| |
Reize van Zeeland over de Kaap de Goede Hoop en Batavia, naar Samarang, Macasser, Amboina, Suratte, enz. gedaan in de Jaaren MDCCLXXIV tot MDCCLXXVIII, door den Heer J.S. Stavorinus, Schout by Nagt by de Admiraliteit van Zeeland; doormengd met veele belangryke Aanmerkingen over den Aart, Gewoonten, Leevenswyze, Godsdienstplegtigheden en Koophandel, der Volkeren in die Gewesten. Eerste Deel. Met Kaarten. Te Leyden, by A. en J. Honkoop, 1797. In gr. 8vo. 386 bl.
Wanneer de Reize van den Heer stavorinus, na Batavia, Bantam, Bengalen, enz., in den Jaare 1793 in 't licht verscheen, hebben wy van dezelve met aanpryzing gesprooken. Het gunstig ontvangen deezer Reize by onze Landgenooten strekte ten spoorslag om ook de
| |
| |
hier boven aangeduide in 't licht te zenden. Wat den Schout by Nagt tot het doen der voorige Reize bewoog, hebben wy toen aangeweezen, en geldt dit zelfde ten aanziene van de Reis thans voorhanden, naar het Voorberigt der Uitgeeveren, die dezelve herhaalen.
Gedeeltlyk is dit Werk een Scheepsdagboek, waar in voorkomt, 't geen hem en zyne Schepelingen ontmoette; met een vlugtig berigt van de Plaatzen, die zy zagen, of voor eenen korten tyd aandeeden, en de ontmoetingen op dezelve. Dit laat zich met genoegen voor allen leezen, en kan den Zeevaarenden, in veele opzigten, van dienst zyn, ook anderen ter leering dienen. Inzonderheid, wanneer de Kaap de Goede Hoop en andere Oost-Indische Bezittingen, nu helaas! in de handen der Engelschen, by eenen Vrede ons mogten wedergegeeven worden. - Dan zal het te passe komen, naa te slaan, wat hy, bl. 55 en 64, wegens de Graanteelt aan dien Uithoek zegt, en de onderrigtingen welke hy kreeg van melk, wiens Plaats een geheel Dorp geleek; de Beschryving van wiens Huis, Ommeslag en Leevenswyze, iets treffends heeft. Wy neemen enkel het slot over, 't geen ten blyke strekt van stavorinus gevoeligheid voor het waare genoegen des leevens. ‘Ik vond in deezen Landman de eenvouwige natuur zelve; oprechtheid en een vriendlyk goed hart maakten hem, zyne Vrouw, twee Zoonen en twee huuwbaare Dogters, als om stryd zeer beminnelyk. - Het beste van 't geen zy hadden werd aan ons voorgezet; en de eenvouwige gulhartigheid van dit gezegend en eensgezind huisgezin scheen my, als 't ware, eene schets van de gouden eeuw, waar in menschenliefde, gelyk de oude Dichters zingen, haar zetel gevestigd hadt, en de valschheid en bedrog voor altyd verbannen waren. Ik kon my niet genoeg verwonderen over de ongeveinsde en eenvouwige genegenheid, welke Vader, Moeder, Broeders en Zusters, elkander toedroegen, en die wy vaak te vergeefsch, onder onze Landlieden, in Europa zouden zoeken. Gelukkige, ja driemaal gelukkige, menschen, die dus aan het uiterste einde der waereld, in de eertyds zo dorre woestynen van Africa, een vergenoegd en onschuldig leeven
leiden!’
't Geheel verblyf aan deezen Uithoek geeft den Schryver stoffe tot zeer nutte aanmerkingen. Dan wy kunnen ons daar alleen niet by hem ophouden, egter dezelve
| |
| |
niet verlaaten zonder ten aanziene van Hottentotsch Holland nog dit over te neemen. ‘De Heer Gouverneur van der s*** hadt deeze geheele Landstreek voor zich in 't bezit genomen, of hier en daar 'er iets van aan zyne gunstelingen afgestaan, onder welken de Predikant S*** zich bevondt, van wien my door oude lieden van deeze plaats, die hem in hunne jeugd gekend hadden, verhaald werd, dat hy veel yveriger was in de bevordering van zyn Wyn- en Koornoogst, dan in dien waar toe hy was uitgezonden. - Op zekeren tyd aan de Kaap predikende, en hoorende dat 'er eenige wagens voorby de Kerk reeden, zweeg hy eensklaps stil, en zeide tegen den Koster: Ei lieve! zie eens buiten, of dat ook myn Wyn is, die daar voorby gereeden wordt. - Het oogmerk van den Heer van der s*** in dit alles was, om door den tyd al het koorn en den wyn, die de Compagnie jaarlyks benoodigd had, zelf of door zyne afhangelingen te leeveren, en de Colonisten door dit middel wat te vermageren; zynde hy niet vreemd van den stelregel, dat eene schamele Gemeente gemaklyk te regeeren is.’ - Meer trekken van deezen aart ontmoeten wy in het Werk voorhanden. Verborgenheden der Ongeregtigheid van deeze soort worden in een beschaamenden dag gesteld, door eenen Man, die geen reden hadt om ze voor het oog zyner Landgenooten te verheelen.
Op Java, om dit nog van dien aart te melden, van het Land van Balemboäng, aan het uiterste oostwaards gelegen, gewaagende, schryft hy: ‘Dit Landschap, 't welk voor de Compagnie, wegens zyne Producten, nooit van zoo veel waarde zal worden als het menschen en schatten gekost heeft, zou ongetwyfeld nimmer het voorwerp van haare begeerte geworden zyn, indien de Hebzugt van een haarer Dienaaren die begeerte niet in haar ontstooken hadt, dewelke, geen maat of paal aan zyne schraapzugt stellende, liever, dewyl de gewoone middelen aan zyne begeerte niet konden voldoen, het belang van zyne Meesters wilde waagen, dan zyne gouddorst ongelescht laaten.’
Met verbaazing leest men de beschryving van de prachtige Residentie op Joäna; dan deeze houdt op, of liever wordt van eene nieuwe vervangen, als men vervolgens dit berigt aantreft: ‘De voordeelen op deeze Residentie zyn jaarlyks zestien duizend Ryksdaalers en meerder waar- | |
| |
dig, voortvloeijende uit de overwigt van Ryst, die de Regenten aan de Compagnie moeten leveren, en den goedkoopen inslag, om niet te spreeken van het geen hy voor zichzelven inkoopt, en voor de helft meerder in geld aan particulieren weder verkoopt; als mede van de inzameling der menigvuldige balken, die jaarlyks aan de Compagnie voor een bepaalden prys moeten geleverd worden, en welke hem niets dan het arbeidsloon, het welk hier zeer gering is, kosten, zendende twee of drie honderd Javanen naar de bosschen, om de boomen om te werpen, en tot balken te kappen. - De Scheepsbouw brengt den tegenwoordigen Resident ook goede winsten aan: want het houtwerk en de arbeid kosten hem weinig; om dat ieder Javaansche Timmerman niet meer dan twee dubbeltjens, de Opzigters vier, en de Baas zes dubbeltjens, daags, verdient. Zyn Ed. heeft onlangs eene Snaauw gebouwd, van honderd en ééne voet lengte, naar de malle van de Oorlogssnaauw de Zephir van Rotterdam, die van binnen zoo fraai gemaakt was als ik immer een soortgelyk Vaartuig gezien heb; welk Vaartuig zyn Ed. te koop aanboodt voor twintig duizend Ryksdaalders, en heeft het naderhand voor achttien duizend Ryksd. verkogt. - 'Er zyn nog andere voordeelen van de Bhandhaary of pacht, die in naam voor de Chineesen, doch in de daad voor den Resident zyn. - Eenige dagen voor Nieuwejaar bragten alle de Javanen, die maar de minste relatie tot zyne of 's Compagnies dienst hadden, presenten aan, meest bestaande in hoenderen, eijeren, suiker, vruchten van 't Land, enz. die wat meerder waren, zo als de Capitein, bragten rollen Satyn.’
Der Vaart nuttige waarneemingen en aantekeningen zyn in het Dagverhaal verspreid. Meermaalen gewaagt de Reisbeschryver van het gebrekkige der Kaarten. Overneemenswaardig dunkt ons het volgende berigt: ‘Men maakt onder 's Compagnies Dienaaren een grooten ophef van de gevaarlykheid van het vaarwater om de groote Oost, 't geen mogelyk uit politique inzichten, onder de hand, door de Eerste in het bestuur wordt aangevuurd; doch ik heb 't zelve, ten minsten tot by Celebes en Macasser, in de daad, zo erg niet bevonden, als het voorgegeeven wordt, indien de Kaarten, die de Compagnie daar van medegeeft, slechts goed waren; maar deeze maaken het gevaarlyk; geen van alle de
| |
| |
Eilanden, die ik ontmoet hebbe, uitgenomen die, welke de Hen met zyn Kuikens genoemd worden, liggen goed op haare breedte; zoo als in myn Scheepsjournaal, en ook in andere, kan worden nagezien, en deeze fout maakt niet alleen alle Zeekaarten nutteloos, maar zelfs ten uitersten schadelyk, vermids dit de eenige zekerheid van den Zeeman uitmaakt. Mogelyk geschiedt dit mede al uit zekere inzichten, dat men liever eenige Schepen in gevaar wil stellen, dan de fouten verbeteren, die den weg naar de Specery Eilanden voor andere Natien zou gemaklyk maaken; want men kan niet voorgeeven daar van onkundig te zyn, vermids ieder Schip, by zyn retour op Batavia, een Journaal der reize, aan den expres daar toe aangestelden Baas Kaartenmaaker, moet overgeeven, en ieder, die maar eenigzins den naam van Zeeman wil draagen, van zulke groove fouten aantekening houdt; ik heb 'er ten minsten verscheiden gezien en langen tyd onder my gehad, waar in dezelfde misslagen, waar van ik hier boven gesprooken heb, aangetekend waren. - Daarenboven geeft de Hooge Regeering eene strikte ordre aan de Scheeps-Overheden mede, om van soortgelyke zaaken eene naauwkeurige aantekening niet alleen in de Journaalen te houden; maar zelfs daar van een byzonder bericht aan den Heer Gouverneur Generaal, of aan de andere Hoofden van 's Compagnies buiten Comptoiren, over te geeven, volgens het besluit van H.H. Ed., den 10 Dec. 1771 genomen; doch zedert dien tyd zyn de Kaarten nog niet veranderd.’ - Schande zeker! onverschoonlyk verzuim! - -
Zo zeldzaam zyn de braave Euangeliedienaars in de O. Indiën, dat de Burger stavorinus, 'er één van een anderen en waardigen stempel aantreffende, des met onderscheiding gewaagt, naamlyk de Predikant de graaf, op Macasser.
Breedvoerig zyn de Beschryvingen der voornaamste Ryken en Staaten van Celebes, doormengd met veele merkwaardigheden, den ouden en hedendaagschen toestand betreffende. Hier toe wordt een en ander Hoofdstuk besteed.
Aanmerkelyk is de zorg, die de Compagnie draagt om op veele plaatzen de Nagelboomen uit te rooijen. ‘Dus staat de Vorst van Boeton, meldt onze Reisbeschryver, in Bondgenootschap met de Maatschappy, welke
| |
| |
hem jaarlyks honderd en vyftig Ryksdaalders nieuwe Nederlandsche munt betaalt, om dat hy niet alleen zou toelaaten, maar zelfs de Maatschappy behulpzaam zyn, om de Nagelboomen, die op dit en nabuurige Eilanden gevonden worden, uit te roeijen, waar toe 's jaarlyks van de Compagnie een Sergeant, onder den naam van Exstirpateur, die bosschen en eilanden doorkruist, en alle de Nagel- of Muscaatboomen, die hy vindt, doet omhakken. De Koning van Boeton is verpligt hem Gidsen en Tolken mede te geeven, als mede Vaartuigen, zoo hy die noodig heeft. Doch, nadien hy zedert eenige jaaren zeer nalaatig is geweest in het voldoen aan dit contract, en den Exstirpateur, onder verscheide voorwendzels, in het opzoeken dier Speceryboomen, heeft te leur gesteld, heeft de Indische Regeering goedgevonden, het gemelde douceur dit jaar in te houden, om daar door te beproeven, of dit middel zou kunnen strekken, (want honderd en vyftig Ryksdaalders, of driehonderd en zestig Guldens Hollandsch, is waarlyk eene aanmerkelyke som voor dien Vorst,) om hem tot beter beantwoording aan het contract aan te spooren, en de Compagnie met meer yver de hand te bieden, om in zyn Land dit ryk gewas, ten besten van Amboina en Banda, uit te roeijen.’
Naardemaal valentyn eene breedvoerige Beschryving van Amboina gegeeven heeft, en deeze in de meeste Boekverzamelingen voorkomt, is onze Reisbeschryver hieromtrent kort, en geeft meest eene naaleezing of gevallen op, die hem byzonder betroffen, of door valentyn niet vermeld, en hem voorkwamen.
‘Schoon de Nagelboom,’ merkt hy op, ‘aan het Land van Ambon niet eigen, maar een vrugt der Moluccos is, van waar ze voor eenige eeuwen herwaards is overgebragt, aart zy egter hier byzonder wel, en voornaamlyk op de Eilanden Honima, Oma en Noussalaut (gemeenlyk de Uiliassers genoemd) 't welk met Ambon de eenigste eilanden en plaatzen zyn, alwaar de Maatschappy toelaat dat die vrugt wordt voortgekweekt; laatende dezelve op alle andere plaatzen by aanhoudenheid uitroeijen, byzonder op klein Ceram of Hoewamvehil; behalven de uitroeijingen, die, van tyd tot tyd, in de Specery-Eilanden zelve plaats hebben, om den al te grooten overvloed, waar mede hunne pak- | |
| |
huizen, zo op Batavia als in Nederland, opgevuld zyn, te maatigen.
Dus bepaalde de Hooge Indische Regeering, in een Brief van 26 December 1769, dat het getal der Nagelboomen niet boven de vyfmaal honderd duizend stuks zoude mogen beloopen, en in den Jaare 1773 werd gelast nog vyftig duizend daar by uit te roeijen, zo dat thans (1775), na drie Exstirpaties, het getal der Nagelboomen, zo veel men heeft kunnen nagaan, bestaat in
Vrugtdraagende |
320491 |
Halfwassene |
104866 |
Jonge aankomende |
87911 |
|
_____ |
|
513268 |
Behalven 22310 Tatanamangs, zynde boomen die onder de Nagelbosschen niet gerekend worden, maar hier en daar enkeld by de huizen staan. De Amboinees plant zulk een Nagelboom als hem een Kind gebooren wordt, om den ouderdom van 't zelve in 't ruwe daar aan te berekenen. Schoon zy zonder dwang-middelen de voorgemelde Nagelboomen laaten uitroeijen, zou egter de Compagnie aan hunne Tatanamangs niet moeten komen, of 'er zou schielyk een opstand ontstaan. Dit bleek by een der laatste Exstirpaties, wanneer de Exstirpateurs, by onweetenheid, (zoo als zy ten minsten voorgaven) eenige Tatanamangs omvelden. Daadlyk was de geheele Negery op de been, en als de toenmaalige Gouverneur van der v*** niet spoedig order gesteld hadt, zouden zy alle de andere Nagelboomen mede omgekapt hebben, en hunne Negeryen in den brand hebben gestooken, bergwaards gevlugt zyn, en zich dus der gehoorzaamheid der Compagnie onttrokken hebben.’
Een geheel en keurig Hoofdstuk schikt stavorinus voor de beschryving van den Sago-boom, allernuttigst voor den Amboinees; doch wy moeten dit, met veel andere stoffe, door ons, by het leezen, als overneemenswaardig aangetekend, onvermeld laaten. Wy verlangen na het andere Deel, om onszelven en onze Leezeren te onthaalen op Waarneemingen van eenen Vaderlandschen Reiziger. |
|