Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 532]
| |
Reizen door Switserland, in een reeks van Brieven, geschreeven aan William Melmoth, Schildkn., door William Coxe, M.A., Predikant te Bemerton; Lid van de Keizerlyke Oeconomische Maatschappy te St. Petersburg, en van de Koninglyke Akademie der Wetenschappen te Koppenhagen, benevens Kapellaan van den Hertog van Marlborough. Naar het Engelsch. IIde Deel 1ste Stuk. Te Utrecht, by B. Wild en J. Altheer, en te Rotterdam, by J. Meijer. In gr. 8vo, 214 bl. - Dezelfde IIde Deel 2de Stuk. 210 bl.Van het Eerste Deel deezer leezenswaardige Reizen is in ons Maandwerk reeds voor eenen geruimen tyd verslag gedaanGa naar voetnoot(*). Door eenig toevallig beletsel zyn wy verhinderd dit werk zo spoedig te vervolgen, als eerst wel ons oogmerk was; maar zullen ons nu haasten van de overige Deelen een beknopt bericht te geeven. Het Eerste Stuk van het Tweede Deel begint met den XXXVIIIsten Brief. En deeze heeft tot opschrift: Togt naar de kruin van den couvercle. Deezen tocht heeft de Schryver zelve niet gedaan, door een ongemak aan zynen voet verhinderd zynde. Het verslag, dat hy mededeelt, is getrokken uit aantekeningen van eenen zyner vrienden. In zichzelven is het zeer leezenswaardig. Doch, daar, zo in de uittreksels uit andere Werken, als in het Mengelwerk onzer LetteroefeningenGa naar voetnoot(†), meermaalen diergelyke beschryvingen zyn gegeven, zullen wy 'er ons thans niet by ophouden. Eéne aanmerking, welke wy, op bl. 8, ontmoeten, is ons zonderling voorgekomen. ‘Wanneer wy,’ zegt de Schryver, ‘ter deezer plaats’ [onder eene afhangende rots, alwaar het gezelschap voor een onweer schuilde] ‘overwoogen, dat wy genoodzaakt waaren om in het terugkeeren denzelfden weg te neemen, en op nieuw dezelfde moeijelykheden te moeten herhaalen, waaren wy niet | |
[pagina 533]
| |
geheel zonder ongerustheid; doch in aanmerking neemende dat het de pligt der menschen is om eenige gevaaren te waagen, ten einde zulke luisteryke [luisterryke] toneelen te beschouwen, verbanden wy ook van dat oogenblik af áán alle denkbeelden van gevaar.’ Zyn dan alle menschen verplicht na Zwitserland (of waar anders iets ongemeens te zien is) te reizen? Zyn zy verplicht, of liever is eenig mensch verplicht, zynen hals, ten minsten zyne armen en beenen, te waagen, enkel om voor weinige oogenblikken het gezicht van eene grootsche en heerlyke vertooning te hebben? vooral wanneer dit geschiedt uit enkele nieuwsgierigheid, en niet met eenig bepaald oogmerk om iets nuttigs en voor de weetenschappen of kunsten heilzaams te ontdekken? En wanneer onze plicht ons roept tot het ondergaan van eenig gevaar, gebiedt hy dan wel alle denkbeelden van gevaar te verbannen? Doch dit laatste is, misschien, slechts eene onnaauwkeurige uitdrukking van een rechtmaatig denkbeeld: en het minder juiste der geheele aanmerkinge moet niet zo zeer op rekening van coxe, als op die van zynen vriend, gesteld worden. XXXIX Brief. Verschillende pogingen om de kruin van den mont-blanc te beklimmen. - Gelukkige togt van jaques balma en Dr. paccard. - Van den Heere de saussure. - Zyne Natuurkundige Waarneemingen. Van deezen Brief behoeven wy hier niets te zeggen, daar van den tocht des Heeren de saussure en deszelfs Waarneemingen reeds een breedvoeriger bericht voorhanden is in het Mengelwerk der Nieuwe Algemeene Vaderl. LetteroefeningenGa naar voetnoot(*). Alleenlyk merken wy aan, dat men hier, op bl. 18 reg. 4 v.o., leezen moet 55, in plaatze van 45. XL. Bedenkingen over de vorming en den staat der Ysvelden. - De Schryver is het niet eens met hun, die beweeren, dat deeze Ysvelden geduurig in grootte toeneemen, en zich allengskens verder uitbreiden - ook niet met hun, welken meenen, dat zy bestendig in denzelfden staat blyven. Zyn gevoelen, op ondervindinge en waarneemingen steunende, is, dat zy, door verschillende omstandigheden, somtyds op de ééne plaats afneemen, en op andere grooter worden; maar dat de gantsche hoeveelheid na genoeg dezelfde blyft. | |
[pagina 534]
| |
XLI. Beschryving van den bouquetin of berggeit. Een zeer goed uittreksel uit de beste Schryveren, welken over dit, thans in Europa zeldzaame, Dier iets hebben te boek gesteld, en voornaamelyk uit de beschryvingen van Dr. girtanner en den Heere van berchen. XLII. Reize naar geneve. - Pays de vaud. - Lausanne. - Felix den Vyfden. - Vevay. - Grafplaats en Caracter van den Generaal ludlow. - Clarens. - Meillerie. - Raakende Geneve vinden wy hier niets aangetekend; de Schryver stelt zulks uit tot eene andere gelegenheid. Van het Land van Vaud spreekt hy uitvoeriger: tekent iets aan over eenige ongemeen groote en zwaare lindeboomen, welke men in Zwitserland ontmoet. - Lausanne is onder de bescherming en opperheerschappy van het Canton Bern, maar wordt bestuurd door zyne eigene magistraatspersoonen, heeft zyne eigene Gerichtshoven, en de Burgers, die huizen in de voornaamste straat bezitten, genieten het voorrecht van in lyfstraffelyke zaaken vonnis te vellen. - Eene onpartydige leevens- en characterschets vinden wy hier van amadeus den VIII, Hertog van Savoie, ook bekend op de lyst der Paussen, onder den naam van felix den V, die, zo als de Schryver het uitdrukt, ‘tweemaal de praal van het oppergezag afgestaan, en tweemaal zich tot een afgezonderd leeven vervoegd heeft.’ - Ook heeft men hier etlyke byzonderheden raakende edmund ludlow, eenen der Rechteren, welken karel den I in Engeland ter dood veroordeelden. Altoos getrouw aan zyne beginselen, niet minder zich aankantende tegen de overweldiging van cromwel, dan tegen de willekeurige maatregelen van karel den I, uitgesloten van de vergiffenis, welke karel de II verleende, vestigde hy zich te Vevay en eindigde aldaar zyne dagen, na onder de Regeeringe van willem den III eene vergeefsche pooging te hebben aangewend om in zyn Vaderland zyn verblyf te neemen. Boven de deur van het huis dat hy te Vevay bewoonde vindt men dit opschrift: Omne solum forti patria est, quia patris. Waarvan de zin dus wordt opgegeven: Het geheele aardryk is het Vaderland van den kloekmoedigen man, omdat hetzelve aan den hemelschen Vader toebehoort. XLIII. Het Kasteel chillon. - Villeneuve. - | |
[pagina 535]
| |
Aigle. - Zoutwerken te bex en aigle. ‘Het kasteel Chillon ... is eene ruime sterkte ... staat op eene rots in het meir [van Geneve], en heeft door eene ophaalbrug gemeenichap met het vaste land.... Dit kasteel wierd in het jaar 1536, aan karel den III, Hertog van Savoyen, door het Canton Bern ontnomen, het welk daarin door de Geneveezen ondersteund wierd..... In eene diepe gevangenkelder ... vonden de overwinnaars bonivard, Prior van St. Victor, den onvertsaagden tegenstander der Hertogen van Savoyen, en den grooten voorstander van de Geneefsche onafhanglykheid. Hy was geduurende zes jaaren door de Savoyaards gevangen gehouden, en door het geduurig heen en weer wandelen in zyn bepaald verblyf, had hy eene holligheid in de rots gemaakt.’ - De beschryving van de zoutgroeven en zoutbronnen (want beide schynen 'er te zyn) van Bex en Aigle is niet zo uitvoerig, als wel sommige andere aantekeningen van onzen Schryver, en de betrekkelyke hoeveelheid van zout, welke het water der bronnen uitlevert, wordt, volgens eene aanmerking van den Vertaaler, by anderen geheel anders opgegeven. XLIV. De Valley en het Meir joux. - Orbe. - St. barthelemi. - Yverdun. De inwoonders van deeze valei draagen, voor het grootste gedeelte, den toenaam Rochat, en men verzekerde den Schryver, dat zy uit een en hetzelfde geslagt hunnen oorsprong hadden, en hunne voorouders uit Frankryk afkomstig waren. - In de Stad Orbe heeft een kundig Heelmeester, de Heer venel, ‘eene inrichting gemaakt, die de aandagt van den menschlievenden en onderzoekenden reiziger [wy voegen 'er by den lof van elken menschenvriend] verdient ... een ziekenhuis, om de zulken inteneemen, die met verminkte ledemaaten geboren [zyn], of dezelven by toeval gekreegen hebben.’ Eenige byzonderheden, welken wy moeten overslaan, worden door den Schryver opgegeven. XLV. Granson. - Neuchatel. - Weldaadigheid van den Heer pury. Te Neuchatel was, volgens onzen Schryver, bl. 103, ‘in het begin van deeze eeuw de koophandel byna geheel en al vreemd, dewyl de belachelyke trotschheid, dat zy te vernederend was voor lieden van aanzien, ... onder de inwoonders de overhand had. Dit dwaas vooroordeel is nu echter | |
[pagina 536]
| |
genoegzaam uitgeroeid.’ Van den bloei des Prinsdoms getuigt, onder anderen, de sterk toeneemende bevolking. Daar het getal der ingezetenen in den jaare 1752 maar bestond in 28017 onderdaanen, en in 4318 vreemdelingen, beliep het, in 1784, 31576 onderdaanen, en 9704 vreemdelingen. Met verdienden lof wordt hier gesproken van de weldaadigheid des Heeren pury, burger van Neuchatel, die, van geringe beginselen opgekomen, zynen, door vlyt en naarstigheid verzamelden, schat, zo by zyn leeven, als by uitersten wille, bykans geheel besteedde tot bevordering der welvaart van zyn Vaderland. XLVI. Togt naar locle en chaux de fond. Deeze zyn twee kleine Steden of Dorpen, bevattende, met hun onderhoorig grondgebied, omtrent zesduizend inwoonders. Zy dryven een uitgebreiden handel in kanten, koussen, messen en andere waaren van hun eigen maaksel; doch munten inzonderheid uit in alles wat tot het maaken van uurwerken behoort, en leveren, jaarlyks, omtrent veertigduizend orlogies. Hunne nyverheid heeft valleijen, die voor weinige jaaren byna niets dan bosch bevatteden, in vruchtbaar land veranderd. De kunst van het orlogiemaaken is hier in het laatste der voorige eeuwe eerst begonnen, door daniel jan richard, die beproefde een orlogie na te maaken, het geen een der inwoonderen met zich uit Engeland had gebragt. Tegenwoordig telt men, in het Dorp Locle alleen, omtrent 400 orlogiemaakers, en by de 600 kantewerksters, volgens eene aantekening van den Vertaaler, die 'er byvoegt. Dit zyn de gelukkige gevolgen der vryheid in den handel, welke door geene gilden of andere beletselen gestremd wordt. In het algemeen geeft de Schryver grooten lof aan het vernuft en de zeden der inwoonderen van deeze streeken. XLVII. Regeering van neuchatel. Men weet, dat de Koning van Pruissen de Souverain is van dit kleine Prinsdom. Deszelfs afgelegenheid, en ligging in het midden van Zwitserland, zyn waarschynelyk de redenen, dat het zyne bedongen rechten ongeschonden heeft behouden. De Schryver geeft eene tamelyk uitvoerige beschryving van de Staatsgesteldheid en Regeeringsvorm; welke wy niet kunnen overneemen. XLVIII. Reize van pontarlier naar neuchatel. - De Valley travers. - Leevensbyzonderheden van | |
[pagina 537]
| |
rousseau. - Het eiland st. pieter in het meir van bienne. De leevensbyzonderheden van den vermaarden burger van Geneve, over welken men zo verschillende heeft geoordeeld, en die zekerlyk in veele opzichten een groot man was, in andere een voorwerp van mededogen, maaken het grootste gedeelte van deezen uitvoerigen Brief. XLIX. Omliggende streeken van morat of murten. - De berg vuilly. Te Morat werd, in den jaare 1530, de hervorming ingevoerd by meerderheid van stemmen. Hetzelfde gebeurde in veele andere Steden van Zwitserland, en de minderheid berustte, met volkomen toestemming, in de uitspraak der meerderheid. De Schryver meldt dit als een opmerkenswaardig blyk van den geest der Zwitsersche Vryheid. Maar is het niet eerder een blyk van onkunde omtrent een der allerweezenlykste en onvervreemdbaare rechten van den redelyken mensch, die zyne Godsdienstige gevoelens, belydenis en eerdienst, nooit mag of kan onderwerpen aan het gezach van even feilbaare medemenschen? L. (Door eene mislyke drukfeil staat hier XLX.) De veldslag van morat. - Oorlog tusschen de Switsers en karel den Stouten, Hertog van bourgondien. - Deszelfs gevolgen. Karel de Stoute is in onze Vaderlandsche Geschiedenissen zo wel bekend, dat wy 'er hier niet van zullen ophaalen. De trekken van deezen dolleman, welke men in deezen Brief ontmoet, zyn ook meestal bekend genoeg. LI. Oudheden van avenches. Avenches is het oude Aventicum van tacitus, en bevat nog verscheidene overblyfselen der oudheid, waarvan men hier melding vindt. LII. De Stad en het Canton friburg. - Bevolking. - Regeeringsvorm. - Geheime Kamer. De Bevolking was, in den jaare 1785, niet meer dan 57,589. - De Regeering is Aristoeratisch en bepaald aan een zeker getal van geslachten: dat zekerlyk geen denkbeeld geeft van zeer ruime vryheid. De Schryver geeft 'er een vry uitvoerig verslag van. LIII. Oorsprong en demping der jongste onlusten in het Canton friburg. - Veranderingen in de regeeringsvorm. De Schryver erkent, bl. 200, ‘dat het bestier [van Friburg] trapsgewyze maar noodwendig tot eene | |
[pagina 538]
| |
volstrekte oligarchie of regeering van weinigen moest overhellen.’ Hieruit, en uit de knevelaaryen van sommige Beampten, ontstond eerst gemor, toen een opstand. De drie Cantons, Bern, Lucerne en Solothurn, booden zich aan ter bemiddeling, of liever namen ze op zich. Zelve eene Aristocratische Bestuuring gewoon, kan men ligtlyk denken, dat zy de meer of min democratische begeerten der misnoegde Friburgers niet zeer begunstigden. Zy rieden, evenwel, de regeering tot eenige toegeeflykheid, en verbetering van sommige allergrofste gebreken of misbruiken; deeden een manifest afkondigen, waarby de eischen der misnoegden ongegrond verklaard werden, met byvoeginge, dat de drie Cantons de in weezen zynde regeeringsvorm zouden beschermen, en droegen zorg dat de voornaamste hoofden der geenen, die hier niet mede te vrede waren, ‘gebannen en hunne protesten met verachting behandeld wierden, waarmeede (zegt de Schryver bl. 205) de rust in het gemeenebest hersteld was.’ - Wat is dan, immers in sommige Cantons, de Zwitsersche Vryheid? LIV. Kaas van gruyeres. - Hermitage in de nabuurschap van friburg. LV. De Stad en het Canton bern. Met deezen Brief begint het Tweede Stuk des Tweeden Deels. Hy behelst eene inneemende beschryving van de fraaiheid der Stad. Het Canton bevat in het geheel 381,000 ingezetenen. Het is het tweede in rang, maar het eerste in magt onder de Leden van het Bondgenootschap. De inrichting van het tuchthuis is te Bern uitneemend, volgens de beschryving, welke hier gegeven wordt. - De pynbank is door een openbaar Staatsbesluit vernietigd. - ‘De openbaare Boekery bestaat in eene kleine doch wel uitgekoozene verzameling, en bevat 20,000 boekdeelen, een kabinet van Switsersche munten en gedenkpenningen, beneevens veele zeldzaame handschriften,’ bl. 223. Volgens een Naschrift worden 'er de Konsten en Weetenschappen meer aangemoedigd, dan voordeezen. LVI. Regeering van bern. ‘Het opperste gezag berust by den Grooten Raad van twee honderd, die, wanneer zy voltallig is, uit twee honderd negen en negentig leden bestaat, die uit de burgery gekoozen word, van wien die ook gerekend word deszelfs magt | |
[pagina 539]
| |
te ontleenen,’ bl. 226. Men denke, ondertusschen, niet, dat de goede burgery hierin iets te zeggen hebbe, het zy middellyk of onmiddellyk. Neen: de Groote Raad beredt alles zelve. Doch de wyze hoe moet in het Werk zelve gelezen worden; zy is te zamengesteld om ze hier aan te haalen. De Vertaaler merkt in eene aantekening op, dat alle poogingen door het Volk aangewend, om eenig deel in het bewind te krygen, altoos ongelukkig zyn uitgevallen. - Nog behelst deeze Brief een zeer kort, maar duidelyk, bericht van de inrichtinge der Landmilitie in het Canton. LVII. Leevens- en Letterkundige - Byzonderheden van haller. Zeer leezenswaardig; maar niet vatbaar voor een uittreksel. LVIII. De Heer sprungli's verzaamling van Switsersche vogelen. - De gebaarde Giervogel. ‘Een der merkwaardigste vogelen in de verzaameling van den Heer sprungli,’ zegt de Schryver, ‘is de vultur barbatus van linnaeus, de vultur aureus van gesner, of de gebaarde Gier.’ Van denzelven wordt eene vry uitvoerige beschryving gegeven. De vogel, welken de Heer sprungli bezit, ‘is van het vrouwelyk geslacht .... deszelfs lengte van de punt van den bek tot aan het einde van den staart beloopt zes voet en zes duim Fransche maat, en van het einde van den eenen vleugel tot aan die van den anderen, wanneer ze uitgestrekt zyn, agt voet..... Deeze, schoon altoos de Gier genaamd, .... heeft meer betrekking op den Arend, als hebbende het hoofd en de nek met vederen bedekt: terwyl een der onderscheidingstekens van de Gier .... dáár in bestaat, dat het hoofd van vederen ontbloot is.’ Linnaeus schynt hem ‘onder de Gieren te rangschikken, zo uit de overeenkomstige gestalte van het ligchaam, als uit de gedaante van den bek.... De Heer sprungli is van gedagten, dat hy tusschen den Gier en den Arend kan gerangschikt worden, en stor wil daarvan een nieuw geslacht vormen, onder den naam van Gypaëtus.... Hy bewoont de hoogste gedeeltens ... der Alpen die Switserland van Italien scheiden, hy maakt zyn nest in de klooven der rotzen, die voor den mensch ongenaakbaar zyn, en gewoonlyk brengt hy drie jongen of somtyds vier te gelyk voort.... Zy leeven van de dieren, die de Alpen bewoonen .... en inzonderheid | |
[pagina 540]
| |
lammeren, waarom hy lammer-geijer ... word genaamd. Indien het algemeen gevoelen geloof verdient, dan zou dit roofzugtig schepzel zelfs menschen aanvallen en kinderen wegneemen. De Heer sprungli ... is echter ... nimmer in staat geweest om een ... bewezen voorbeeld hier van op te spooren, en derhalven besluit hy liever dat het een verciersel is door de boeren uitgevonden om hunne kinderen vrees aan te jaagenGa naar voetnoot(*).’ - Verder worden nog verscheiden byzonderheden gemeld, maar te breedvoerig om door ons te worden overgenomen. Twee moeten wy met een woord aanstippen: de eene op bl. 289, ‘dat de boeren den naam van lammer-geijer niet .. tot deeze soort bepaalen, maar tot allerlei groote roofvogelen uitstrekken, waar uit eene groote verwarring in de benamingen, en veel onzekerheid in de beschryving van deezen vogel ontstaan is:’ de andere, dat, volgens onzen Schryver, ‘buffon de vultur gryphus van linnaeus, en de condor van Amerika, verkeerdlyk voor den lammer- geijer of de Gier der Alpen gehouden heeft,’ bl. 291. - Verder eenige aanmerkingen, waaruit blykt, dat men ook de vermaardste Schryvers over de Natuurlyke Historie met omzichtigheid moet leezen. LIX. Verzaameling van den Heer wyttenbach. - Beschryving van Heuvels en Alpen, die men in den om trek van Bern ontwaar word. De Verzameling des Heeren wyttenbach bestaat uit veelerlei soorten van onderwerpen voor de Natuurlyke Historie, welke Zwitserland oplevert. Hy heeft ze ‘byeengebragt, met een bepaald voorneemen om de Natuurlyke Historie van Switserland in het algemeen op te helderen; ook om eene plaatzelyke en delfstofkundige beschryving van het Canton Bern in het byzonder te ontwerpen; en om de oorsprongelyke vorming der bergen te verklaaren, het welk het begunstigd voorwerp zyner naspooringen is, enz.’ bl. 295. - Hy vereerde onzen Schryver ‘eene aftekening en beschryving van die ry Alpen, welken men van Bern ziet, alsmede van de tusschen gelegene landstreek,’ bl. 296. En het overige van deezen Brief bestaat voornaamelyk uit een uittreksel daarvan. | |
[pagina 541]
| |
LX. Togt naar thun, worbe en hindelbank. - Grafplaats van Mevrouw langhans. - De Beschryving van deeze laatste zouden wy gaarne overneemen, indien dit Uittreksel niet reeds te lang ware geworden voor ons bestek. LXI. Bezoek by michaël schuppach, Geneesheer te Langenau. - ‘Deeze vermaarde kwakzalver (zo noemt hem de Schryver in een Naschrift, maar, inderdaad, volgens den brief zelven te oordeelen, verdiende hy dien smaadelyken naam niet) ‘overleed in Maart 1781; en Langenau ... is niet meer de zamelplaats van zieken, ongezonden, nieuwsgierigen en leegloopers.’ LXII. Paijerne. - Moudon. - Geneve. - Calvin. - De gemelde Hervormer wordt in deezen Brief kortlyk, maar bescheiden, beoordeeld. LXIII. Over den staat der geleerdheid te geneve. ‘Daar is,’ zegt de Schryver, bl. 327, ‘misschien geene stad in Europa, alwaar kennis en wetenschap meer algemeen verspreid is.’ Hy geeft eenig bericht van de aanleidende oorzaaken deezer, de inwoonders van Geneve zo zeer vereerende, onderscheidinge, van den oorsprong der openbaare Boekery, en van de Geneefsche Geleerden sennebier, bonnet, de saussure, mallet, en de luc, gelyk ook van des laatstgemelden kabinet van Naturalia. LXIV. Regeeringsvorm van Geneve in 1776. Bladz. 340 bevat eene zonderlinge list der onrechtvaardige heerschzucht. LXV. Verhaal van de jongste omwenteling te Geneve. - Oorsprong en voortgang der inwendige beroerten. - Beleg en overgaaf der Stad. - Veranderingen in de Regeeringsvorm. - Ontwerp van eene Geneefsche Volkplanting in ierland, waarvan afgezien wordt. - De Schryver bedoelt hier de omwenteling van het jaar 1782 ten voordeele der Aristocratie. Wat konde Geneve doen, wanneer Frankryk, Bern, en Savoye haar wetten voorschreeven? LXVI. Algemeene Aanmerkingen, over de verscheidenheid der regeeringswyze in de Cantons, de strydbaarheid der Zwitsers, de zachtheid der regeeringe, (waarvan, evenwel, de 53ste en 56ste Brief niet zo klaar getuigen) de al te groote ruimte den Rechteren in het lyfstraffe- | |
[pagina 542]
| |
lyke gelaten, den goeden staat en inrichting der gevangenissen, de pynbank, de Geleerdheid en den Landbouw, maaken den inhoud van deezen Brief. Hier achter volgt nog een Aanhangsel, behelzende eene Naamlyst van de voornaamste Boeken, welke de Schryver gebruikt heeft: en een Byvoegsel of Verhaal van de jongste Onlusten en Omwenteling te Geneve in den jaare 1789 voorgevallen, en welke toen op eene gelukkige verzoening van beide partyen uitliepen. De Vertaaling van dit Werk is tamelyk wel uitgevallen. Elk heeft by ons nog zyne byzondere spelling; daarop willen wy geene aanmerking maaken: maar de geslachten der Naamwoorden behoorde men wel naauwkeuriger in acht te hebben genomen. Somtyds hebben wy getwyffeld, of de Aantekeningen, welke men hierendaar ontmoet, niet van eene andere hand zyn dan de Vertaaling van den tekst. Op bladz. 84 van het Eerste Stuk leezen wy van Tippet grebis, welke in de maand December op het meir van Geneve komen. De enkel Nederduitsche Leezer kon uit den zamenhang opmaaken, dat dit eene soort van vogelen moet zyn, maar dient de Faunula Helvetica, geplaatst achter het IIIde Deels 2de Stuk, (waarvan wy eerlang verslag zullen doen) bl. 353, na te zoeken, om gewaar te worden, dat de Grebe een watervogel is, in het Nederduitsch Fuut genoemd. |
|