| |
| |
| |
Het leven van Paulus den Apostel, in Kerkelyke Redenvoeringen, uitgesprooken, in de Hervormde Gemeente van Breda en Amsterdam. Door Petrus Haack, te vooren, S.S. Theol. en Hist. Sacrae Professor, en Predikant te Breda, daarna Predikant te Amsterdam, en Lid van het Zeeuwsch Genootschap der Weetenschappen. Iste Deels 1ste Stuk. Te Amsterdam, by J. Allart, 1797. In gr. 8vo. 328 bl., behalven een Voorbericht van 12 bl.
De Eerw. haack, ook een dier Amsterdamsche Leeraaren, die niet langer hunne voormalige Gemeente van den openbaaren Leerstoel kunnen stichten, tracht dit eenigzins te vergoeden, door de uitgave van een aantal Kerkelyke Redenvoeringen, voorheen in de Hervormde Gemeenten van Breda en Amsterdam uitgesproken, met byvoeging van eenige aantekeningen, tot meerdere opheldering van voorgestelde gevoelens, of aanwyzing van Schryveren, by welken men daaromtrent kan te regt raaken.
Het geheele Werk, bepaaldelyk tot dat einde ingericht, om door de beschouwing van de voornaamste byzonderheden, van het leven van Paulus den Apostel, de ontwyfelbaare waarheid, en hemelschen oorsprong van den Christelyken Godsdienst, ter onderwyzing en vertroosting, die in de Godzaligheid is, voor te draagen, zal bestaan in drie Deelen, en elk dezer drie Deelen in twee Stukken uitgegeeven worden. In het eerste Deel, waarvan nog maar het eerste Stuk het licht ziet, wil de Schryver Paulus voorstellen, als Mensch, als Christen, en als Apostel, en dus zyne woedende vervolging, buitengewoone bekeering, en hemelsche roeping, tot een Apostel van den Heere Jesus Christus. - In het tweede zal gehandeld worden over de grootheid van zynen Geest, en verheeven Character, kenbaar uit zyn Godverheerlykend gedrag, onder de voornaamste lotgevallen zynes levens. - Eindelyk in het derde Deel over zyne uitneemende vorderingen in wysheid en heiligheid, in verscheidene gewigtige gedeeltens zyner Brieven.
In dit eerste Deels eerste Stuk ontvangt men vyf vry uitvoerige Leeredenen. De eerste over Hand. VIII:1, 3. heeft ten opschrift: Paulus een verwoester der Gemeente; de tweede over IX:1-4. Saulus blaazende dreigingen
| |
| |
en moord naby Damascus, door een groot licht uit dén hemel omscheenen; de derde over IX:5, 6, de nadere ontdekking van den Heere Jesus Christus, aan den ontroerden Saulus, op den weg van Damascus, en zyne eerbiedige onderwerping, aan den Heer der heerlykheid; de vierde over XXVI:16, 17. Saulus de vervolger krachtdadig geroepen tot een Apostel van den Heere Jesus Christus; de vyfde over XXVI:18, het heilryk oogmerk en heerlyk einde van Saulus roeping tot het Apostelschap, ter zyner onderrichting en bemoediging, aan hem bekend gemaakt door den Heere Jesus Christus.
Tot eene proeve van de wyze van behandeling moge eene korte opgave van den hoofdinhoud der eerste en vyfde Leerrede verstrekken.
In de eerste Leerrede geeft de Redenaar eerst verslag van 't geen gewyde en ongewyde Schryvers ons, omtrent den naam, afkomst en hoedanigheden van den Apostel Paulus, berichten. Hier wordt gehandeld over de naamen Saulus en Paulus, over de plaats zyner geboorte, zyne gestalte, opvoeding, geleerdheid, en uitmuntende hoedanigheden. Vervolgens beschouwt hy de gesteldheid van zyn hart, en gedrag in het bloeien zyner jeugd, toen hy blaakte in vyandschap en vervolging tegen de eerste Cristen Kerk, en de yverigste belyders van den verhoogden Zaligmaker. En hieruit worden dan de volgende Leeringen afgeleid. ‘1. Dat in Saulus, reeds in het bloeien zyner jeugd, eenen grooten yver uitblonk voor den Godsdienst zyner Vaderen, dien hy, tot dien tyd toe, als den eenigen waaren eerdienst van den hoogen God erkende, en verdeedigde. 2. Dat 'er, in geen tydvak van het menschelyk leeven, meer gevaar is, om in de snoodste zonden, en grootste buitenspoorigheeden, te vervallen, dan in de drift der jeugd. 3. Dat alle de kundigheeden, die het verstand, alle de goede hoedanigheeden, die anders den besten geest versieren, niet in staat zyn, den toomeloozen, door valschen Godsdienst-yver, verhit en verblind, in te teugelen, in het begaan van bloeddorstige en wreede vervolgingen, daar in de zulken onbezonne drift, omtrent Goddienstige begrippen, meermaal alle betrekkingen tot Volk en Vaderland, ja alle gevoel der menschelykheid, verdooft. 4. Dat 'er hier op aarde niets moeilyker is, dan het beoordeelen van Gods hoog en wys bestuur; daar hy door zyne magt en wysheid menschen dikwerf in hunne jeugd, naar allen uitwendi- | |
| |
gen oogenschyn, daartoe ongeschiktst, langs onverwachte en ongeziene wegen vormt, tot de gezegendste werktuigen voor het heil van Kerk en Vaderland. 5. Dat in een tyd, waarin de Kerk van Christus in bloei en luister toeneemt, zomtyds de grootste benaauwdheid en beangste vervolging naby is, die God echter, naar zyn eeuwig plan, doet
medewerken ten goede van zyn volk.’
In de vyfde of laatste Leerrede worden drie hoofdzaaken in overweeging genomen. 1. Het heilryk oogmerk van de zending van Paulus, om hunne oogen te openen, en hen te bekeeren van de duisternisse tot het licht, en de magt des Zatans tot God. 2. Het Godverheerlykend einde, dat hy daardoor by Joden en Heidenen bereiken zoude, opdat zy vergeeving der zonden ontvangen, en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Jesus. 3. Hoe gepast de voordragt dezer zaaken, voor den Koning Agrippa, door den gevangen Apostel geschied is. De twee eerste byzonderheden zyn eigenlyk gezegd alleen de hoofdzaaken, waarover in deze Leerrede wordt gehandeld, bl. 276-310. Van 't laatste wordt maar met een woord gerept, bl. 310-312. Evenwel wordt ten slotte, daar de Leeraar ter toepassing overgaat, gezegd, ziet daar de drie gewichtige hoofdzaaken onzer verklaaring toegelicht, wy kunnen uit deze woorden, drie voornaame waarheden, in onzen hervormden Godsdienst erkend, afleiden, en die ter onzer leering, bestuuring en vertroosting, met toepassing op ons zelven, overdenken. Zoogenaamde toepasselyke leeringen zyn dan hier de drie volgende. ‘1. Gelyk elk mensch, van natuure geestlyk blind, en onder de magt der duisternis is, zoo bezeft hy zulks niet, hoe duidelyk dit ook de Heilige Schrift leert, voor dat God hem de oogen opent, en hem bekeert. 2. Zal iemand van de duisternis tot het licht, en van de magt des Zatans tot God, worden overgebragt, hy moet den Heere Jesus Christus door het geloof leeren kennen, als den eenigen en volkomen Zaligmaker. 3. Zy alle, die van God bekeering en vergeeving der zonde ontvangen, zullen, van alle duisternis verlost, eens deelen in de erve der heiligen in het licht.’ Wy kunnen niet gelooven, dat Paulus by deze woorden dat alles gedacht heeft, het geen haack 'er mede verbindt. Zou derzelver zin, overeenkomstig den styl en leertrant des N.T., niet eenvoudig hierop neerkomen.
| |
| |
Ik zal u gebruiken, om onder dit volk, en onder de Heidenen, door de verkondiging myner leer, verlichte begrippen te verspreiden, en hen van de slaverny der zonde tot den zuiveren eerdienst van het hoogste Weezen over te brengen, opdat zy, door eene hartelyke omhelzing van mynen Godsdienst, vergeeving der zonden en aanspraak op alle die heilgoederen erlangen, welke den geenen ten deele vallen, die zich aan den dienst van God toewyden.
'Er is in onzen tyd zoodanige overvloed van gepaste hulpmiddelen tot eene betere, op onbetwistbaare uitlegregels gegronde, Bybelverklaaring voorhanden, dat men zich waarlyk moet bedroeven, dat zoo veelen, ook zulken, wien 't anders niet aan schranderheid en beleezenheid ontbreekt, nog steeds voortgaan, de eerwaardige Schriften, zonder smaak en oordeel, te behandelen, en, door overal eigen begrippen en vooronderstellingen in te draagen, geheel te ontluisteren en te misvormen.
Wy willen voor 't overige over de wyze, waarop Kerkelyke Redenvoeringen behooren samengesteld te worden, wanneer zy, gelyk haack zegt zich voorgesteld te hebben, het geschiktst zyn zullen, om de toehoorers wyzer en beter te maaken, met niemand twisten; maar kunnen echter geenzins ontveinzen, dat wy gaarne in deze Leerredenen veel nodeloozen omslag, en ydele vertooning van kwalyk geplaatste geleerdheid, vermyd, het geen daarin waarlyk belangryk voor Godsdienstige vergaderingen kan gerekend worden, beter ontwikkeld, en de meeste onderwerpen dezer Kerkelyke Redevoeringen, ter bereiking van het bedoelde einde, geheel anders behandeld zouden gezien hebben.
In de Aanteekeningen is ons, onder anderen, bl. 26, deze misslag in 't oog gevallen, dat hemsterhuis de uitgeever genoemd wordt van twee Redevoeringen van chrysosthomus, welke niet door dien grooten Man, maar door valckenaer, zyn in 't licht gegeeven. |
|