| |
Verhandeling over de Ziekten der Kinderen, en derzelver Natuurkundige Opvoeding, door Christoph Girtanner, Doctor in de Genees- en Heelkunde, Lid van de Koninglyke Maatschappye der Wetenschappen te Göttingen. Uit het Hoogduitsch. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1797. In gr. 8vo. 578 bl.
Schoon wy het uitmuntend Werk van den Heer rosen van rosenstein, over de Ziekten der Kinderen, ook in onze taal overgezet, bezitten, schynt echter de Ver- | |
| |
taaling van dit Werk van girtanner niet geheel overtollig, dewyl in hetzelve nog al veele nuttige waarneemingen, uit laatere Schryvers byeen verzameld, voorkomen, die in de beoeffening der Geneeskunde van nut kunnen zyn. Voor 't overige is het oorspronglyke Werk in de Duitsche Journalen zeer verschillende beoordeeld; zynde hetzelve, door zommige, met de grootste loftuitingen verheven, en door andere, als van geringe waarde, verworpen. Onpartydige beoordeelaars zullen voorzeker hieromtrent een middelweg kiezen, dewyl 'er wel veel onzekers en overtolligs, maar ook veel nuttigs, in dit Werk gevonden wordt.
Schoon de Vertaaler zyn naam niet voor dit Werk heeft gelieven te plaatzen, schynt hy echter een man van bekwaamheid te zyn, en tot de uitvoering eener zodanige taak zeer wel berekend. Om de manier van schryven, zo van den Steller als van den Vertaaler, te doen kennen, zullen wy als eene proeve mededeelen een gedeelte van het elfde Hoofdstuk, 't geen handelt over de Vondelinghuizen. ‘Van 101000 Kinderen, (zegt de Schryver p. 98-100) die, zedert den Jaare 1774, in het Vondelinghuis te Parys wierden opgenoomen, waren 'er in den Jaare 1790 slechts 15000 overig.
By veelen van deeze Kinderen vertoont zich, kort na de geboorte, het Venerisch gift, van hunne Ouders overgeërft. Voor Kinderen, by welke zich Venerische toevallen vertoonen, heeft men, te Vaugirard, by Parys, een byzonder Hospitaal opgericht, waar in zy behandelt worden, maar met een slegt gevolg. Zedert tien jaaren zyn in dit Hospitaal 19059 Kinderen ingebracht, en van dezelven zyn niet 'er niet meer dan 440 Kinderen genezen geworden.
De ziekte, welke in het Vondelinghuis te Parys het grootste getal van Kinderen wegraapt, is de Vondelinghuis-ziekte (le Muguet) eene zoort van boosaartige zweeren. Men bespeurt eerst roode vlakken aan het verhemelte en op de tong; vervolgens verschynen kleine puistjes, die in korten tyd den geheelen mond en het verhemelte inneemen, en van daar in de keel komen, en het slikken beletten; zy planten zich zelfs tot in de Maag voort. De Kinderen teeren uit, en sterven, de een vroeger, de ander laater. Voegt zich daar een buikloop by, een toeval in deeze ziekte zeer gewoon, zo sterft het Kind reeds op den derden dag.
| |
| |
De puisten zyn of wit, of graauw van couleur. De laatste worden weldra naderhand zwart, en 'er voegt zich een doodelyk vuur by; de witte puisten vallen als schubben af, en gaan weg.
De Kinderen, die in het Vondelinghuis blyven, wanneer zy deeze ziekte hebben, sterven alle; maar van die geenen, welke alsdan uit het Huis op het Land gebragt worden, geneezen 'er veelen.
Alle Kinderen, die in het Hotel Dieu te Parys gebooren worden, krygen deeze ziekte. Zomtyds reeds op den derden dag na de geboorte. De Minne, welke een Kind, met deeze ziekte behebt, zuigt, schynt niet besmet te worden. 'Er vertoont zich wel eene ligte ontsteeking aan de borsttepel; doch deeze laat zich, door een omslag van warmen Wyn, gemakkelyk geneezen. Daarentegen word een gezond Kind, 't welk alsdan te gelyker tyd de Minne zuigt, besmet. Ja, men wil zelfs opgemerkt hebben, dat zulk eene Minne, nog een geheel jaar naderhand, een gezond Kind zoude kunnen besmetten.
In andere Vondelinghuizen is de sterfte niet minder groot, dan te Parys. Te Perpignan worden van honderd Kinderen, in het Vondelinghuis opgekweekt, naauwlyks twaalf of vyftien Kinderen vyf jaaren oud.
In een aanzienlyk Duitsch Vorstendom, het welk omtrent zedert twintig jaaren een Wees- en Vondelinghuis in zyne Hoofdstad heeft opgericht, is tot nu toe slechts een enkele Vondeling tot mannelyke jaaren gekomen. Dit mensch alleen heeft dus jaarlyks aan den Lande ten minsten 20000 Ryksd. gekost: eene somme, welke de opvoeding van een Erfprins niet gekost zoude hebben.
In het Vondelinghuis te Kassel wierden, van den Jaare 1763 tot den Jaare 1781, in 't geheel 740 Kinderen ingebragt. Van dezelven stierf de helft onder de acht jaaren, en naauwelyks tien derzelven bereikten het veertiende jaar, enz.’
Over de Kinderziekte handelt de Heer girtanner zeer uitvoerig, en ook in het byzonder over de Inënting der Kinderpokjes, welke hy voor zeer nuttig houdt en verdedigt, hoewel met minder vuur dan doorgaans by de hedendaagsche Schryvers plaats heeft. Onder anderen, merkt hy aan, dat hoewel de Inënting oneindig minder kinderen ten grave sleept, dan de natuurlyke Pokziekte, echter
| |
| |
dit voorrecht zo groot niet is, dan doorgaans door de driftige voorstanders deezer konstbewerking wordt voorgegeeven. Verder, dat schoon de bewerking voor de ingeënte voorwerpen zelve zeer voordeelig is, zy echter, over het algemeen genoomen, veel meerder nadeel dan voordeel voor de zamenleving bewerkt, en zal blyven bewerken, zo lang deeze konstbewerking niet algemeen is aangenoomen, dewyl de herhaalde Inëntingen de ziekte in de groote Steden, door het steeds doen voortduuren der besmetting, als altoos duurende maaken. Deeze ook door andere Geneesheeren gemaakte aanmerking steunt op de sterflysten, die in de groote Steden, en vooral te Londen, jaarlyks worden opgemaakt, volgens welke het getal der jaarlyks aan deeze ziekte gestorvene persoonen op eene ontzettende wyze is toegenoomen, met het meer en meer algemeen worden der Inënting. Want vóór de tyden der Inënting stondt het getal der aan de Pokjes gestorvenen tot het geheel jaarlyks getal der dooden, als twee en zeventig tot duizend, dat is, van de duizend dooden rekende men, dat 'er twee en zeventig aan de Pokjes waren overleden; doch naauwlyks was men met yver begonnen in te enten, of deeze evenredigheid veranderde op eene verbaazende wyze, zo dat dezelve eerlang wierd, als van acht en negentig, en zelfs van honderd en negen, tot duizend. Waarlyk een bewys, dat niets van meerder nut voor de vermenigvuldiging van het menschdom zoude zyn, dan het beraamen van middelen, welke de algemeenheid deezer heilzaame konstbewerking zouden kunnen ten gevolge hebben, 't geen echter meerder te wenschen dan wel te verwagten is.
Het is bekend, dat de Heer girtanner een liefhebber is van veelerlei gewaagde stellingen, met welke hy, na het oordeel der bezadigdste Geneesheeren, veel te hoog loopt, en door welke hy, in de beoeffening der Geneeskunde, tot zeer ongunstige gevolgen aanleiding zoude kunnen geeven. In de Duitsche Tydschriften meermaalen over deezen trek tot nieuwigheden gehekeld, heeft hy dezelve in dit Werk spaarzaamer voor den dag gebragt, dan wel elders. Hy heeft met dit alles zyne geliefkoosde begrippen niet alle kunnen achterwege laaten: blykens het negende Hoofdstuk, p. 78 en volg. in het welk hy de ongegrondheid der stelling beweert, dat de melk in de eerste wegen der Kinderen zuur verwekken, en dat dit zuur de oorzaak van veele Ziekten wezen zoude. Tot
| |
| |
het valsch verklaaren deezer algemeen aangenoomene leere, op welke een zeer aanmerklyk deel der Kinderpraktyk gebouwd is, beroept hy zich, onder anderen, op eene verzekering van navier, zonder ons echter te zeggen, waar men dezelve kan vinden, volgens welke vrouwen-melk drieënveertig dagen lang zoude kunnen worden bewaard, zonder zuur te worden. Doch wie ziet niet het dwaaze van eene zodanige stelling: een zo lang bewaarde vrouwen- of andere melk zoude immers al lang vóór het einde van dien tyd tot verrotting zyn overgegaan. Tot meerder staaving van dit gevoelen, beweert hy, dat de vrouwen-melk door geene middelen tot stolling is te brengen: doch deeze stelling is onwaar, want, volgens de waarneemingen van arneman, en anderen, stolt deeze melk, binnen den tyd van achtënveertig uuren, in eene warmte van honderd graaden van fahrenheit, gelyk ook, door het bydoen van hoogst gerectificeerden Wyngeest. Vooral moet dienaangaande ook worden aangemerkt, dat, schoon gezonde vrouwen-melk niet ligt zuur wordt, het tegendeel in ziekelyke melk plaats heeft, hetgeen dus ook in de gezondste Vrouwen, door ieder geweldige hartstocht, of een ongepasten leeftrant, ligtelyk kan gebeuren, gelyk maar al te veel door de ondervinding wordt bevestigd. Om andere redenen van minder klem voorby te gaan, beroept de Schryver zich eindelyk op de geringe uitwerking, welke doorgaans by de Kinderen, tegen het onderstelde zuur, door het gebruik der zogenoemde zuurtemperende middelen, wordt waargenoomen. Zomwylen is voorzeker de geneigdheid tot verzuuring in de maagen der Kinderen zo groot, dat de middelen dezelve bezwaarlyk kunnen overwinnen. Dikwyls worden ook die middelen in eene veel te geringe hoeveelheid, tot dat oogmerk, of met te veel zoete en anderzins wederom tot zuur overgaande middelen vereenigd, voorgeschreeven. Wanneer dezelve daarentegen in eene behoorlyke hoeveelheid, en met de vereischte
niet zuur wordende zeepachtige en ontlastende middelen vereenigd, worden gebezigd, helpen zy de Kinderen dikwyls zeer spoedig, en bewyzen dus ten klaarsten, dat de Leere, aangaande de verzuuring der melk in de eerste wegen, en de daar uit voortvloeijende Ziekten der Kinderen, geenzins een hersenschim, maar wel zeer wezenlyk op de waarheid en ondervinding is gegrondvest.
Onder anderen, heeft de Schryver zeer wel gedaan,
| |
| |
van meermaalen aan te tekenen, welke verschynselen 'er in de lyken der Kinderen, aan de door hem beschreevene Ziekten gestorven, zyn waargenoomen. Dus zegt hy, onder anderen, p. 347, ten opzichte der Kinkhoest: ‘De inwendige deelen zyn ontstooken, en gedeeltelyk met koud vuur; de Lever is groot; de Galblaas met eene witachtige gal opgevuld; in de Long bespeurt men veele kleine knobbels. De overige deelen zyn gezond, en schynen zich in den natuurlyken toestand te bevinden.’ Zodanig eene beschryving verspreidt voorzeker veel licht over deeze geweldige Ziekte, en bewyst ten klaarsten, dat zy van een waaren ontstooken aart is; gelyk ook, dat haare zitplaats niet in de maag, gelyk veele willen, maar zeker in de longen en derzelver zo gevoelig inwendig vlies moet gezogt worden.
Het Werk eindigt met een Aanhangzel van negenëndertig Geneeskundige Voorschriften, tot welker nummers men, daar zy te passe komen, in het Werk zelve, wordt geweezen. Dezelve zyn alle zeer eenvoudig, en bestaan uit de kragtigste middelen. Onder anderen, komt daar in voor, het geroemde middel van Percival, tegen de kwaadaartige Mazelen, 't geen wy, om zyne zonderlingheid, zullen mededeelen.
℞. Lixiv. Tartar. Ʒiij. |
Succ. Limon. q.s. ad saturat. |
Aq. Cinnam. Ten. ℥ij. |
Elix. Paregor. |
Vin. Antimon. Huxham. ãƷiβ. |
Extr. Cort. Peruv. |
- Glycyrrh. ã ℈iv. |
M.S. Aan een kind van vier tot zes jaaren, alle twee uuren een eetlepel vol in te geeven. |
|