Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 524]
| |
Ontwerp van Constitutie voor het Bataafsche Volk, door de Nationaale Vergadering ter goed- of af keuring aan hetzelve Volk voorgedraagen. In den Haag ter 's Lands Drukkerye, 1797. 194 bl.
| |
[pagina 525]
| |
leezen, en onder de geleezene kwamen ons de opgenoemde wel de aanmerklykste voor, en zullen wy 'er teffens eenig verslag van plaatzen: van eene wydluftige ontleeding en stukswyze beoordeeling ons ontslagen agtende, vermids deeze Stukjes alle te over bekend zyn, en het onze zaak niet is in dit geschil beslissend te spreeken. De Beoordeeling van het Ontwerp, door Twaalf Representanten van het Volk van Nederland, te weeten, h.l. van altena, h. midderich, j. nolet, p. vreede, m.h. witbols, h. quesnel, l.c. vonk, j. koene, p. van zonsbeek, s.j. van langen, c.l. van beyma en b. bosch. Zeven hoofdgronden voeren zy daar in aan, waarom zy het Ontwerp meenen te moeten afkeuren; de andere menigvuldige gebreken, huns inziens, in het Plan voorkomende, kortheidshalven, niet aanroerende. - Hier aan hegten zy een Grondschets, volgens welke zy oordeelen, dat een goede Constitutie zou behooren te worden uitgewerkt. Dit is slegts een geraamte. De Wederlegging, door gemelde Burgers Representanten ondertekend, en die met het zelfde of nog meer vuurs geschreeven is, heeft eene wyder strekking tot het zelfde einde. Immers zy schryven: ‘Dezelfde beweegredenen, dezelfde bedoelingen, Bataven! doen ons thans wederom tot u spreeken. De deugd van het Ontwerp van Constitutie wordt door niemand aangepreezen - niemand is 'er, die u aanraadt, dezelve aan te neemen, om haare innerlyke waardy - in tegendeel, ieder betuigt volmondig, dat dezelve gebrekkig is - en evenwel woelt en vroet men, zo in 't openbaar als in 't geheim, om u tot het aanneemen over te haalen - men gebruikt hier toe drangredenen, welke men niet uit de voortreffelykheid van het Ontwerp, maar van elders, ontleent. - Zouden wy dan, naa de gebreken der aangeboden Constitutie te hebben aangetoond, ook niet de nietigheid aanwyzen der drogredenen, welke men aanvoert, om de Bataafsche Natie te beweegen tot het aanneemen eener erkende slegte Constitutie? - door dit niet te doen, zouden wy rekenen, onzen pligt slegts ten halven, en dus onzen pligt geheel niet, volbragt te hebben.’ Het kleine Stukje van den Representant n. van staphorst is tegen de twee voorgemelde zyner Mederepresentanten ingerigt, die meergedagte Ontwerp niet alleen | |
[pagina 526]
| |
als een gebrekkig Stuk, maar als een Ontwerp van een slecht en Tyranniek Gouvernement, poogden te doen voorkomen. Het draagt, hoe welmeenend ingerigt, alle blyken van een verhaast opstel. Van een bekookter en meer betekenenden aart is het Rapport der drie Burgeren, waar van wy in 't hoofd deezer Afdeelinge het laatst melding maakten. De drie Burgers, op den Tytel vermeld, toonen den last, hun opgelegd, wel begreepen te hebben; terwyl zy denzelven met eene bedaardheid en rustigheid volvoerden, die hun eere aandoet. Geen veroordeelende Magtspreuken, geen zwellend gebrom vult dit Boekdeeltje; maar bedaarde overweeging met de schaale des oordeels, in de hand van welverlichte Vaderlandsliefde gehouden. 't Is, onzes agtens, verre het gewigtigste van de Stukjes, het Ontwerp betreffende, in deeze Afdeeling aangeduid, en misschien heeft men rede om zich te beklaagen, dat het niet eerder bekend geworden is, en onder 's Lands Ingezetenen verspreid; misschien, schryven wy, dewyl het geheel niets heeft van dat, 't geen zo veele Vertoogen, Aanspraaken en Staatsstukken, waarlyk geenzins ten cieraad strekt, en eer gezegd mag worden te verblinden dan op te helderen; waar in men een toon aanneemt, die op het Volk, 't geen meest op klanken aast en zich met wind laat voeden, den bedoelden, en soms zeer ongelukkigen, indruk maakt. - Doch genoeg hier van! Aanpryzend hebben wy van dit te laat bekend geworden Rapport gesprooken. Het beloop van 't zelve zal eenigermaate kunnen strekken, om, daar de uitvoering aan het plan beantwoordt, onze Leezers, die het niet mogten kennen, te doen begrypen wat zy in dit over leezenswaardig Stukje te wagten hebben. In de eerste plaats draagen de Opstellers voor, hunne gedagten over ieder Titul van het Ontwerp van Constitutie. - In de tweede plaats trekken zy hunne aanmerkingen op die byzondere deelen van 't zelve zamen, en tragten die op den geheelen zamenhang toe te passen. - Ten derden deelen zy hunne gedagten mede, of het meergemelde Ontwerp, zo als het ligt, zou behooren te worden goedgekeurd, en daar door als eene vaste Staatsregeling voor het Bataafsche Volk worden aangenomen - dan wel of hetzelve zou behooren verworpen te worden. - Terwyl zy eindelyk, ten vierden, als een middelweg voorstellen eenige middelen, door welke de mogelykheid, en | |
[pagina 527]
| |
zelf, als het ware, de zekerheid, zou kunnen gebooren worden, om nog veele gebreken, welke uit den aart der zaake in het Ontwerp (om voorheen opgegeeven redenen) moesten zyn ingesloopen, te verhelpen; en de deelen van 't zelve, welke aan de grondbeginzelen niet getrouw of beantwoordende mogten zyn, tot dezelve te rug te brengen. Eer de Rapporteurs tot de laatstgemelde Afdeeling toetreeden, komen zy, naa de opgave en zamentrekking der beweegredenen, die met alle bedaardheid, welke door het geheele Stuk heerscht, worden voorgedraagen, en in verband met het te vooren beredeneerde moeten geleezen worden, tot dit besluit: ‘Het is dan, na eene rype overweeging van alle deeze en te vooren door ons opgenoemde bedenkingen, en van alles, wat wy tot hier toe tegen of voor het Ontwerp van Constitutie hebben aangevoerd gevonden, dat wy, voor ons zelven, en zonder ons gevoelen aan iemand ter waereld te willen opdringen, volkomen zyn geconvinceerd, dat het Ontwerp van Constitutie, zo als hetzelve door de Vertegenwoordigers van het Bataafsche Volk gearresteerd, en ter goed- of afkeuring aangeboden is, zou behooren goedgekeurd en als eene Staatsregeling voor hetzelve Volk aangenomen te worden.’ Zich met cordaatheid voor de Aanneeming in deezer voege verklaard hebbende, weegen de gebreken, welke in 't zelve gevonden worden, hun zo zwaar op 't harte, dat zy de Verhelpings- en Verbeteringsmiddelen opgeeven; die ook nu, naa de Verwerping, te stade kunnen komen, om een ander Plan te vormen. Zy eindigen met de herinnering aan eene Raadgeeving van den grooten franklin, een der meest beroemde en meest openhartige Republikeinen en Unitarissen van onzen Leeftyd, welke wy onzen Leezeren niet willen onthouden. - ‘Deeze zeide in de Staatsvergadering van America, toen de ontworpene Constitutie door alle de Leden stondt ondertekend te worden, tot zyne Collegas, in substantie; dat 'er verscheide zaaken in de Constitutie gevonden wierden, die hem niet smaakten; dat zulks ook zeker het geval zyner Medebroederen zou zyn; maar dat hy oud genoeg geworden was om te weeten, dat men niet te zeer aan zyne eigene denkbeelden moest gehegt zyn, en aan de omstandigheden weeten toe te geeven - dat hy daarom zich voor de aanneeming | |
[pagina 528]
| |
der Constitutie verklaarde, en van alle zyne Medeburgers verwagtte, dat zy niets onbeproefd zouden laaten, ten einde het Volk tot de Acceptatie aan te spooren. Dit gezegde werd eenpaarig toegejuichd - deeze les van dien achtingswaardigen Grysaart gevolgd, en de Americaansche Staat door eene byna eenpaarige aanneeming van de Constitutie gevestigdGa naar voetnoot(*).’ Van nog eene Byzonderheid, in dit Rapport voorkomende, moeten wy melding maaken. Dezelve betreft ‘de wyziging van het onvervreemdbaar regt, (gelyk zy spreeken,) der Maatschappy, om, ten allen tyde, wanneer zy het nuttig en noodig oordeelt, haare Staatsregeling te veranderen en van gebreken te zuiveren. - Deeze wyziging, wy hebben het voor u niet verborgen, is het grootste, het meest in 't oog vallende, gebrek in het Ontwerp 't geen u is aangeboden, en hoe zeer wy, zo als wy reeds te vooren gezegd hebben, dit recht voor zo heilig en onvervreemdbaar houden, dat het ééne geslacht voor het andere, of de ééne mensch voor den anderen, hetzelve niet mag wegschenken, zonder zich aan eene willekeurige daad schuldig te maaken, en derhalven de gemelde wyziging in het Ontwerp van Constitutie, uit hoofde vooral van de manier van stemming over hetzelve, niet verbindende | |
[pagina 529]
| |
kan geagt worden, wanneer de meerderheid der Stemgeregtigden zulks door den tyd anders mogt noodig oordeelen; zo hebben wy ons echter verpligt gevonden, ook hieromtrent een middenweg aan Ul. voor te slaan.’ Deeze middenweg bestaat in de ondertekening van een Declaratoir, agter het Rapport gevoegd, hoofdzaaklyk hier op nederkomende, ‘dat zy openlyk aan de Vertegenwoordigers des Bataafschen Volks, en dus voor het oog der geheele Natie, verklaarden, dat, in geval het gezegde Ontwerp voor de Constitutie des Bataafschen Volks werd aangenomen, zy voor hun, door die daad, niet wilden gerekend worden afstand gedaan te hebben van het onvervreemdbaar Regt eens vryen Volks, om zyne Constitutie te veranderen en te verbeteren, zo dikwyls het nuttig en voor het algemeene belang noodzaaklyk oordeelt - dat zy door hunne toestemming tot de aanneeming der Constitutie zich geenzins verbonden wilden rekenen, om dezelve geduurende den tyd van vyf agtereenvolgende jaaren te moeten behouden, ook zelfs wanneer die by de uitkomst mogt blyken onbestaanbaar te zyn met de Vryheid en het Geluk des Volks.’ Ondertekenaars, weeten wy, heeft dit Declaratoir gekreegen; wie, of hoe veel, is ons onbewust. Wy oordeelden deeze byzonderheid te moeten melden; dewyl wy vernomen hebben, dat juist dit Stuk een zeer algemeene steen des aanstoots was. |
|