Vyf Klinkdichten, door Huisinga Bakker. Te Amsteldam, by L. van Hulst en Zoon, 1797. In 4to. 8 bl.
Deze Klinkdichten getuigen van h. bakker's Vaderlandsche gezindheid, vooral van zyne edele geestdrift tegen onzen natuurlyken vyand, den alouden benyder van onzen voorspoed en roem. Wy vinden daarin de kracht der hem eigene uitdrukking, en achten dezelve uit dien hoofde der lezing wel waardig. Tot ene proeve van des Dichters smaak, schryven wy hier zyn vierde Klinkdicht voor onze Lezers over.
Aan England.
Hebt gy dien woesten aart gezoogd uit beesten spieren?
Getoogen uit dat vleesch, uw dagelykschen beet,
Dat gy, met bloed met al, als Canibaalen vreet,
En woest verslindt, verscheurt, als havikken en gieren?
Het gras en veldgewas voedt vreê - gezinde dieren,
Vleeschvraatzugt maakt den wolf en tyger woest en wreed,
Het rund graast in de wei, doet niemand schade of leet,
d'Een ylt naar roof, daar die veel zagter zeden sieren.
Naar wie toch zweemt ge 't meest, ô Britten! van gemoed?
Gy steelt, als dieven doen, der Bondgenooten goed,
Verbreekt, versmaadt, als niets, beloften en verbonden.
Uw Vreede is dies een vloek, uw vriendschap huiglaary.
Zo vloeit der Staaten ramp uit uwe maatschappy,
Zo wordt de goede trouw geschandvlekt en geschonden.