Aanspraak van J. van der Roest, Leeraar der Hervormden te Haarlem, aan syne Kerkgenooten. Gevolgd van eene Leerreeden over Jeremia II. vs. 31, 32. In gr. 8vo. 24 bl.
Uit de Nieuwspapieren zyn genoeg bekend, de Adressen, door Leden van het Hervormde Kerkgenootschap ter Nationaale Vergadering ingeleverd, betrekkelyk de Kerkelyke goederen. De vreeze, dat het daaromtrent bepaalde in het onlangs afgekeurde Plan van Constitutie, in het Plan, waaraan thans wordt gearbeid, mogt herhaald worden, gaf aanleiding tot die Adressen. Over de waarde of onwaarde, het tydige of ontydige, dier Vertoogen zullen wy ons niet uitlaaten, maar alleen aanmerken, dat de Aanspraak van den Eerw. van der roest uit haaren aart geschikt is, om zeer veel te hebben kunnen toebrengen om het getal der Onderteekenaaren tot het aanzienlyk getal te doen aangroeien, welk wy onlangs openlyk vonden aangekondigd. Gemaatigdheid, ernst en wegsleepende schryfstyl wedyveren hier met elkander. Zo wel de zulken, die het oude, als die het tegenwoordige, Bestuur zyn toegedaan, indien hun de zaak van den Hervormden Godsdienst, en de standhouding daarvan, ter harte gaa, tragt hy hunne verpligting op het hart te drukken, om niet stil te zitten, maar aan den opgeworpen maatregel deel te neemen. Van der roest begeert niet het geheel, maar een gedeelte, der Kerkelyke goederen voor de Hervormden; waaromtrent hy zich aldus uitlaat: ‘Veel is te zeggen voor 't recht der hervormden op alles, dan ik erken, 't geen naar de beginselen der Rechtsgeleerdheyd het hoogst recht is, is soms voor de vierschaar van 't geweeten het uiterst onrecht. Het waaren, vervolgt hy, zoo wel de Voorouders van onse in den Godsdienst van ons verschillende Landgenooten, als de onse, van welke de meeste goederen der Kerk afkomstig zyn, en indien den Hervormden de helft dier goederen wierd toegeweesen, sou dit wel niet toereykend zyn om alles by hen in dien staat te doen blyven, waar in het nu is, maar (zegt hy) 'er konden ook verscheydene veranderingen gemaakt worden, en men