van Gezondheid, welke door verschillende Gewesten overal verspreid zyn.’ De Heer van berkhey beschouwt dit als een zeer kostbaar en byna onuitvoerlyk werk; doch heeft waarschynlyk niet geweeten, in hoedanige betrekking die Officieren staan tot het Bureau van Gezondheid, welke iets van dien aart zeer practicabel maakt. Niet dat daar door onnut zouden moeten geacht worden de overige voorzorgen, voorheen in de Veepest genoomen, en door den Heer van berkhey op nieuws aangepreezen, dewyl dezelve buiten dien met groot voordeel kunnen worden in 't werk gesteld, en de eene zoort van Berichten tot volmaaking en opheldering der andere zal kunnen dienen.
Nog meerder slaat de Heer van berkhey den bal mis op p. 22, in zyne Aanmerkingen op het zeggen van den Hoogleeraar, dat de pols der zieke Beesten in de voorige besmetting van den aanvang reeds ras zwak en ongestadig was, doch in deeze Epidemie niet zo zeer zwak, maar in zommige beesten zelfs eenigzins hard. De Heer van berkhey schynt in zyne Aanmerkingen op deeze plaats niet gelet te hebben op de zo zeer verschillende eigenschappen van een rassen en een harden pols; want hy spreekt, op p. 24, van polsen, zo hard, dat ze schier niet te tellen zyn. Waren de termen van hard en snel, ten opzichte van den polsslag, woorden van ééne beteekenis, zo zoude men voorzeker moeten besluiten, dat de Hoogleeraar op de voormelde plaats zich zelven tegengesprooken, of ten minsten zeer verward geschreeven had. Dan daar de harde pols geheel iets anders is dan een rasse of snelle, en alleen bestaat in eene byzondere gespannenheid der slagader, eigen aan ontsteekingen, en ook eenigzins aan zuivere Catarrhale Koortsen, doch niet aan eene waare kwaadaartige Rotziekte; daar verder deeze eigenschap zo wel met een langzaamen als met een rassen pols kon bestaan, blykt het, dat alle de Aanmerkingen van den Heer van berkhey over dit stuk vervallen. Hebbende de Hoogleeraar niets anders met deeze Waarneeming beoogd, dan het meerder staaven van zyn gevoelen, dat de door hem waargenoomene Veeziekte van een meer goedaartigen Catarrhalen aart, en dus minder gevaarlyk en besmettend is, dan de voorige. Op de schryfwyze en zommige uitdrukkingen van den Schryver zoude ook veel kunnen worden aangemerkt; doch wy laaten het hier thans by berusten.