door scharp ten tegengeschenke aan Stolker aangeboden.
De schryfwyze, over alle deze byzonderheden, laat niet toe daarvan een breedvoerig verslag te geeven. Men moet 'er den schranderen man, die zyne zaak kunstig weet te verdedigen, en alle zyne gezegden, hoe aanstootelyk zy anders aan allerlei soort van Leezers zyn toegescheenen, wonderbaarlyk weet goed te maaken, in bewonderen. Hy wil schynen het, in 't afgetrokkene, eens te zyn met den Schryver over den Secten-geest, dien hy verklaart te verfoeien. Hy is wel voor verdraagzaamheid van verschillende gevoelens, doch niet zonder bepaaling; wenscht ook eene algemeene verbroedering der Christenen, maar kan in 't plan der Remonstranten niet komen. Hy heeft door de Rabsakees en Gesems, verbroddelaars van het Euangelie, en vyanden van het kruis van Christus, die een half Joodsch en half Asdodisch plan, een half Christendom en een half Deismus aanpryzen, waarheid en leugen ondereenmengen, waarvan hy, by gelegenheid der afraading van het voorgeslagen plan der Remonstranten, had gesproken, niet zoo zeer de Remonstranten, maar zulken onder alle Genootschappen verstaan, die het met de Hoogduitsche Neologen, met Damm, Barhdt, en dergelyken, eens zyn. Wy laaten het oordeel over 's Mans verdediging den onpartydigen Leezer over. Jammer is 't, dat de Schryver zich hier en daar, gelyk hy zelf bekent gedaan te hebben, ironisch uitdrukt, en ons hierdoor meermaalen in de onzekerheid laat, of hy wel meent het geen hy schynt te te willen. Voor het overige is deze Opdracht te veel met personeele haatelykheden doormengd, om 'er een goede uitwerking van te verwachten.
Na zoo verre te rug gekomen te zyn, als scharp, onzes inziens, met alle vertooning van zich gelyk te willen blyven, waarlyk doet in dit Verdedigschrift, zal het voornaame punt van verschil, tusschen hem en zyn Tegenschryver, neerkomen op de bepaaling, wat men voor ontegenzeggelyke waarheden van 't Christendom, en wat daarentegen voor byzondere meeningen, en niet zoo onbetwistbaare Systematische begrippen, te houden hebbe. Zou men hieromtrent niet over en weder, met meer zachtzinnigheid, bescheidenheid, en erkentenis van menschelyke feilbaarheid, zyne gedachten kunnen zeggen, zonder die aan anderen te willen opdringen? En hoe