde snelheid schynt te roepen, om door de dikste nevels heen te breeken, en het aardryk, door dampen verpest, haare zuiverende warmte mede te deelen, zo moest ook het Lichaam der Vertegenwoordigers zynen weldaadigen invloed tot den geheelen Staat overbrengen, om denzelven, zo min aan de losbandigheden eener regeeringloosheid, als aan de woede van een dolzinnig verraad, ten prooi te geeven. Na eenen stikdonkeren nagt, waar mede het leenroerig stelzel de gansche oppervlakte des Ryks overdekt hieldt, had zy, reeds gelukkig, de vervaarlyke nevels weggevaagd, welke nog gestadig uit den afgrond waren opgereezen. Thands moest zy de gronden daarstellen, waar op het gebouw eener verbeterde Staatsregeling gevestigd, en naderhand, door eene behoorlyke zamenvoeging der deelen, opgetrokken, en voltooid zou kunnen worden. Reeds had zy aan het Fransche Volk de weldaad toegezegd, om de Rechten van den Mensch en Burger, by eene plegtige aankondiging, kenbaar te maaken. - Alle beschaafde Volken van den aardbodem staarden, met verrukking, op het verschiet van den vrolyken dag, die thands zou aanbreeken. De verkondiging van zulke regten, midden in eene gevestigde Alleenheersching, trok aller eerbiedige verwondering tot zich. Het bleef haare verhevene taak, aan deeze wyduitgestrekte verlangens te voldoen. - Zoodanig werk, - niets anders, zo het scheen, dan de ontvouwing van eeuwige waarheden, die op den onveranderlyken aart der dingen berusten, en slechts naar de tydsomstandigheden behoefden gewyzigd te worden, - beval zich, gereedlyk, door zyne eenvoudigheid. Eeuwige waarheden scheenen niet wel aan twyfelingen, of tegenspraak, onderhevig te kunnen weezen. En echter bevestigde de ondervinding, dat geen arbeid van meerdere zwaarigheden omgeven was. - Eene Natie, geboeid aan | |
[pagina 679]
| |
de slaaverny van veele eeuwen, en daar door van veele regten en pligten der gezelligheid ontaart - eene Natie, als 't ware, grys geworden in de onderwerping aan éénen tevens, en van veelen, - uit haaren slaap op te roepen, haar den bygeloovigen eerbied voor gewoonten, haar het vooroordeel omtrend de gevestigde wanorde, haar het gezag van den ouden dag te beneemen, en, met het vuur eener prille jeugd, een ander leeven te willen schenken, bleef in het oog des nadenkenden meer de droom van eenen Menschenvriend, dan een waarschynlyk uitwerkzel, zelfs der beste Staatkunde. Welke struikelblokken zouden niet eigenliefde en baatzugt in den weg werpen! In welk een tweestryd geraakte, welhaast, de waarheid en de voorzigtigheid - de eerste, om niets te verzwygen wat 's menschen adel verhoogt - de laatste, om enkel te verlichten, niet om te verblinden, en geen opening aan een nog niet genoegzaam verlicht Volk te geeven, waar door de menigte haare wapenen tegen zich zelve zou keeren! En hoe eigenaartig was, zelfs, niet de vrees van den moedigsten Staatsman, daar hy, de Regten van den Mensch verzekerende, aan alle Tyrannen van den aardbodem eenen openbaaren oorlog verkondigde! Deeze zwaarigheden, gevoeld by allen, die de tegenwoordige gesteldheid van zaaken naauwkeurig beoordeelden, hadden geenen geringen invloed op de onderhandelingen, wegens dit belangryk onderwerp. Van daar de menigvuldige ontwerpen wegens eene verklaaring, welke gewis aan het hoofd eener verbeterde Staatsordening moest geplaatst worden. Die van la fayette, van sieyes en van mounier, onderscheidden zich byzonder door hunne volledigheid.’ Deeze drie worden vervolgens beoordeeld, en naar derzelver waarde geschat. Gelyk wy, niet lang geleden, over dat eigen onderwerp in ons Vaderland de verschillende oordeelen deswegen zagen, zo ook had dit in Frankryk plaats; doch derzelver bepaaling greep stand, en lag den grondslag eener Staatsordening, van welke de algemeene Welvaart haaren steun, de inwendige Verdeeldheden en geheime Verraderyen haare teleurstelling, zouden ontvangen. Van de ontwerping eener Acte van Constitutie, op die grondslagen gebouwd, geeft voorts dit Tafereel eene | |
[pagina 680]
| |
schets, als mede van de geschillen, over de wyze van ontwerping - en merkt te recht op: ‘Met zodanige verschillende begrippen kon het geenzins missen, of het werk der Staatshervorming zelve had den hevigsten tegenstand te duchten. Juist in denzelven vondt het verraad zyn gereedste voedzel. De verwydering tusschen de Leden der Vergadering zelven zo veel mogelyk te vergrooten, haare magt daar door te verdeelen, de partyschappen te vermeerderen, en door het versterken van elken afzonderlyken aanhang het eene begrip boven het andere, door geweld, als 't ware, te doen zegevieren, - zie daar het heilloos oogmerk, van welks bereiking de Staatsvyanden zich de voordeeligste uitwerkingen belooven konden. - Van deeze onzalige geschillen begint de dagtekening van alle die geweldige orkaanen, die het Fransche Gemeenebest, in laater dagen, zelfs op zyne hegtste grondslagen, hebben doen daveren, en wier rampzalige gevolgen nog zullen voortduuren tot in de laatste Naakomelingschap.’ Het gebeurde te dier gelegenheid en de gereezene Partyschappen worden afgemaald; welk een leerzaam Tafereel! dat de Nederlander 't zelve in zyn geheel beschouwe! Hoe zeer ook onze gesteltenisse van die der Franschen verschillen moge, is 'er voorbeeldlyke leering uit te raapen; en zal deeze het gemis van het schilderagtige in dit gedeelte kunnen vergoeden - hoewel het ook in dit Tafereel niet aan schilderagtige Vertooningen ontbreekt. Hiervan kan de afbeelding van de Opofferingen der afzonderlyke Burgeren ten voorbeelde strekken. ‘Geene zitting der Nationaale Vergadering liep voorby, zonder het eerwaardigst getuigenis der edelmoedigste opofferingen ter reddinge van den Staat. Noch stand, noch rang, noch leeftyd, noch kunne, maakte hier uitzondering. De kindsheid gaf haar speelgoed, de grysaart zyn geliefdsten schat, van overoude tyden hem by erfenis aangebragt, en door het vooroordeel der oudheid geheiligd, de jeugd en de schoonheid haare vercierselen, de ryke van zynen overvloed, de behoeftige van zyne armoede, ten gemeenen beste. Hier, offerde de gegoede honderd duizend Guldens op het Altaar des Vaderlands. Elders, dwong eene arme Vrouw de Afgevaardigden van haar District, welken zy, op hunne reis na Versailles, toevallig ontmoette, om ook de helft van haare geheele bezitting, die in vier en | |
[pagina 681]
| |
twintig stuivers bestondt, als het offer van haaren Burgerpligt, by hunne verzamelde schatting te voegen. Geen betoog, dat zy het haare zoo volstrektlyk behoefde, was in staat, om haar te bedwingen. Met traanen in de oogen, beroept zy zich op haaren hoogsten pligt, en belooft zich van haare volvaardigheid, indien slechts door anderen naagevolgd, den besten zegen voor het Vaderland. Huisbedienden, Daglooners, maakten een onderling verdrag, waarby zy een evenredig gedeelte hunner geringe inkomsten voor den Staat bestemden.’ Allertreffendst is de Schildery van Vaderlandsche Geschenken door eenige Vrouwen in de Nationaale Vergadering; doch te onzer overneeminge te breed. - Doch kunnen wy niet voorby ten Tegenhanger van het even geplaatste af te schryven. - ‘Dan ook deeze toelaagen, hoe welmeenend aangebragt, waren geenzins vermogend genoeg om het plaatsgrypend gebrek te vervullen. Duisenden volvoerden wel hunnen burgerlyken pligt, daar het de redding van den Staat betrof. Doch ook duisende anderen, en wel de vermogendsten, bekreunden zich aan denzelven zeer weinig. Waar het hart door geenen inwendigen en zuiveren gloed verwarmd wordt, heeft het geenen pligt te vervullen, dan aan zich zelven. De Gierigaard kent geen hooger genoegen, dan in het opeenstapelen zyner schatten. De Ryke, aan weelde overgegeeven, weet geene andere bevrediging, dan die haar ten voorwerpe heeft. De dwaaze verbeelding hecht hem aan het denkbeeld, dat hy reeds alles gedaan beeft, wat zyne betrekking vordert, wanneer hy de dienstbaarheid ten zynen behoeve bezoldigd en de bepaalde lasten bereidwillig voldaan heeft. Geen bezef, dat, in dagen van oud-adelyken trots, de belastingen oneenpaarig geheeven, en juist aan den eerwaardigsten stand, den werkzaamen Burgerkring, zyn opgelegd, is in staat om hem boven de gewoonte te verheffen. Ieder voorslag van verandering, waar door hy slechts meer zal moeten mededeelen tot de algemeene behoeften, noemt hy onregtvaardig. Geen denkbeeld van Gelykheid kunnende dulden, verzet hy zich tegen alles wat zyne weelde beperkt. Vrywillige bydraage .... boven deeze acht hy zich verheven. Hy houdt zyne handen t'huis, daar zy alleen weldaadig konden en moesten werken. En, zo | |
[pagina 682]
| |
nog de vrees hem bevangt, dat de som zyner inkomsten, of de waarde zyner goederen, by den Staatsonspoed zal verminderen, dan wordt hy een wederstreever van alle maatregelen, die met zyn afzonderlyk belang stryden. Zynen staat moetende verminderen, wanneer hem de openbaare wet tot schattingen dwingt, neemt hy zyn geld uit den daaglykschen omloop, en laat het liever in zyne koffers verroesten, dan, door eene ruimer mededeeling, de orde te herstellen, welke toch, by de uitkomst, voor hem even voordeelig werken moet als voor zyne Medeburgers.’ Zulk een gedrag maakte dringender maatregelen noodig, die voorts afgeschetst worden, met alle de wendingen. Moedig was het gedrag der Vertegenwoordigers van het Fransche Volk, om, te midden van den nood, den Staat te behouden; doch onophoudelyk waren ook de poogingen der Vryheidsvyanden, ‘om het Volk tot oproer en de Krygsmagt tot ongehoorzaamheid aan te hitzen, door het vooroverlegd ontwerp, om het geheele Staatsweezen, by eenen veragterden opbrengst van schatting, of ook by de verregaandste sluikeryen, tegen welker uitvorsching eene genoegzaame voorzorg beraamd was, in wanorde en werkloosheid te brengen, en daar door het algemeen misnoegen te werpen op onschuldige voorstanders der Vryheid, wier aanhoudende arbeid de redding alleen des Vaderlands beoogde.’ Dit alles schetst ons het Tafereel, getyteld: Poogingen der Staatsvyanden. Woelig is het Tafereel van den Optocht na Versailles, dat dit Stuk besluit. Vreemd is de Vertooning; maar gegrond 's Schryvers aanmerking, die wy alleen afschryven; want het Tafereel moet in zyn geheel overgezien worden. ‘Zo ooit één dag de heiliging tot een Feest verdiende, dan moest het zeker die van den 5den van Wynmaand zyn, als welke ook aan de tedere Sexe van onze dagen, hoe warsch anders van krygszugtige bemoeijingen, het edelst getuigenis geeft, dat zy aldaar, waar het Vryheid en erkende Regten geldt, voor den heldenmoed haarer Zusters uit de hooge Oudheid (de Amazoonen) geenzins behoeft te zwigten.’ |
|