Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1797
(1797)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis der Middel-Eeuw, door Eobald Toze; uitgegeeven door K.F. Voigt. Uit het Hoogduitsch vertaald. Ifte Deel. Handelende van de groote en algemeene volksverhuizing tot op den dood van Lotharius den II. Te Utrecht, by B. Wild en J. Altheer. In gr. 8vo. 327 bl.In eene Eeuw van Verlichting op de duistere Middel-Eeuw het oog te gaan vestigen heeft moeite in. Aangenaams en goeds kunnen wy ons daar van niet beloo- | |
[pagina 435]
| |
ven, of het moet gebooren worden uit de vergelyking van onzen stand met dien der Volken, in dagen, van welker aandenken wy als te rugge deinzen. Zelfvoldoening kan het schenken aan die met lucretius zeggen: ‘'t Is genoegelyk, aan Land staande, de zukkelingen van den Zeeman op den ongestuimen Oceaan te aanschouwen. - Doch niets is vermaaklyker, dan, van de hoogte der Weetenschap, neder te zien op de zodanigen, die op de paden der Dwaaling wandelen; niet om dat wy vermaak scheppen in eens anders ongelegenheid; maar om om dat 'er genoegen steekt in rampen te zien voor welke wy zelven vry zyn.’ Voigt, de Uitgeever van deezen arbeid van den by onze Landzaaten niet onbekenden Justitie-Raad en Professor tozeGa naar voetnoot(*), heeft niet kunnen nalaaten dit te voelen, en op te merken, als hy schryft: ‘Misschien zullen veele Leezers vermeenen, dat eene Geschiedenis der Middel-Eeuw niet dat aanloklyke bezitte, het welk eene Hedendaagsche Geschiedenis in zich bevat; en in de daad schynt dit denkbeeld ook niet ongegrond te zyn.’ - Doch dit stuk beredeneerd, mensch- en geschiedkundig behandeld, hebbende, verklaart hy: ‘Deeze bedenkingen schynen wel der Geschiedenisse van de Middel-Eeuw tot geene buitengemeene aanbeveeling te strekken.’ Waarop hy voortgaat om eenige gronden en overweegingen by te brengen, om de nuttigheid en noodzaaklykheid van dit meestal verwaarloosde deel der Geschiedenis te bewyzen. Wy twyfelen niet dit over te neemen. ‘Reeds’, zo laat zich de Uitgeever voigt hooren, ‘schynt deeze bedenking, dat tot eene volledige kennis der Geschiedenis ook die der Middel-Eeuw behoort, en dus dezelve niet kan veronachtzaamd worden, de beoefening van dit vak der Geleerdheid, min of meer, aan te pryzen; dewyl toch zeker een ieder na eene zo veel mogelyk uitgebreide kennis eener weetenschap zal tragten. Echter zyn 'er nog veel gewichtiger gronden, die hety beoefenen van de Geschiedenis van de Middel-Eeuw | |
[pagina 436]
| |
aanbeveelen. Wanneer, in de vyfde Eeuw der Christelyke Tydrekening, de met den gewoonen, ofschoon niet in alle opzichten gevoeglyken, naam van Volksverhuizing bestempelde gebeurtenis voorviel, en het Westlyke Romeinsche Ryk eindelyk door deeze Barbaaren geheel te gronde gebragt wierd, ontstonden 'er, in de tot hier toe aan de Roineinen onderworpen geweest zynde landschappen, nieuwe Staaten, die gedeeltlyk door andere even zulke woeste Volkeren spoedig onder 't juk gebragt en verwoest werden: terwyl door alle deeze omwentelingen de nog thans in ons Waerelddeel bloeijende Ryken en Staaten zyn voortgesprooten. - Ook ontstonden, in dit tydvak, de door deeze verschillende Natiën nog tegenwoordig gesprooken wordende taalen, welke men de leevende pleeg te noemen, en die door eene trapswyze beschaaving tot dien trap van volkomenheid gebragt zyn, waar in dezelven zich tot nog bevinden. Dan tot den tydkring, welke de Geschiedenis der Middel-Eeuw in zich bevat, behoort niet alleen de grondvesting en opkomst der thans bloeiende Ryken; maar ook de meesten van dezelven verkreegen ook in dit tydperk derzelver nog thans in werking zynde Staatsgesteltenis; ten minsten laat zich deeze, dewyl zy haar grond in de voorgaande had, niet genoegzaam beoordeelen en verstaan, wanneer men niet met geene, en de daar in van tyd tot tyd voorgevallene veranderingen, bekend is, die echter alleen door de Geschiedenis van dien tyd kan geleerd worden. Ook nog in onze tyden mangelt het niet aan voorbeelden, die de juistheid deezer aanmerking bewyzen; en het zy my geoorlofd, maar één derzelven alhier by te brengen. De onlangs ontstaane en nog niet bygelegde twist tusschen den Koning der beide Sicilien en den Paus, over de leenroerigheid deezer RykenGa naar voetnoot(*), zal men niet kunnen bevatten, wanneer men zich niet de trapswyze opkomst van deeze Ryken in de Middel-Eeuw, en de in de elfde Eeuw gedaane leenverlyding van deeze Landen aan de Normannen, herinnert. Ook is de oorsprong der aanzienlyke voorrechten, die deeze Koning insgelyks in het | |
[pagina 437]
| |
geestelyke bezit, al mede in dit tydvak te zoeken. De oorsprong van het Engelsch Parlement, de vergunning van het groot Charter, het welk nog tegenwoordig de voornaamste Ryksgrondwet van Engeland, en, in één woord, de grond van de hedendaagsche Engelsche Regeeringsvorm uitmaakt, is in den omtrek der Middel-Eeuw te vinden. - Eene Geschiedenis dus, die de vestiging en opkomst van de hedendaagsche bloeijende Ryken en Landen, als mede den oorsprong hunner Regeeringsvorm aanwyst, zonder kennis van welke veele in dezelve nog heden ten dage voorvallende Gebeurtenissen niet kunnen begreepen worden, moet voorzeker onze aandagt verdienen. Bovendien is ook de Geschiedenis van de Middel-Eeuw niet zo ontbloot van groote en merkwaardige Gebeurtenissen, als men gemeenlyk gelooft. Dit bewyst reeds de boven aangevoerde verdelging van het Romeinsche Ryk, en de daar op gevestigde gronding der nog thans in weezen zynde Landen en Staaten. Men ziet bestierders, den throon waardig, zodanige beschikkingen maaken, waar door hunne tot dien tyd toe weinig geachte en onderdrukte Natien tot eenen aanzienlyken trap van magt, van aanzien en invloed op de beslissing der Waereldgebeurtenissen van dien tyd verheven wierden. Men ziet ontwerpen vormen, waar door veele ten nadeele van het Menschdom ingesloopene wanordes weggenomen, of ten minsten verminderd wierden; en ontdekkingen doen, die op het welzyn van het menschlyk geslagt merkelyken invloed hadden. Het is waar, dat de woestheid en onweetenheid tot eene aanmerkelyke hoogte gesteegen was, doch door dit alles heen wordt men echter een schrander en vernuftig man gewaar, die ook eene opgeklaarde Eeuw niet tot schande zou verstrekt hebben, die door de hem omgeevende duisternis zogt heen te breeken, en, door het weldaadige licht der Weetenschappen, gelukzaligheid onder zyne medemenschen tragtte te verspreiden. - Byzonder ontdekt men op het einde der Middel-Eeuw, hoe de met de gelukkigste gevolgen vergezelde Gebeurtenissen tot de verdryving der groote woestheid, en de herstelling der Weetenschappen, hebben medegewerkt. De verovering van Konstantinopolen, door de Turken, dreef veele Grieksche Vlugtelingen naar Italien, die als toen de beoefening der klassische | |
[pagina 438]
| |
Schryvers wederom aan den gang bragten, en daar door den eersten grond lagen tot de herstelling der zo lang verloorene weetenschappen. Deeze voordeelen wierden door de omtrent ter zelver tyd uitgevondene Boekdrukkunst nog vermeerderd, en toen begon het menschlyk verstand zich van de boeijen der onweetenheid en barbaarschheid, waar onder het zo lang gezugt had, spoedig te ontdoen. - Aan eenen anderen kant onderging de tot hier toe in gebruik zynde Krygskunde eene geheele verandering door het uitvinden van het Buskruid; ook wierd daar door de inwendige gesteldheid der Staaten aanmerkelyk veranderd; gelyk mede in den Koophandel, en de door denzelven daar gestelde verkeering en verbintenis onder de volkeren, door de uitvinding van eenen nieuwen weg naar de Oost-Indiën langs de Kaap de Goede Hoop, en door de ontdekking van een nieuw Waerelddeel, tot eene groote omwending van zaaken aanleiding werd gegeeven. Alles is zo wel in de Staatkundige als in de Natuurlyke Waereld aan wisseling en verandering onderhevig. Groote en magtige Staaten zyn afgenomen en in verval geraakt, en andere hebben zich daarentegen tot eene aanzienlyke maate van gezag en aanzien weeten te verheffen. Wy zien, hoe eerst deeze, naderhand geene, Mogenheid de eerste in Europa geworden, en dan wederom door in 't oog vallende gebreeken, door misbruiken, en door eene te sterke beproeving haarer kragten, of door dezelve te boven gaande onderneemingen, van het toppunt haarer hoogheid ter neder gestort is; en wederom andere uit haare voormaalige zwakheid tot een verwonderenswaardig vermogen geraaken. Tot meerder dergelyke overweegingen zal ons het Tydperk, dat de Geschiedenis der Middel-Eeuw bevat, menigvuldige gelegenheden verschaffen.’ Zo veel zegt de Uitgeever tot aanpryzing zyner Schryfstoffe: wat de bewerking aanbelangt, de Schryver heeft alles uit de beste bronnen geput, uit de beste Schryvers gehaald, door hem ter staavinge en nader onderzoekinge steeds bygebragt. De schryfwyze is, schoon niet cierlyk, egter niet slordig. De schikking, die zeker moeite in hadt, zodanig, dat de overgang der Geschiedenisse van het eene Land tot het andere meestal natuurlyk en treffend, zo | |
[pagina 439]
| |
dat men onder het leezen de verplaatzing van het een in het ander Land op eene gevallige wyze ontwaart. Toze bezat die kunst, en deeze kwam in 't bewerken van dit vak der Geschiedenisse byzonder te passe, om den Leezer met den geest der Gebeurtenissen gemeenzaam te maaken. Zyne schikking in 't verhaal eener merkwaardige Geschiedenis, waar in meer dan één Ryk deelde, maakt, dat men het geheel te gemaklyker en op eene onafgebrokene wyze overziet. Hier door worden ook de afbreekingen en langwylige verhaalen vermydt. Het Deel, thans voorhanden, vervat Vier Boeken, welke deeze Opschriften en Tydaanduidingen op het voorhoofd draagen. - I Boek. Van de groote Volksverhuizing tot op het eindigen der Morovingische Stam. Zedert de vyfde Eeuw tot den Jaare 752. Een Tydvak van omtrent 350 jaaren. - II Boek. Zedert het eindigen der Morovingische Stam tot den Veldslag by Fontenay, die tot het verval des Franschen Ryks aanleiding gaf. Van het Jaar 752 tot 841. Negen en tachtig jaaren. - III Boek. Van den Veldslag by Fontenay, en het daar door veroorzaakte verval van het Fransche Ryk, tot aan het uitsterven, in het Mannelyk Geslacht, van de Saxische Keizerlyke en Koninglyke Stam in Duitschland. Van het Jaar 841 tot 1024. Honderd drie en tachtig jaaren. - IV Boek. Zedert het uitsterven der Mannelyke Saxische Keizerlyke en Koninglyke Stam in Duitschland tot op den dood van Keizer lotharius den II. Van het Jaar 1024 tot 1137. Honderd en dertien jaaren. Tot een klein staaltje van de schryfwyze in dit Werk gehouden, want volgende DeelenGa naar voetnoot(*) zullen ons wel gelegenheid tot uitvoeriger opleveren, diene 't geen hy van 's Pausen opkomst schryft. ‘De Spaansche en Fransche Kerken bleeven vry, en van de Romeinsche onafhangelyk. Doch het in Europa wyduitgebreide Christendom gaf gelegenheid, dat zo wel de nieuwgestigte als oude Kerken van de Romeinsche afhangelyk wier- | |
[pagina 440]
| |
den. Rome, de voormaalige Hoofdstad van het Aardryk, hadt, met den ondergang van het Westersche Keizerryk, deszelfs Heerschappy, magt en grootte, verlooren. Van haar nog overig gebleeven aanzien was zy door den Keizer justiniaan, na de vernietiging van het Oostgothische Koningryk, geheel beroofd geworden, en zy, benevens Italien, tot een Landschap van het Oostersche Keizerryk gemaakt. Doch in deezen toestand van haare vernedering plaatste zich daar in ongemerkt, en in stilte, eene nieuwe Heerschappy van eenen gansch anderen aart, die zich allengskens over alles, wat magtig en aanzienlyk in de waereld was, verhief, en alles aan haare Wetten onderwierp. - Dit is, in de daad, de grootste en zonderlingste gebeurtenis in de Geschiedenis der Middel-Eeuw, en het opkomen van dit nieuwe Ryk verwekt eene des te meerdere verwondering, dewyl het niet door middelen van Oorlog en Overwinningen is gestigt; maar op Leerstellingen, Meeningen en Woorden gegrond is, welke voornaamlyk hier op nederkomen; dat petrus door christus tot een Vorst der Apostelen, en, door mededeeling van het gezag om te binden en te ontbinden, tot zynen Plaatsbekleeder op Aarde gesteld is; dat petrus de eerste Bisschop in Rome is geweest, en dat zyne Opvolgers op den Bisschoplyken Zetel in zyne Rechten getreeden zyn. Dat alles, ofschoon het deels zeer twyfelagtig en deels zeer ongegrond was, wierd in dien tyd van de algemeen heerschende woestheid en onweetenheid als zeker en waarachtig aangenomen. En op deezen grond rust het wanstaltelyk Gebouw der Pauslyke Heerschappy en Gezag.’ Een Ryk in de duisternis der Middel-Eeuw opgekomen, 't welk, in de tegenwoordige Eeuw der Verlichting, na den ondergang helt, en door den Held buonaparte een slag is toegebragt, waar van het, zo te denken is, nooit zal opstaan. |
|