denkelyk, dan de voorige, beschouwen. Dan uit de waarneemingen, op verschillende plaatzen gedaan, heeft zeer wel een merkelyk verschillend besluit kunnen worden opgemaakt, zonder daarom de naauwkeurigheid van een der Waarneemeren te verdenken; dewyl deeze Ziekte, gelyk alle Epidemien en Epizoötien, door den zamenloop van doorgaans voor het oog verborgen omstandigheden, op verschillende plaatzen, hoewel gelyktydig, zeer veel in hevigheid, en dus, in den aart der tekenen en toevallen, merkelyk kan verschillen. Daar men intusschen thans in 't geheel niet meerder van den voortgang deezer Ziekte hoort, schynt men te moeten denken, dat de Leydsche Hoogleeraar, over het algemeen, nader aan de waarheid is gekomen, dan wel anderen, die de tegenwoordige Veepest, als volkomen overeenkomstig met de voorige, hebben beschouwd: dewyl dezelve alsdan, naar alle waarschynlykheid, reeds alomme, in dit Gemeenebest, zoude zyn uitgebrooken; daar men integendeel thans van dezelve niet meerder hoort spreeken.
Onder andere aanmerkelyke zaaken, welke in dit Bericht voorkomen, verdient onze byzondere aanmerking dat geen, het welk door den Schryver, aangaande den aart der besmetting deezer Ziekte, wordt voorgesteld; zynde Z.H. Gel. van gevoelen, dat de besmetting van kwaadaartige Zinkingskoortsen, Rotziekten, enz. alleen maar door levende, en niet door doode, lichaamen kan worden medegedeeld. Tot staaving van dit gevoelen beroept zich de Schryver, in de eerste plaats, op de menigvuldige ontledingen van menschelyke lyken, die door diergelyke kwaadaartige en besmettelyke ziekten waren weggesleept, door hem en door zyne leerlingen volbracht, zonder dat hen daar door ooit iets kwaads is overgekomen. Dan in 't byzonder ten opzicht der Veepest deelt hy mede de bevindingen van een aantal lieden, die, schoon zy in de nabyheid hunner wooningen de vellen en afval van verstorven Hoornvee verzamelden, echter hun levend Hoornvee gezond bewaarden. Onder anderen verhaalde een Schoenmaaker, onder Wychem, dat hy in de voorige Epidemie veel huiden van verstorven Vee in de nabyheid zyner levende Koeijen had gewoogen, en ook dagelyks met dezelfde morssige en bebloede Kruiwagen, met welke de vellen wierden weggebragt, het groen voeder voor zyne beesten had aangevoerd, zonder dat 'er iets nadeeligs uit was gevolgd. Nog verhaalt de Hoogleeraar het geval