het zedelyk Staatslichaam, even als een mensch, die al deszelfs omloopende vochten bedorven zyn, om dat het geld in de Staatslichaamen is, als het bloed in de natuurlyke lichaamen, en thans laboreert onze zedelyke Staatspersoon aan een Geldteering, een ziekte, die, zonder de rechte middelen te gebruiken, doodlyk zal weezen. In ons gansch Finantieweezen is niets goeds, alles is onevenredig, en de meeste belastingen, vooral by talryke Huisgezinnen, komen neder op den armen burger, en braaven middelstand, die in de Steden woonen.’
‘Was, voegt 'er de Burger zillesen nevens, het voorig Ontwerp van Constitutie gebrekkelyk in het Finantieele, in het Departementaale waren nog zo veele overblyfzelen van het voorig Bewind te vinden, dat veele zaaken maar in naam veranderd wierden.’ - ‘Neen!’ laat hy 'er met een pennestreek op volgen, ‘ons gansche Staatsgebouw moet tot den grond toe afgebrooken, en niets ouds daar in gelaaten worden, of het nieuwe word 'er daadlyk door aangestooken en bedorven.’
Welk een wyd verschil, dagten wy, dit leezende, tusschen deeze zet en die weleer uit de pen van aitzema vloeide: ‘De groote Gebouwen, welkers Fundamenten men uitgraaft en ondertusschen op schroeven of andere stutten gesteld moeten worden, komen dikmaals te corrueeren; immers veeltyds meer schade door confusie te lyden als de nieuwe Fundamenten voordeel aanbrengen.’ (Aitzema zaaken van Staat en Oorlog, XIV D. bl. 242.)
In al het dus overdragtlyke kan men speelen; dan de zaak is te ernstig om hier over uit te weiden. Wy onderschryven het slot van dit Werkje. ‘Het is Neerlands Volk hun zaak, om in eens zo na mogelyk hun Constitutie de beste volkomentheid te geeven, ten minsten dat vervolgens aan de Fundamenten niets verandert behoort te worden - met korte woorden, deszelfs Staatsregeling diend eenvoudig en wys - deszelfs Stedelyke en Plaatslyke Bestuuren overeenkomstig de aart en natuur haarer middelen van bestaan - elk huisgezin werkzaam - en ieder mensch naar de voorschriften van Godsdienst, Zeden en Wetten leevende, dan zal onze Bataafsche Republiek, op die onwankelbaare grondzuilen gevestigd, bestand zyn voor de zwaarste Staats-